BOODSCHAP VOOR DE VASTENTIJD 2017
Het Woord is een gave. De ander is een gave
Beminde broers en zusters,
De Veertigdagentijd is een nieuw begin, een weg die leidt naar een zeker doel: het Pasen van de Verrijzenis, de overwinning van Christus op de dood. En deze tijd richt tot ons altijd een dringende uitnodiging tot bekering: een christen is geroepen naar God terug te keren “van ganser harte” (Joël 2, 12) om zich niet tevreden te stellen met een middelmatig leven, maar te groeien in de vriendschap met de Heer. Jezus is de trouwe vriend die ons nooit in de steek laat, omdat Hij, ook wanneer wij zondigen, geduldig wacht op onze terugkeer naar Hem en Hij met dit wachten zijn wil om te vergeven duidelijk maakt (vgl. Homilie tijdens de mis, 8 januari 2016).
De Veertigdagentijd is het gunstige ogenblik om het leven van de geest te versterken door de heilige middelen die de Kerk ons aanreikt: vasten, gebed en aalmoezen. Aan dit alles ligt Gods Woord ten grondslag en in deze tijd worden we uitgenodigd hiernaar te luisteren en het met grotere volharding te overwegen. Hier zou ik in het bijzonder willen blijven stilstaan bij de parabel van de rijke man en de arme Lazarus (vgl. Luc. 16, 19-31). Laten wij ons inspireren door deze zo betekenisvolle bladzijde, die ons de sleutel aanreikt om te begrijpen hoe wij moeten handelen om het ware geluk en het eeuwige leven te bereiken door ons aan te sporen tot een oprechte bekering.
1. De ander is een gave
De parabel begint met het voorstellen van de hoofdpersonen, maar het is de arme die gedetailleerder wordt beschreven: hij bevindt zich in een hopeloze situatie en heeft niet de kracht zich weer op te richten, hij ligt voor de poort van de rijke en eet de broodkruimels die van zijn tafel vallen, hij heeft wonden over zijn hele lichaam en de honden komen deze likken (vgl. vv. 20-21). Het tafereel is dus somber; het toont een mens beroofd van zijn waardigheid en vernederd.
De scène blijkt nog dramatischer, als men bedenkt dat de arme Lazarus heet: een naam vol beloften, die letterlijk betekent “God helpt”. Daarom is dit personage niet anoniem, het heeft heel nauwkeurige trekken en presenteert zich als een individu met wie men een persoonlijke geschiedenis in verband kan brengen. Terwijl hij voor de rijke als het ware onzichtbaar is, wordt hij voor ons bekend en bijna vertrouwd, hij wordt een gelaat; en als zodanig een gave, een onschatbare rijkdom, een wezen dat door God gewild, bemind, herinnerd wordt, ook als zijn concrete situatie er een is van een mens die als afval wordt beschouwd (vgl. Homilie tijdens de mis. 8 januari 2016).
Lazarus leert ons dat de ander een gave is. Een juiste relatie met mensen bestaat erin hun waarde in dankbaarheid te erkennen. Ook de arme aan de poort van de rijke is niet een hinderlijke sta-in-de-weg, maar een oproep om zich te bekeren en van leven te veranderen. De eerste uitnodiging die deze parabel aan ons doet, is de poort van ons hart voor de ander te openen, omdat iedere persoon een gave is, zowel onze buur, als de onbekende arme. De Veertigdagentijd is een gunstige tijd om de poort te openen voor iedere behoeftige en in hem of haar het gelaat van Christus te herkennen. Ieder van ons ontmoet ze op zijn weg. Ieder leven dat ons tegemoet komt, is een gave en verdient onthaal, respect, liefde. Gods Woord helpt ons onze ogen te openen om het leven op te nemen en het lief te hebben, vooral wanneer het zwak is. Maar om dit te kunnen doen is het noodzakelijk ook hetgeen het evangelie ons betreffende de rijke man openbaart serieus te nemen.
2. De zonde verblindt ons
De parabel brengt meedogenloos aan het licht welke tegenstellingen er zijn in het leven van de rijke (vgl. v. 19). Dit personage heeft in tegenstelling tot de arme Lazarus geen naam, hij wordt alleen maar gekwalificeerd als “rijke”. Zijn weelde manifesteert zich in de overdreven weelderige kleding die hij draagt. Purper was immers zeer kostbaar, meer nog dan zilver en goud, en daarom was het voorbehouden aan godheden (vgl. Jer. 10) en koningen (vgl. Re. 8, 26). Byssus was een bijzonder linnen dat aan iemands lichaamshouding een bijna sacraal karakter verleende. Dus de rijkdom van deze man is buitensporig, ook omdat er gewoonlijk iedere dag mee werd gepronkt: “Iedere dag vierde hij uitbundig feest” (v. 19). In hem krijgt men op dramatische wijze een glimp te zien van de verdorvenheid van de zonde, die op drie achtereenvolgende ogenblikken wordt verwezenlijkt: de liefde voor het geld, de ijdelheid en de hoogmoed (vgl. Homilie tijdens de mis, 20 september 2013).
De apostel Paulus zegt dat “geldzucht de wortel van alle kwaad is” (1 Tim. 6, 10). Zij is de hoofdoorzaak van verdorvenheid en een bron van afgunst, twist en argwaan. Geld kan ons zelfs zo gaan overheersen dat het een tirannieke afgod wordt (vgl. apost. exhort. Evangelii gaudium, 55). In plaats van een instrument te zijn dat ons ten dienste staat om het goede te doen en de solidariteit met de anderen te beoefenen, kan het geld ons en heel de wereld onderwerpen aan een egoïstische logica die geen ruimte laat voor liefde en vrede in de weg staat.
De parabel laat ons vervolgens zien dat de hebzucht van de rijke hem ijdel maakt. Zijn persoonlijkheid verwezenlijkt zich in schone schijn, in het aan anderen laten zien van wat hij zich kan veroorloven. Maar de schijn maskeert de innerlijke leegte. Zijn leven zit gevangen in uiterlijkheid, de meest oppervlakkige en vergankelijke dimensie van het bestaan (vgl. ibid., 62).
De laagste trap van dit morele verval is de hoogmoed. De rijke man kleedt zich als was hij een koning, hij wendt de houding van een god voor, daarbij vergetend dat hij eenvoudigweg een sterveling is. Voor een mens die door de liefde voor rijkdom is verdorven, bestaat er niets anders dan het eigen arme ik, en daarom komen de personen die hem omgeven, niet in zijn blikveld. De vrucht van het aan geld gehecht zijn is dus een soort blindheid: de rijke ziet de arme niet die met wonden is overdekt en gebroken in zijn vernedering.
Wanneer men naar dit personage kijkt, begrijpt men, waarom het evangelie zo duidelijk is in de veroordeling van de liefde voor geld: “Niemand kan twee heren
dienen: hij zal de een haten en de ander liefhebben, ofwel de een aanhangen en de ander verachten. Gij kunt niet God dienen én de mammon” (Mat. 6, 24).
3. Het Woord is een gave
Het evangelie van de rijke en de arme Lazarus helpt ons om ons goed voor te bereiden op Pasen dat nadert. De liturgie van Aswoensdag nodigt ons ertoe uit een ervaring te beleven gelijk aan die welke de rijke op een zeer dramatische wijze beleeft heeft. De priester herhaalt bij het aanbrengen van de as op het hoofd de woorden: “Bedenkt dat gij stof zijt en tot stof zult gij wederkeren”. De rijke en de arme sterven immers beiden en het belangrijkste deel van de parabel speelt zich in het hiernamaals af. De twee personages ontdekken onverwachts dat “wij in deze wereld niets hebben meegebracht en er ook niets uit kunnen meenemen” (1 Tim. 6, 7).
Ook onze blik opent zich voor het hiernamaals, waar de rijke een lange dialoog heeft met Abraham, die hij “vader” noemt (Luc. 16, 24.27) en daarmee laat hij zien dat hij deel uitmaakt van Gods volk. Deze bijzonderheid maakt zijn leven nog tegenstrijdiger, omdat er tot nu toe nog niets was gezegd over zijn relatie met God. Er was in zijn leven inderdaad geen plaats voor God, omdat hijzelf zijn eigen god was.
De rijke man herkent alleen temidden van de folteringen van het hiernamaals Lazarus en hij zou willen dat de arme zijn lijden met een beetje water zou verlichten. De gebaren die van Lazarus worden gevraagd, zijn gelijk aan die de rijke had kunnen maken en die hij nooit heeft gemaakt. Toch legt Abraham hem uit: “Gij hebt tijdens uw leven uw deel van het goede gekregen en op gelijke manier Lazarus het kwade; daarom ondervindt hij nu hier de vertroosting, maar gij wordt gefolterd”(v. 25). In het hiernamaals herstelt zich een zeker evenwicht en worden de kwade dingen van het leven gecompenseerd door het goede.
De parabel gaat verder en vertegenwoordigt zo een boodschap voor alle christenen. De rijke, die nog levende broers heeft, vraagt Abraham immers Lazarus naar hen toe te sturen om hen te waarschuwen; maar Abraham antwoordt: “Zij hebben Mozes en de profeten; laten ze naar hen luisteren” (v. 29). En ten aanzien van de tegenwerping van de rijke voegt hij toe: “Als ze naar Mozes en de profeten niet luisteren, zullen ze zich ook niet laten overreden, als er iemand uit de doden opstaat” (v. 31).
Zo komt het ware probleem van de rijke naar voren: de wortel van zijn kwaad is: niet luisteren naar Gods Woord; dit heeft hem ertoe gebracht God niet meer lief te hebben en dus de naaste te verachten. Gods Woord is een levende kracht die in staat is bekering op te wekken in het hart van de mensen en de persoon opnieuw te richten op God. Zijn hart sluiten voor de gave van God, die spreekt, heeft ten gevolge dat men zijn hart sluit voor de gave van een broeder of een zuster.
Geliefde broeders en zusters, de Veertigdagentijd is de gunstige tijd om zich te vernieuwen in de ontmoeting met Christus die leeft in zijn Woord, de sacramenten en de naaste. De Heer – die in de veertig dagen in de woestijn de listen van de Verleider heeft overwonnen – wijst ons de weg die wij moeten volgen. Moge de Heilige Geest ons geleiden om een ware weg van bekering af te leggen, om de gave van Gods Woord opnieuw te ontdekken, gereinigd te worden van de zonde die verblindt, en Christus te dienen, die aanwezig is in onze behoeftige broeders en zusters. Ik moedig alle gelovigen aan deze geestelijke vernieuwing ook tot uitdrukking te brengen door deel te nemen aan de vastenacties die veel kerkelijke organisaties in verschillende delen van de wereld bevorderen om de cultuur van de ontmoeting
binnen de menselijke familie te doen groeien. Laten wij voor elkaar bidden dat wij, aan de overwinning van Christus deelachtig, onze poorten weten te openen voor de zwakke en de arme. Dan zullen wij ten volle de vreugde van Pasen kunnen beleven en hiervan kunnen getuigen.
Vanuit het Vaticaan, 18 oktober 2016. Feest van de heilige Lucas, evangelist FRANCISCUS
Vertaling: drs. H.M.G. Kretzers
Copyright: Liberia Editrice Vaticana/SRKK