NIEUWSBRIEF 1
Pretoria (Zuid-Afrika), 12 augustus 2012
Beste vrienden, De afgelopen weken hebben we afscheid moeten nemen, vanwege mijn verblijf in Zuid-Afrika voor het komende jaar. Graag wil ik jullie laten weten dat ik goed ben aangekomen in Pretoria, er heel gastvrij ben onthaald door het missiegezin Furgino (met hun zes kinderen) en andere leden van het katechisten-team die de verantwoordelijken zijn van de Neo-katechumenale weg hier in Zuid-Afrika. Als er iets is, waar ik me géén zorgen over had hoeven maken, dan is het wel dat ik te weinig om handen zou hebben in dit land, waar ik als volslagen vreemdeling naar toe ben gekomen. Al direct na mijn aankomst op zaterdag 4 augustus, was er een bijeenkomst met studenten van de universiteit van Pretoria, waar een levendig contact met de studenten me liet zien dat de mensen hier in Zuid-Afrika open staan voor het geloof en – in dit geval studenten – niet schromen hun vragen te stellen. Het zou te ver voeren om alle activiteiten van de afgelopen week te beschrijven. Ik denk dat jullie een volgende nieuwsbrief anders zouden gaan plaatsen onder ongewenste e-mails! In grote lijnen bestaan onze bezigheden uit het geven van katechesen (momenteel in een nabij gelegen parochie (twee avonden per week) aan zo’n 80 (!) parochianen), waarna de deelnemers als een geloofsgemeenschap verder kunnen gaan (als ze dat willen). In Pretoria en Johannesburg zijn sinds februari van dit jaar reeds vier gemeenschappen ontstaan, die twee vieringen per week hebben, waar we zoveel mogelijk proberen bij aanwezig te zijn. Dat betekent dat we voor de Mis van bijvoorbeeld afgelopen zaterdagavond zo’n drie uur met de auto onderweg zijn geweest. Voor de gemeenschappen is het echter belangrijk dat er een priester is (hoe wil je anders de Mis vieren..). Maar voor een gemeenschap is het ook belangrijk contact te onderhouden met de katechisten, en daarvoor moet soms heel wat gereisd worden! Daarnaast bezoeken we ook alle priesters van het bisdom om ons voor te stellen en onze diensten aan te bieden. De bisschop van Pretoria (net als verschillende andere bisschoppen hier in Zuid-Áfrika) staan heel open voor de Neo-katechumenale weg. Zo is er hier in Pretoria een middag geweest waar 90 % van de priesters aanwezig was, bij de voorstelling van de Neo-katechumenale weg. Vervolgens worden de priesters door het team ook persoonlijk bezocht. Het is een uitzondering als een priester negatief reageert. Net als in Nederland ziet met ook hier de noodzaak om verdieping aan te bieden. Weliswaar worden de Missen hier nog goed bezocht, maar mensen gaan even gemakkelijk naar een andere kerk (bijv. de Pinkstergemeente), als die dichterbij is, of omdat men er iets vindt dat wij (als Katholieke Kerk) niet geven. De gesprekken met de priesters, parochianen en mensen van de gemeenschappen zijn voor hierbij mij heel leerzaam. Belangrijk is blijkbaar dat men niet alleen de sacramenten ontvangen, maar ook zijn geloof verdiept en elkaar in een (kleine) gemeenschap werkelijk leert kennen om samen de weg van het geloof te gaan. Het probleem van Communicantjes die hun ‘Eerste en laatste Communie’ op dezelfde dag vieren, is ook hier geen onbekend fenomeen, of ouders die hun kinderen naar een Mis brengen en buiten in de auto wachten totdat de Mis voorbij is.. (How small is the World!). Over de cultuur, de natuur, de historie van Zuid-Afrika zal ik jullie niets vertellen. Die kunnen jullie, beter dan ik het zou kunnen, ook op internet vinden. Wel wil ik jullie enkele indrukken vertellen, in deze eerste week in Zuid-Afrika.
DE VELE GEZICHTEN VAN ZUID-AFRIKA.
Zuid-Afrika kent vele gezichten. In dit land (dat vier keer zo groot is als Italië) heb je woestijnen en bergen, prachtige kusten en stranden en savanes met de ‘big fives’ (de leeuw, buffel, leopard, neushoorn en de olifant). Ook de mensen verschillen. Men maakt (grofweg) onderscheid tussen de ‘zwarten’ (een woord dat je hier kunt gebruiken, zonder dat het discriminerend klinkt), de ‘kleurlingen’ en de ‘blanken’. Maar daarnaast zijn er Zoeloes, Sutu’s en nog heel wat andere groepen met hun eigen taal. Sinds de afschaffing van de apartheid zijn er ‘nieuwe rijken’ gekomen, die merendeels zwart zijn. Pretoria dat voorheen een ‘witte stad’ was, waar zwarten alleen maar met een pasje in mochten om er te werken, is nu bijna helemaal zwart. Ook Johannesburg is aan de zwarten ‘overgedragen’. Het probleem is echter dat deze niet altijd in staat zijn om alles in stand te houden, zoals het onder de blanke ‘overheersing’ geregeld was. Zo is Johannesburg één van de gevaarlijkste steden ter wereld geworden en hebben de blanken in een deel van Johannes een ‘nieuw Johannesburg’ gebouwd. Ook wat de welvaart betreft kent Zuid-Afrika vele gezichten. Op zich is de levensstandaard niet slecht (zeker als je naar de rest van Afrika kijkt), maar wat ontzettend opvalt (om niet te zeggen: schokt) is hoe armoede en rijkdom soms letterlijk naast elkaar wonen. Op enkele minuten van een prachtige wijk als ‘Waterkloof’ (met villa’s zoals je die in Nederland alleen in Wassenaar aantreft), ben je in een ’township’. Hier wonen enkele honderdduizenden (!) mensen letterlijk in huizen van golfplaten en allerlei afvalmateriaal. De grootste en bekendste ’township’ is Sowetho, vlakbij Johannesburg, waar zo’n 2 miljoen (!) bij elkaar wonen. Voor deze mensen geldt de wet van de jungle: ‘Probeer te overleven. Hoe, dat is aan jou’. Aan de ene kant kent Zuid-Afrika bijvoorbeeld hele mooie autowegen (tenminste stukken die gereed zijn) en hebben de mensen er de nieuwste auto’s. Maar als je dan aan de kant van weg mensen plotseling in hutjes ziet leven, waan je je plotseling een eeuw terug. Eén van de gevolgen van de armoede is (uiteraard) de criminaliteit. Johannesburg – zoals al gezegd – is één van de gevaarlijkste steden ter wereld, met zo’n twee à drie moorden per dag. Maar ook in Pretoria beschermen mensen die een (redelijk tot goed) huis hebben dit, alsof het een fort is: prikkeldraad en hoogspanning omringt hier niet alleen individuele huizen, maar soms ook groepen huizen of flats, waar ik niets bijzonders aan zie. De armoede drijft de mensen echter tot gevaarlijke dingen. Zo staan er bij ieder stoplicht bedelaars. Zodra je moet stoppen voor rood licht, komen ze naar je auto toe. Het beste is dan, om direct alle deuren te vergrendelen. De dag voordat ik aankwam (vrijdag 3 augustus j.l.) werd de moeder van het missiegezin, waar ik te gast ben, bij een stoplicht bijna beroofd. Omdat haar kinderen, die bij haar in de auto zaten begonnen te schreeuwen en de man (die nota bene een mes in zijn hand had en de autosleutels uit het contact probeerde te trekken) op zijn arm begonnen te slaan, liep het met een sisser af. Je beurs draag je hier ook altijd in de broekzak aan de voorzijde van je broek, en je vraagt om moeilijkheden als je ’s avonds na zonsondergang nog de straat opgaat.
HET MOEILIJKSTE WAT IK HEB MEE GEMAAKT.
Voor mij was de stap naar Zuid-Afrika groot. In hele grote lijnen wist ik wel waar ik aan zou gaan deelnemen (het geven van missionaire katechesen, vanuit de Neo-katechumenale weg, en het opzetten van nieuwe gemeenschappen), maar daarmee was ook alles gezegd. Het was dan ook een sprong in het diepe, die ik met enige angst en beven heb gemaakt. Ik moet echter bekennen, dat ik heel zacht ben geland! De ontvangst en het samenleven met de mensen hier in huis (voorlopig wonen we in gebouwen die de bisschop van Pretoria ter beschikking heeft gesteld) is allerhartelijkst. We werken, bidden, eten samen, terwijl Francesco Radaelli mijn ‘socius’ is, met wie ik het komende jaar op zal trekken. Hij is de broer – voor wie haar uit de 1e gemeenschap in Roermond kennen – van Maria, getrouwd met Luca Zuccherini. Kortom: het gaat me goed! Dat ik (voor het eerst in 50 jaar) zelf mijn was moet doen en strijken, ervaar ik als één van de hele praktische lessen waar je blijkbaar nooit te oud voor bent! Ook het rijden aan de linkerkant van de weg is – tot nu toe – zonder kleerscheuren verlopen. Het verkeer is echter gevaarlijk. Je moet continu op je hoede zijn voor het rijgedrag van de ander. Afgelopen zaterdagavond (11 augustus) kwamen we ’s avonds rond een uur of tien terug van een Mis in het Zuiden van Johannesburg. Midden op de vierbaans autoweg stonden politiewagens en ambulances, omdat er een ongeluk had plaats gevonden. In eerste instantie deed ik, wat ik meestal deed: doorrijden. Maar Francesco zei me gelukkig dat er gewonde mensen op de weg lagen. We zijn toen gestopt om te zien of ik als priester mijn diensten kon aanbieden. Wat ik toen heb mee gemaakt, was het zwaarste wat ik tot nu heb meegemaakt. Tussen de wrakstukken van auto’s, ambulances en politiewagens lagen vier mensen op de weg. Met drie van hen kon ik spreken. Ofschoon ze héél ernstig gewond waren, en ik vrees of ze het hebben overleefd, reageerden ze met een glimlach (!!) toen ik zei dat ik een priester was. Ik kon hen in deze vreselijke toestand, waarin gevochten werd voor hun leven, woorden van bemoediging toespreken, hen de absolutie geven en hen sterken met het geloof dat hun leven blijkbaar bezielde. Maar toen zag ik een verpleegster zitten bij een klein kind (ik schat het een jaar of vijf): het had het ongeval niet overleefd en was dood.. Neerknielend bij dit kleine kind, voelde ik me ook zelf zó klein: hier was iedere menselijke hulp niet meer mogelijk. Maar zelfs op zo’n moment blijkt hoe ons diepste fundament God is, aan wie ik dit kind – zijn kind – heel bijzonder heb toevertrouwd. Bid voor de moeder, vraag ik jullie, die – zwaar gewond – dit groot verlies moet dragen!
HOE MENSEN HIER HET GELOOF BELEVEN.
Bij dit auto-ongeluk kwam ik bij één van de vier gewonden, aan wie ik vroeg of hij katholiek was. Hij zei van ‘nee’, hij was Anglicaan, waarop ik hem vroeg waarom hij een rozenkrans vasthield. “Die heb ik hem gegeven” zei de verpleegster die bij hem was. Of je in Nederland van iemand van het ambulance-personeel bij een ernstig ongeluk een rozenkrans krijgt, als ze je – heel professioneel overigens – helpen, betwijfel ik. Op het eerste gezicht lijkt het geloof veel meer verspreid en veel dieper te zitten dan in onze streken. In Missen met bijvoorbeeld Zoeloes wordt er gezongen en gedanst; een Mis van twee uur is géén uitzondering! Ook is het contact met priesters veel directer als in Nederland. Men spreekt je op straat of in de supermarkt zonder schroom aan over het geloof. Toch is de secularisatie en het relativisme niet aan Zuid-Afrika voorbij gegaan. Zo kunnen de ‘nieuwe – vaak zwarte – rijken’ nóg meedogenlozer zijn dan de blanken ten tijde van de Apartheid. Het kerkbezoek loopt door de jaren heen terug, en priesters weten niet goed hoe ze hier iets aan kunnen doen. Men heeft begin jaren negentig het project ‘Renew’ ingevoerd, waarbij mensen in ‘small Christian communities’ thuis samenkomen. Het probleem is echter dat het leken zijn die dit leiden, die hiervoor soms te weinig vorming hebben gehad. Bovendien lijkt het – tenminste in de parochie die ik tot nu toe heb bezocht – een formule te zijn die z’n kracht grotendeels verloren heeft. Men beleeft het samen-vieren van het geloof weliswaar heel intens, maar tegelijkertijd mag je je afvragen hoe diep het gaat; hoe persoonlijk hun Godsrelatie is en hoe groot hun kennis van het geloof. Daarom probeert men op allerlei manier catechese te geven, maar de situatie lijkt hierin op Nederland: de kinderen die de 1e Communie of het Vormsel willen ontvangen, komen – verplicht – naar de catechese, maar daarna is men weg. Of, zoals iemand mij vanmorgen zei: “In de jonge Kerk gaf men catechese aan de volwassenenen zegende men de kin deren; nu geeft men catechese aan de kinderen en zegent men de volwassenen”. Vanmorgen bezochten we een priester van een Thomas (More)-parochie. Een jonge parochie, waar men probeert met allerlei activiteiten mensen bij elkaar te brengen, waarbij men tegelijkertijd open staat voor de nieuwe bewegingen van de Heilige Geest. Ik moest denken aan die andere Tomasparochie, die ik verlaten heb: de overeenkomsten waren frappant. Blijkbaar zijn mensen ten diepste hetzelfde, ondanks zoveel verschillen die op het eerste gezicht opvallen. Het is alsof je thuis komt, ook als ik in – voor mij totaal onbekende – parochies komen, om met mensen de Mis te vieren. Zo mocht ik gisteravond in de kathedraal van Pretoria (een kerk letterlijk ‘om de hoek’, die overigens stukken kleiner is dan de ‘kathedraal van het Veld’!), de Mis vieren met de parochiepriester die in z’n jonge jaren ‘Mister Body Building South Africa’ was! Een priester van 85 met wie ik samen aan het altaar mocht staan. Ik hoop dat ik iets van zijn innerlijke kracht en geloof mag groeien in mij, die daarin nog een lange weg te gaan heb. Lieve vrienden, het is een lange brief geworden. Ik zal het proberen korter te houden in de toekomst en – zodra ik weet hoe dat moet – foto’s meesturen. Ik vergeet jullie niet. Alle goeds Hans kreuwels
2e NIEUWSBRIEF vanuit Pretoria (Zuid-Afrika), 24 augustus 2012
Beste vrienden, Bij mijn vertrek begin augustus, heb ik gezegd dat ik zou proberen om de paar maanden een nieuwsbrief te schrijven. Welnu, dat lukt me niet…. , het worden er veel meer! Zoveel indrukken en ervaringen wil ik niet zomaar langs mee heen laten gaan, maar ze ook met jullie delen. Is het ‘overdone’? De delete-knop zit op je toetsenbord! Zoals gezegd ben ik betrokken bij missiewerk hier in Zuid-Afrika. Dat neemt niet weg dat we af en toe ook een uitstapje kunnen maken. Zo bezochten we een paar dagen geleden het ‘voortrekkersmonument’, waar de geschiedenis van de (Nederlandse) boeren uitvoering wordt uitgebeeld. Vanuit een 40 meter hoge toren heb je een prachtig uitzicht over Pretoria, een stad met zo’n drie miljoen inwoners. Zaterdag 18 augustus konden we naar één van de vele natuurreservaten, vlak buiten Pretoria. Zebra’s, springbokken, struisvogels, ja zelfs neushoorns passeerden – letterlijk – ons pad. Met name de neushoorns, op nog géén tien meter van onze auto, bezorgden ons onvergetelijke momenten! HET NEOKATECHUMENAAT Gemeenschappen, Missiegezinnen, Missio-ad-gentes, Seminaries, Itineranten en katechisten… Mijn verblijf hier in Zuid-Afrika is echter geen ‘Safari-vakantie in Zuid-Afrika’. Het is een mogelijkheid om deel te nemen aan een bijzondere vorm van evangelisatie, zoals die vanuit het ‘Neo-katechumenaat’ wordt beleefd. Het ‘Neo-katechumenaat’ is in feite geen ‘beweging’, zoals er vele andere ‘nieuwe bewegingen’ zijn in de Katholieke Kerk (zoals de Charismatische Vernieuwing, Geloof & Licht, Communione & Liberazione en vele anderen), maar een weg om het geloof van het doopsel dieper te beleven. In de jaren zestig trok de Spanjaard Kiko Arguëllo naar de krottenwijken van Madrid, om daar samen met de armen het evangelie te leven. Het enige wat hij meenam was zijn gitaar en zijn Bijbel. Al snel sloten mensen zich bij hem aan, en zo ontstond een eerste gemeenschap van mensen die samen het geloof deelden en leefden. Toen de bisschop van Madrid ter ore kwam wat er zich in de krottenwijken van zijn bisdom afspeelde, vroeg hij Kiko om ook naar de steden te komen. Daar bleek dat de mensen echter niet zo gemakkelijk konden worden overgehaald om een levende geloofsgemeenschap te vormen. Een eerste stap zou vanaf dat moment dan ook gaan bestaan uit het geven van een aantal catechesen. Voor velen werd het een (her-)ontdekking van het geloof, een herontdekking ook van het doopsel, dat de meesten weliswaar als baby al hadden ontvangen, zonder daar ooit op te zijn voorbereid. Toch kent de Kerk een zeer intense voorbereiding op het doopsel, het zogenaamde ‘katechumenaat’. Een volwassene die gedoopt wordt, volgt deze weg van voorbereiding, die langere tijd kan duren. Belangrijker dan het ontvangen van het doopsel is dan ook het leven dat je gaat leiden. Pas als iemand de tekens van het geloof (eenheid en daadwerkelijke naastenliefde) kon laten zien, werd iemand in de Jonge Kerk (in de eerste eeuwen) dan ook pas toegelaten tot het doopsel. Maar ook na het doopsel gingen deze voorbereiding (in de vorm van catechesen) door. Zoals ik in mijn vorige brief al schreef, zei iemand me dezer dagen: “In de jonge Kerk gaf men catechese aan de volwassenen en zegende men de kinderen; nu geeft men catechese aan de kinderen en zegent men de volwassenen”. Welnu, om deze oorspronkelijke weg van groei in het geloof opnieuw aan de Kerk te geven, is het Neo-katechumenaat ontstaan. Het is weliswaar géén katechumenaat voor hen die nog gedoopt moeten worden (ofschoon ook dat mogelijk is), maar vooral hen die ná hun doopsel alsnog deze weg willen gaan. Vandaar dat paus Paulus VI dit charisma het ‘Neo-katechumenaat’ heeft willen noemen. In veertig jaar tijd is er een geweldige groei geweest. Momenteel zijn er zo’n 1 ½ miljoen mensen die deel uitmaken van een gemeenschap, waar men samen deze weg van geloofsverdieping gaat, door wekelijks samen te komen rond een viering van het Woord van God, rond de Eucharistie op de zaterdagavond en – ongeveer ééns per zes weken – bij een ‘conviventie’: een bijeenkomst op de zondag, waar men elkaars ervaringen deelt en elkaar zo beter leert kennen als ‘broeders en zusters’. In deze gemeenschappen ontdekken mensen vaak ook een bijzondere roeping. Zo zijn er jongens die priester willen worden. Het vorig jaar was er, na de Wereldjongerendagen in Madrid, een bijeenkomst van Kiko met jongeren van ‘de Weg’ (een afkorting van ‘de Neo-katechumenale Weg’). Zo’n 150.000 jongeren waren bijeen (dat is zo’n 10 % van alle jongeren die naar de Wereldjongerendagen was gekomen). Op de vraag of degenen die zich geroepen voelden om priester te worden, zich te melden, kwamen zo’n 5000 (!) jonge mannen naar voren. Op de vraag aan de meisjes om naar voren te komen, als zij zich geroepen voelde voor het leven als kloosterling, kwamen zo’n 3000! Op zich zou je kunnen denken: dat is een opwelling, ingegeven door een massa-bijeenkomst waar een bijzondere sfeer heerst. Dat kan. Maar tegelijkertijd begint na deze eerste ‘presentatie’ een tijd van onderscheiding. In ieder bisdom zijn er katechisten (mensen die de plaatselijke gemeenschappen leiden), die deze jongens en meisjes gedurende langere tijd (soms jarenlang) begeleiden, voordat deze zich kunnen melden bij een klooster of seminarie. In de praktijk blijkt dat één op de drie uiteindelijk priester gewijd zal worden en uitgezonden wordt naar een land, ergens op deze aarde. Begin jaren negentig liet paus Johannes Paulus II Kiko weten dat het goed zou zijn om een eigen seminarie voor deze roepingen te openen. Een seminarie waarbinnen de jongens de Weg konden blijven volgen, zoals ze dat tot dan toe hadden gedaan: binnen een plaatselijke geloofsgemeenschap. Behalve de vorming in een zogenaamd ‘Redemptoris Mater-seminarie’ (‘Moeder van de Verlosser’), blijven deze seminaristen dan ook deel uit maken van een geloofsgemeenschap in de buurt van het seminarie. Het aantal priesterroepingen is door de jaren heen echter zo gegroeid dat ná het eerste ‘Redemptoris-Mater-seminarie’ in Rome, er nu zo’n tachtig seminaries zijn ontstaan, waaron in Nederland één in Haarlem en één vlak bij Cadier en Keer, zo’n zeven jaar geleden. Pastoor Wilson Varela (afkomstig uit Colombia) is de eerste wijdeling van dit nieuwe seminarie, en nu ook de eerste pastoor van ‘de Weg’ in ons bisdom. Zijn kapelaan Alejandro is eveneens afkomstig van dit seminarie. Maar ook in Zuid-Afrika sta ik midden in deze ‘storm van de heilige Geest’, die zoveel in beweging brengt. Dezer dagen zijn er met twee bisschoppen gesprekken geweest die lieten weten open te staan voor zo’n Redemptoris Mater-seminarie. En in het huis waar ik verblijf, zijn er – tijdens hun vakantie – tevens zeven seminaristen op vakantie. Een ‘vakantie’ die echter grotendeels bestaat uit het mee doen met evangelisatie-activiteiten! Behalve roepingen tot het priesterschap en het kloosterleven zijn er ook gezinnen opgestaan die zich geroepen weten om in een ander land (tot in China toe!) te gaan wonen, om daar de Kerk te steunen door er te midden van de plaatselijke bevolking hun leven als katholiek gezin gewoon te leven, en zo een teken te zijn van Gods goedheid voor ieder van ons. Je werk, huis, familie, school, ja alles achterlaten om naar een vreemd land toe te gaan, klinkt ongetwijfeld als ongelooflijk, ja wellicht dwaas. En in zekere zin is het dat ook. Maar, ‘wat kwetsbaar is en dwaas voor de wereld, is juist uitverkoren door God’, schrijft Paulus in één van zijn brieven. Hebben de missionarissen van weleer niet hetzelfde gedaan? En is de navolging van Christus niet uiteindelijk voor ieder van ons een uitnodiging om te vertrouwen op Gods voorzienigheid? Ik sta verbaasd als ik kijk hoe God inderdaad in alles voorziet. Dino Furgione (de verantwoordelijke van de Neo-katechumenale weg in Zuid-Afrika) had een hoge functie bij Telecom in Italië. En zelfs nu hij hier woont, wordt hij regelmatig benadert door Telecom in Zuid-Afrika om bij hen te komen werken. Maar hij heeft, samen met zijn vrouw en kinderen, alles achter gelaten om zijn leven te geven voor de missie in dit land. Wie dan voor hem zorgt? God zorgt, maar God zorgt ook door de harten van mensen te openen. Zo heeft de bisschop van Pretoria een verdieping van zijn bisdomgebouwen ter beschikking gesteld, waar me momenteel met zo’n vijftien personen wonen. Maar er zijn ook mensen die horen van hun werk en ons met giften steunen. Wij Nederlanders willen het liefst alles verzekeren. We hebben zelfs een ‘levensverzekering’, maar wat krijg je dan als je sterft? Broodjes bij een koffietafel en een advertentie in de krant! Wat dat betreft is God een betere Levensverzekering! En hoe broos en precair het leven van een missiegezin ook is, ik ben nog geen enkel missiegezin tegengekomen dat heeft moeten zeggen dat God hen in de steek heeft gelaten! Een eerste reactie bij het horen van de ‘sprong in het diepe’ van missiegezinnen, kan zijn dat men het onverantwoord vindt met betrekking tot de kinderen. Hoe kun je kinderen nu ‘zomaar’ weghalen uit hun vertrouwde omgeving om in een ander land op te groeien? , mijn socius, zelf geboren in een missiegezin, vertelde me het volgende. “Meerdere van mijn broers en zussen hebben ook zelf weer een missiegezin gesticht. Niet allemaal, overigens: één van mijn zussen woont in Italië (mijn vaderland) en is daar getrouwd. Maar zij zegt: Als het omwille van mijn kinderen was, gunde ik hen om óók in een missiegezin op te groeien, want de ervaringen die je daar mee maakt, zul je in een gewoon gezinnetje nooit hebben”. En Francesco – geboren in Italië, maar opgegroeid in een missiegezin in Amsterdam – is het vorig afgestudeerd technisch ingenieur, maar heeft er voor gekozen om nu als ‘itinerant’ (vertaal het maar met ‘leken-missionaris’) een paar jaar zijn leven te geven voor de missie van de Kerk.
HET VERHAAL VAN VERONICA
Een hele andere roeping is die van oudere mannen of vrouwen, die vaak al met pensioen zijn, van wie de kinderen al op eigen benen staan, en die zich geroepen weten om de missie te steunen met de mogelijkheden die zij hebben. Zo worden de Redemptoris-Mater-seminaries ‘gerund’ door singels of echtparen die hun leven geven voor de toekomst van de kerk. Sommigen werken (bijvoorbeeld) als econoom, of zorgen op een andere manier voor het onderhoud van het seminarie. Natuurlijk is het ook financieel een geweldige steun als deze mensen letterlijk ‘pro Deo’ hun diensten aanbieden, maar het maakt van het seminarie tegelijkertijd een familie van broeders en zusters die zich allen geroepen weten om hun leven te geven voor de missie. Bij het missiegezin Furgione (bij wie ik deze weken verblijf) hoort ook Veronica. Zij is al zo’n twintig jaar bij een gemeenschap van het Neo-katechumenaat in Kaapstad. Haar man is een paar jaar geleden overleden en haar kinderen hebben ondertussen zelf een gezin gesticht. Toen zij de familie Furgione leerde kennen begreep zij, dat deze mensen hun werk voor de missie in Zuid-Afrika alleen maar konden vervullen als ze hulp kregen bij de opvang van de kinderen en in de huishouding. En zo heeft zij haar diensten aan deze familie aangeboden en is komen inwonen bij dit gezin. Voor Dino en Roberta betekent dat, dat zij soms ook voor enkele dagen rond kunnen trekken om de gemeenschappen te bezoeken óók in en rond Kaapstad (zo’n 1600 km van Pretoria verwijderd). Je zou Veronica dan ook gerust de ‘zorgende engel’ kunnen noemen, die voorziet in noden, waar wij – bewoners van het huis – soms te vanzelfsprekend gebruik van maken! Maar Veronica heeft ook haar eigen geschiedenis die nauw verbonden is met de geschiedenis van dit land, waar je hier in Zuid-Afrika dagelijks mee wordt geconfronteerd:.
APARTHEID.
“Vóór de Apartheid leefden wij, blanken, zwarten en kleurlingen, gewoon samen in Zuid-Afrika”, zo vertelt Veronica. “In één straat kon je mensen van verschillende huidskleuren aantreffen. Niet dat iedereen dezelfde rechten en mogelijkheden had, maar we leefden wel in dezelfde straat. Maar toen kwam ‘Apartheid’. Men wilden ons letterlijk ‘apart’ hebben. Iedereen die niet-blank was, werd gedwongen de ‘witte wijken’ te verlaten. Een volgende stap was om mensen naar hun huidskleur en afkomst bij elkaar te brengen in aparte thuislanden. Daar moest men zelf maar zorgen hoe men overleefde, terwijl men in het blanke Zuid-Afrika kon komen werken, als men tenminste over een pasje beschikte. De townships waar mensen van verschillende huidskleuren woonden, werden met bulldozers plat gewalst en mensen werden gedeporteerd naar afgelegen streken, zonder welke vorm van opvang ook. Ook ik moest met mijn ouders de wijk verlaten waar ik als kind gewoond had. Maar ondertussen had ik mijn toekomstige man, Phil, leren kennen. We wilden trouwen. Het was toen 1971. Maar hij was blank en ik kleurling. Trouwen was niet mogelijk vanwege de ‘wet op de onkuisheid’: blanken mochten niet trouwen met zwarten of kleurlingen. Deden ze dat toch, dan verloren ze hun werk. Maar onze liefde voor elkaar was groot en zo besloten we om naar een priester toe te gaan met de vraag ons in het geheim te trouwen. Hij weigerde echter, omdat ook hij onder de wet stond, die het als een zwaar vergrijp zag als men aan dit soort gemende huwelijken meewerkte. Toch liet hij ons weten dat ons verlangen om te trouwen gerechtvaardigd was… Wij besloten toen om in het geheim als man en vrouw te gaan samenleven en woonden vervolgens in een caravan op een plaats waar de mensen ons niet kenden. Omdat mijn man van Portugese afkomst was, en daardoor een licht getinte huid had, hield men hem voor een kleurling en gingen de mensen in onze omgeving ervan uit dat het in orde was. Maar op zijn werk wisten ze niets van ons huwelijk en meende men dat hij als vrijgezel door het leven ging. Ons eerste kind werd geboren en het werd steeds moeilijker om in het geheim een echtpaar te kunnen zijn. Als we samen naar de stad wilden gaan, moesten we dat héél vroeg ’s morgens doen, om zo weinig mogelijk mensen tegen te komen. Mijn man bezat echter ook een paspoort van Rhodesia (het huidige Zambia), omdat hij er als kind enkele jaren had door gebracht. Om te kunnen trouwen besloten we daarom Zuid-Afrika – met pijn in het hart – te verlaten en ons in Rhodesia te vestigen. Daar trouwden. Maar na zes maanden kwam er op een avond het bericht dat we binnen 24 uur het land verlaten moesten hebben, omdat ik géén paspoort van Rhodesia had. Gingen we niet, dan zouden we worden gearresteerd. Halsoverkop hebben we Rhodesia verlaten, om noodgedwongen weer terug te keren naar Zuid-Afrika, en wel naar Kaapstad, waar ook onze ouders woonden. We hadden ondertussen drie kinderen van 5, 4 en 3 jaar oud. Ik vergeet nooit hoe we in Kaapstad aankwamen en onze kinderen met de andere kinderen in een speeltuin mee wilden spelen. De speeltuin was echter ‘enkel voor blanks’. En toen ze op een bank wilden gaan zitten, was die ook ‘enkel voor blanks’. In de bus mocht mijn man (als blanke) gaan zitten; ik en de kinderen als kleurling moesten achter in de bus (bij de ‘niet blanks’) blijven. Winkels, bioscopen, openbare toiletten, treinen, noem maar op, overal stond het er: ‘whites’ en ‘no whites’. Het was een scheiding die ook in ons huwelijk voor de nodige problemen zorgden. Steeds weer moest mijn man kijken of hij als ‘blanke’ of als ‘kleurling’ moest handelen. Als gezin zochten we ons een woning. Voor mijn man betekende dat echter dat hij in groot gevaar was: zou iemand hem – die officieel blank was – aangeven, dan zou hij vanwege het overtreden van de wet die gemengde huwelijken verbood, niet alleen geen werk meer vinden, maar zou men hem ook op allerlei andere manieren het leven zuur maken. Zijn ouders hadden hem al verstoten, zodra ze gehoord hadden van ons huwelijk. Voor hen was hun zoon ‘verloren’. Pas toen ons vierde kind geboren was, kwamen ze ons voor het eerst bezoeken. De aantrekkingskracht van hun kleinkinderen had uiteindelijk gewonnen. Sinds dat eerste bezoek zijn ze vaker gekomen en is de relatie steeds sterker geworden. De kinderen stonden echter op mijn naam en gingen daarom ook naar een ‘gekleurde school’. Als kinderen van een ongehuwde moeder hadden ze echter géén i.d.nummer gekregen en zo werden ze – zelfs als leerlingen van een gekleurde school – buitengesloten als er bijvoorbeeld sportactiviteiten waren buitenschools. Mijn man was echter ‘white at work, colored at home’ (blank op z’n werk; kleurling thuis). Zelf had ik ondertussen werk gevonden in een supermarkt ‘Pick & Pay’. Nu is het een supermarktketen met vele vestigen doorheen het land. Het bijzondere was dat kleurlingen er niet alleen het allerminste werk mochten verrichten, maar ook promotie konden maken. En zo gebeurde in mijn geval. Natuurlijk kon ik niet de baan van een blanke krijgen, maar de baas gaf mij steeds meer verantwoordelijkheden. God was zo goed voor mij. Hij heeft mij altijd geholpen. Hij zorgde voor alles. Zo werd ik na twee jaar benoemd om mee te werken in het hoofdkantoor waar ik mee de zorg had voor de salariëring. Ik als enige kleurling te midden van blanken! Onze directeur, Raymond Akkerman, die Jood was, was z’n tijd ver vooruit. Hij wilde iedereen helpen, met name de armen, maar kwam zo regelmatig in aanvaarding met de overheid. Tijdens een televisieprogramma zei hij dat zijn deur voor iedereen open stond. En dat was ook zo. Hij at zelfs met zijn gekleurde personeel in dezelfde kantine ; iets wat ongehoord en niet getolereerd werd tijdens de Apartheid. Van alle kritiek en dreigementen trok hij zich echter niets aan. Met Kerstmis bezocht hij alle filialen van ‘Pack & Pay’ en gaf al zijn personeel, ja ook de zwarte schoonmakers, persoonlijk een hand en de beste wensen voor de feestdagen. Het duurde tot 1994 voordat de Apartheid werd afgeschaft. Maar zelfs nu kom je nog blanken tegen die zich niet onder de niet-blanken willen begeven en hun ‘ras’ willen houden. Zo is er in Johannesburg een grote wijk waar je vrijwel alleen blanken tegen komt, die je – ofschoon de wet niet meer aan hun kant staat – duidelijk laten merken dat je aanwezigheid als ‘niet blanke’ niet gewenst is. God zij dank, is het einde van de Apartheid niet gepaard gegaan met wraak, maar is de ‘commissie van waarheid en verzoening’ erin geslaagd blanken, zwarten en kleurlingen ervan te overtuigen dat alleen een Zuid-Afrika waarin plaats is voor iedereen, de toekomst heeft. Moge God dit Afrika zegenen”. Veronica Op de school waar de kinderen van het missiegezin naar school gaan, mocht ik een paar keer de Schoolmis mee vieren. Bij deze een paar foto’s van de kinderen van deze school: blank, kleurling en zwart op één school! Het ga jullie goed, fr.hans 3e NIEUWSBRIEF vanuit Pretoria (Zuid-Afrika), 5 september 2012 Beste vrienden, Wie door Zuid-Afrika reist, wordt continu herinnert aan de Nederlandse geschiedenis. Niet alleen het ‘Afrikaans’ (dat ons vreemd in de oren klinkt, maar heel goed te begrijpen is), maar ook allerlei plaatsnamen verwijzen naar Nederland. Amsterdam, Delft, Utrecht, je komt ze hier allemaal tegen. Over een maand zullen Francesco en ik naar Oudtshoorn gaan (een plaats in het zuid-westen van Zuid-Afrika, ten oosten van Kaapstad). Maar voordat we naar deze plaats zullen verhuizen, van waaruit we onze evangelisatiereis mogen voortzetten, zijn we eerst op bedevaart gegaan naar Ngome, om de voorspraak van Maria af te roepen voor de evangelisatie van Zuid-Afrika. In 1955 is Maria hier in Ngome verschenen aan een zuster, Reinolda, waarbij Maria zichzelf ‘Tabernakel van de Allerhoogste’ noemde. Tijdens de verschijning verscheen voor haar borst een Hostie. “Ik ben één met mijn Zoon, zoals ik één was met Hem onder het kruis”, zo luidde haar boodschap, terwijl ze aan zuster Reinolda vroeg om ons te laten weten dat ook wij geroepen zijn om als levende hosties één te zijn met Jezus. Op de plaats die ze aanwees werd een kapel gebouwd, waar nu – vooral in het weekend – duizenden pelgrims naar toe komen.
Maria in Ngome
Vanuit Pretoria is het echter zo’n 600 kilometer rijden, terwijl de plaats Ngome niet eens met de GPS te vinden is. Het enige wat we op een website konden vinden, waren de coördinaten, maar die brachten ons ’s avonds laat op een plaats waar géén heiligdom te bekennen was, ‘in the middle of nowhere’. Het was voorwaar geen gemakkelijke, maar tegelijkertijd ook een mooie reis. Onderweg (600 km!) reden we door een prachtig landschap, waar we springbokken en struisvogels, dorpjes met lemen hutten, zagen maar ook door moderne stadjes reden waar zelfs Mac Donalds niet ontbrak. Een spannende reis ook, zeker toen op de snelweg waarop we met zo’n 120 kilometer per uur vooruit konden komen, plotseling – direct achter de heuveltop die we namen – een koe midden op de weg bleek te staan! Door snel te reageren zijn wij (en de koe) er met de schrik af gekomen. Ik was blij dat het geen neushoorn was! De laatste zestig kilometer bleken echter niet geasfalteerd te zijn, terwijl om 18.00 uur de duisternis invalt (en dan is het hier écht donker!). Uiteindelijk ontmoetten we ‘s avonds rond een uur of negen drie mannen met een ‘bakkie’ (een pickup), die medelijden met ons hadden omdat ze begrepen dat we echt de weg kwijt waren. Ze zijn de verdere weg naar het heiligdom voor ons uit gereden, anders, zo vrees ik, zouden we die nacht in onze auto hebben moeten overnachten. Maar niet alleen deze drie ‘redders in de nood’ mochten we op onze pelgrimstocht ontmoeten. Op de heenweg stopten we in een willekeurig dorp bij een kerk met de vraag of we er de Mis mochten vieren. Na afloop van de Mis werden we uitgenodigd om te blijven eten, terwijl we voor de terugweg dringend werden uitgenodigd om opnieuw langs te komen, hetgeen we dan ook hebben gedaan, om vervolgens op een warme maaltijd getrakteerd te worden. De dagen in het Heiligdom van Ngome waren heel bijzonder. Omdat er belangrijke beslissingen genomen moeten worden voor de evangelisatie in Zuid-Afrika, had Dino (de verantwoordelijke van de evangelisatie in Zuid-Afrika) ons op weg gestuurd naar dit Heiligdom. Onze eerste dag in Ngome, de feestdag van ‘Maria Koning van de hemel’, bleek – toeval of niet – precies de datum te zijn van de eerste verschijning van Maria in 1955. Het gebed dat hier gebeden wordt, begint (in het Engels) met ‘Redemptoris Mater’, de naam die ook gebruikt wordt voor de seminaries van het Neo-katechumenaat. En dat was juist één van onze bijzondere intenties: om Maria te vragen voor een Redemptoris Mater-seminarie voor Zuid-Afrika! Na deze bedevaart van drie dagen, waren we vervolgens weer net op tijd terug in Pretoria om aanwezig te zijn bij de viering waarin de bisschop (Mgr.William Slattery) de mensen die de catecheses deze weken hadden gevolgd, de Bijbel te overhandigen. Een bijzondere avond, waarbij de mensen niet schroomden om hun ervaringen te vertellen. Iemand vertelde hoe hij géén geloof meer had, maar door ‘toeval’ naar deze catecheses waren toe gekomen. Een ander getuigde hoe hij vol haat was tegenover iemand die hij de dood toewenste, maar dat hij tijdens de boeteviering tot het besef kwam dat hij niet alleen zelf vergeving moest vragen voor zijn eigen tekorten, maar ook zijn aartsvijand de hand moest reiken en bereid moest zijn ook zelf te vergeven. Tijdens het weekend dat deze catecheses afsloot, kwamen zo’n vijftig personen. Op de zondagmiddag lieten ze – zonder uitzondering – weten zeer geraakt te zijn door de afgelopen twee maanden van catechese en ook door de Eucharistieviering van de zaterdagavond, die voor hen – zoals één van hen zei – was alsof de hemel boven hen open ging. Allen willen verder gaan als gemeenschap die zich vervolgens twee keer per week (in een Woord- en een Eucharistieviering) zal ontmoeten. Afrikaanse mensen kunnen, ook in de ‘gewone’ Mis van de zondag, héél enthousiast zijn. Ze zingen en dansen en het lijkt alsof ook de tijd géén rol speelt. Maar tegelijkertijd kent de Kerk ook hier z’n problemen. Mensen hebben er géén probleem mee om de Katholieke Kerk in te verwisselen voor een kerkgemeenschap waar nóg meer gezongen wordt, of die eenvoudigweg dichter bij hun huis ligt! Veel pastoors laten ons weten dat ze ook in hun parochies de jongeren na het Vormsel niet meer terugzien, hetgeen voor de toekomst van de Kerk natuurlijk desastreus is. Hoe desastreus, kan ik hen uit eigen ervaring vertellen… Vanuit dit gezichtspunt is de Kerk in Nederland/Europa twintig jaar voor, en kan men van ons leren hoe het niet moet… ‘Example Holland is a bad example’, moeten we hen laten weten. Dat veel mensen hier (nog) naar de kerk komen, wil niet zeggen dat het goed gaat met de Kerk. Aantallen kunnen heel bedrieglijk zijn. In de zestiger jaren zaten de kerken in Nederland immers ook nog bomvol met mensen, die echter vanaf de zeventiger jaren de Kerk massaal verlaten hebben. Datzelfde kan ook in Zuid-Afrika gebeuren! Mensen zingen graag, dansen graag, en staan ook open voor het Woord van God, maar tegelijkertijd kan hun geloofsbeleving ook oppervlakkig blijven. Wat me sterk is opgevallen, is dat de mensen hier heel gevoelig zijn voor buitengewone verschijnselen. Mensen spreken graag over wat ze in hun dromen hebben gezien. Ze horen stemmen van mensen die niet aanwezig zijn (vooral als het donker is), ze hebben sterke ervaringen van ‘krachten’, van aangeraakt worden door iets of iemand dat ze niet kunnen zien, enzovoort. Als ze je hierover vertellen, willen ze een verklaring krijgen over hun ‘dromen’, en zijn ze teleurgesteld als ik hier met Hollandse nuchterheid op antwoord. Het lijkt bijna alsof een oude natuurreligiositeit nog altijd voorleeft in mensen die zich omringd weten door allerlei geesten, die hen vooral bang maken. Tegelijkertijd betekent dit dat men ook werkelijk geraakt kan worden als in de catechese de Blijde Boodschap verkondigd wordt, dat God onvoorwaardelijk van ons houdt. Overigens is deze ‘aandacht voor het mysterieuze/paranormale’ iets wat ook in Nederland geen onbekend verschijnsel is. Hoe vaak ben ik in Roermond-Oost niet gevraagd om een huis uít te zegenen (in plaats van ín te zegenen), omdat men overtuigd is dat er kwade geesten aanwezig zijn?! Des te verder men van de openbaring van de Kerk geraakt, des te gemakkelijker komt opnieuw een honger naar boven naar allerlei andere ‘bovennatuurlijke openbaringen’. Wat opvalt is echter dat de boodschap van al deze dromen en visioenen meestal totaal onduidelijk is. Bovendien brengen deze ‘openbaringen’ niet zozeer rust en vrede maar eerder onrust en angst. Niet bepaald een teken van de Heilige Geest! Tijdens een straatmissie, waarbij we twee aan twee in het centrum van Pretoria mensen aanspraken, blijkt echter tegelijkertijd hoe open men staat om de ervaringen van het geloof te delen. Niemand wees ons af, als we vroegen om onze geloofservaringen te mogen delen. Bijna iedereen gaf aan gelovig te zijn, te bidden en ook thuis te lezen in de Bijbel. Natuurlijk betekent dit niet dat ze allemaal ‘vrome katholieken’ zijn, maar het verschil met Nederland (Europa) is, wat dit betreft, wel héél sterk. Bij straatmissies in Nederland zul je er van uit moeten gaan afgewezen te worden. Hier kan het gebeuren dat iemand bijvoorbeeld vertelt dat ondanks allerlei problemen (geen werk, ziekte enz.), God altijd trouw is. In menig gesprek leken de rollen eerder omgekeerd te zijn en werden wij gesterkt door de getuigenissen die mensen ons gaven van hun geloof. Op 27 augustus zijn we met ons zessen (een andere priester, twee seminaristen, Francesco – mijn socius – en ik) naar een andere plaats verhuisd ten Noorden van Pretoria. We slapen met z’n tweeën in een kamer van 4 x 4 meter. De privacy is natuurlijk sterk beperkt, maar de communio in ons team is sterk. We bidden dagelijks samen, eten samen en bezoeken samen de plaatsen waar we welkom zijn (of niet). We leven van wat mensen ons geven. Momenteel zijn we een paar weken bij paters ‘Stigmatines’ te gast, die in een gemeenschap van vijf paters tevens pastoors zijn in de omliggende parochies. De bisschop zag dat de verdieping boven zijn kantoren overvol begon te raken (we leefden daar soms met twintig personen, waarbij minimaal twee een slaapkamer moesten delen), en heeft voor ons deze paters benaderd, die ons gastvrij hebben ontvangen. Moge de Heer het hen honderdvoudig vergoeden! Ondertussen bereiden we ons voor onze missie in Oudtshoorn, een uitgestrekt bisdom waar we honderden kilometers zullen moeten reizen van de ene parochie naar de andere om er catecheses te geven. Samen met Clive en Tracy (een echtpaar van rond de zestig) zullen we het team van dit grote bisdom gaan vormen. Clive en Tracy hebben momenteel geen auto (ze moeten rondkomen van een mager pensioentje), terwijl missie zonder auto onmogelijk is! Vandaar mijn vrijmoedige vraag – alleen bedoeld voor hen tot wie de Heer spreekt en de mogelijkheden heeft – om ons te helpen. Zonder auto kunnen we weinig tot niets. We zullen dus een tweedehands auto moeten kopen, zodat we met ons vieren de Weg kunnen vervolgen om dit belangrijke werk te kunnen doen. De afgelopen jaren heb ik de kinderen van de missiegezinnen bij de voorbeden in de Mis altijd horen bidden voor ‘een nieuwe auto’ (blijkbaar gaan de auto’s van missiegezinnen altijd stuk, of zijn ze na een tijdje te klein!). Nu ben ik het die moet bidden en bedelen om een auto… Sommigen vragen mij hoe het mij persoonlijk gaat. Welnu, ik geniet van alle nieuwe ervaringen ofschoon het leven ook hier natuurlijk niet altijd gemakkelijk is. Wat ik mis is het wekelijkse zwemmen en het fietsen. In Pretoria kom je geen fiets tegen. De meeste straten in het centrum van deze metropool zijn vierbaans; van fietspaden heeft men hier nog niet gehoord. Na drie weken heb ik besloten om dan maar te gaan rennen. Iedere ochtend lachen de ‘blacks’ en ‘coloreds’ zich dan ook rot, als ze Francesco en mij met onze witte benen voorbij zien rennen. Belangrijker echter dan het sporten, het weer, het verkeer of de wildparken, zijn de ervaringen die we hier mogen opdoen met de mensen die we ontmoeten. Over één van deze ervaringen, hieronder iets meer.
ZUSTERS MOEDER TERESA
Op woensdag 29 augustus hebben we de zusters van Moeder Teresa (officieel ‘The sisters of charity’) in het Noorden van Pretoria bezocht. Na een uur door townships gereden te hebben, vonden we uiteindelijk in een eenvoudig gebouwtje, de plaats waar de zusters leven en voor de allerarmsten zorgen. Je zou je kunnen afvragen: wie zijn nou de allerarmsten in een township waar iedereen arm is? Mensen leven hier immers in hutjes van golfplaten. De straat is de riolering en de wegen hebben niet eens namen, laat staan huisnummers. Mensen zitten op straat, kinderen rennen overal tussendoor, en de kleren die sommigen dragen zijn deze naam niet eens waardig. Als blanke in een auto voel je je bijna een rariteit, die dan ook met enige bevreemding wordt gadegeslagen. Maar om een antwoord te geven op de vraag wie hier nu de allerarmsten zijn: het zijn de wezen. Kinderen die te vondeling zijn gelegd en onder hen vooral de gehandicapten. Ofschoon ik in mijn leven al heel wat gehandicapten ben tegen gekomen, was de aanblik van zalen vol bedden, gevuld met zoveel gehandicapte kinderen, ook voor mij ‘heftig’. In een paar klaslokalen stonden – per lokaal – zo’n 25 bedden. Een zuster liep met ons mee en vertelde hun verhalen. Eén van hen, een meisje van 1 jaar, was hier kort na haar geboorte door haar moeder van ongeveer 16 jaar bij de zusters afgegeven. Nog voordat de zusters ook maar iets konden vragen, was de jonge moeder al weg gerend. Twee anderen hadden AIDS toen ze hier werden gebracht. Beiden zijn nu genezen, hetgeen alleen mogelijk is als men in het eerste levensjaar direct met medicijnen begint. Voor anderen, die ná hun eerste levensjaar pas bij de zusters kwamen, was het te laat: zij zijn Aids-patiënten voor de rest van hun leven. Op de vraag of de zusters niet bang zijn dat ze zelf ook geïnfecteerd kunnen worden, luidde het antwoord: “Infectie is alleen maar mogelijk door bloedcontact. Maar het kan wel eens gebeuren dat je een spuit moet geven aan zo’n kleintje en je jezelf per ongeluk in je eigen lichaam prikt. Tot nu toe is er echter nog geen van onze zusters besmet geraakt…”. Graag had ik foto’s gemaakt van dit onderkomen dat letterlijk onderkomen is! Stel je voor: 25 bedjes met baby’s, peuters, ernstig (meervoudig) gehandicapten die hier de rest van hun leven in een bed moeten doorbrengen. Een onderkomen zonder verwarming met een golfplaten dak, terwijl de temperatuur in de winter (zoals we drie weken geleden hebben meegemaakt) ook overdag tot rond het vriespunt kan dalen. Rond vier uur in de namiddag geven de zusters – behalve de wezen die bij hen leven – ook zo’n vijftig andere kleintjes een warme maaltijd. Tussen hun werk in hun weeshuis, bezoeken de zusters ook de families in hun hutten, en beslissen vervolgens wie het meest in aanmerking komt voor ondersteuning in de vorm van voedselpakketten, die ze dagelijks distribueren. Ik kan me voorstellen dat mensen deze ellende niet goed kunnen verdragen. Anderzijds wordt op deze plaats van zoveel ellende, ook de liefde zichtbaar die deze zusters concreet ‘handen en voeten’ geven. Zijn het niet de allerzwaksten, de gehandicapten, die ons een spiegel voorhouden van onze eigen handicaps, die wij vaak zo goed weten te verbergen? Wie staat nu dichter bij God: zij of wij? In dit weeshuis, waar – menselijk gezien – zoveel ellende is, die tegelijkertijd blijkbaar ook zoveel liefde opwekt, raakt de hemel de aarde. Als iemand mij zou vragen waar ik Jezus heb ontmoet, zal ik antwoorden: in hen. De reden dat ik geen foto’s kon maken, is dat Moeder Teresa uitdrukkelijk heeft verboden dat er van de kloosters en de activiteiten van haar zusters video’s of foto’s worden gemaakt, omdat er helaas nogal wat mensen zijn die hier misbruik van maken voor zogenaamde ‘hulpacties om de zusters van Moeder Teresa te helpen’. Video’s en foto’s van bijvoorbeeld weeshuizen, die door de zusters van Moeder Teresa worden geleid, worden misbruikt om de harten – en de beurzen! – van de mensen te openen, waarbij het geld vervolgens in verkeerde handen terecht komt. Maar ook in de township zelf moeten de zusters zich beschermen tegen allerlei vormen van criminaliteit. Op mijn vraag waarom hun klooster en weeshuis, met militaire prikkeldaad moet worden beschermd, vertelde een zuster me: “Als we dat niet doen, blijft er niets over van wat we willen uitdelen… Zo hadden we een paar dagen voor Kerstmis kerstpakketten klaar gemaakt om naar de mensen te brengen. Op Kerstavond bleek echter alles gestolen te zijn. Blijkbaar was iemand bang dat hij niet genoeg zou krijgen…” Het wordt tijd dat ik deze nieuwsbrief ga sluiten, anders wordt het nog een boek! Ik wens jullie alle goeds toe, dat is Gods zegen, en vergeet jullie niet in mijn gebeden. Groeten, hans en Franceso p.s. Wie ons wil helpen met het kopen van een tweedehands auto: giften kunnen worden overgemaakt op bankrek.nr.145.24.22 t.n.v. J.L.J.Kreuwels o.v.v. ‘auto voor de missie in Zuid-Afrika
4e NIEUWSBRIEF vanuit Pretoria (Zuid-Afrika), 12 september 2012
Beste vrienden, Vannacht heeft het voor de eerste keer sinds een half jaar geregend. Omdat ons dak uit golfplaten bestaat, met daaronder een eenvoudig plafond, was het alsof hemel en aarde vergingen toen het onweer losbarstte. Ik moest echter tegelijkertijd denken aan de mensen die op straat in kartonnen dozen slapen, en die miljoenen (!) mensen die rondom Pretoria en Johannesburg in townships wonen waar het water, als het regent, van alle kanten de ‘huizen’ binnenstroomt.
Township van Sowetho
Armoede kom je overal tegen. Bij alle stoplichten staan bedelaars, van wie sommigen zelfs naast je auto neerknielen om een aalmoes te vragen. Voor veel mensen uit andere Afrikaanse landen lijkt Zuid-Afrika een El dorado, zodat er hier veel mensen zijn uit Kameroen, Congo, Nigeria, Tanzania en vele andere Afrikaanse landen. Dat betekent echter niet dat ze hier ook werk hebben gevonden… Velen van hen spreken Frans, terwijl men hier in Zuid-Afrika elf erkende talen kent, waartoe het Frans helaas níet behoort. Engels is ongetwijfeld de meest gewenste taal, maar er zijn (letterlijk) hele volksstammen die alleen hun eigen taal spreken (Zoeloes, Sutu’s enz.); mensen waarmee je dan ook alleen contact krijgt als je hun taal spreekt. De bisschop van Pretoria (Mgr.Slatterey, een Ier van geboorte) spreekt dan ook vijf inlandse talen en gebruikt deze als hij bijvoorbeeld in een Township de Mis opdraagt en vervolgens de tijd neemt om er de mensen te spreken. Ofschoon het ons hier in Zuid-Afrika best goed gaat, ervaren ook wij soms aan den lijve wat het zeggen wil, als niet alles loopt, zoals het in Nederland loopt. Zo viel op een zondagmorgen de electriciteit uit. In eerste instantie denk je aan een zekering die vervangen moet worden. De hele wijk bleek echter geen electriciteit meer te hebben, en wel een dag lang. Dat betekent niet alleen dat het licht niet brandt en dat je géén koffie hebt bij het ontbijt (we werken hier met een electrische waterkoker), maar ook dat er in de kerk op die zondagmorgen géén geluid uit de geluidsboxen komt en men met kaarsen de kerk moet proberen te verlichten. Een paar dagen later is er geen water. Een leiding is ‘ergens’ gesprongen en we zullen het 24 uur zonder kraanwater moeten doen. Dat betekent letterlijk elders emmertjes water halen, omdat we ons, na onze ochtendlijk half uurtje rennen, toch graag willen douchen. Het zijn maar kleine ongemakken die ons echter dichter bij veel mensen brengen, die dagelijks aan – bijna – alles tekort lijden. Een vorm van solidariteit van de zusters van Moeder Teresa met de armen, die indruk op me maakte, was dat zij buitenshuis nergens eten of drinken, ook niet als ze door weldoeners daar uitdrukkelijk toe worden uitgenodigd. Ze eten alleen thuis, en ze eten alleen hetzelfde als de armen eten, met wie ze het leven willen delen. In vergelijking daarmee, leef ik nogal op een paradijselijke manier.
FR.JOHN, EEN PRIESTER VAN 85.
In de kathedraal van Pretoria, waar we vaker naar de Mis gaan, zijn twee priesters werkzaam. De pastoor is father Victor, de eerste zwarte priester in deze kathedraal, waarvan zowel de priesters als bezoekers tijdens de Apartheid (die tot 1994 duurde) helemaal ‘wit’ waren.. Zijn assistent is father John, een priester van 85 jaar, eveneens zwart. Toen ik hem vroeg hoelang hij al priester was, luidde zijn antwoord: “Dertig jaar”. Dat verbaasde me, gezien zijn leeftijd, totdat hij mij zijn verhaal vertelde: “Als jongen wilde ik graag priester worden. Dat betekende niet dat ik alleen geïnteresseerd was in kerkelijke activiteiten. Ik deed mee aan allerlei sporten: boksen, kickboksen, voetbal en ook aan bodybuilding. Op een gegeven moment ben ik zelfs ‘Mister Bodybuilding South-Africa’ geworden! Maar toen kon ik naar het seminarie en bereidde me daar voor op een leven als priester. Drie maanden voor mijn priesterwijding – ik was toen 23 jaar – stierf mijn vader. Ik was de oudste thuis van veertien kinderen… De rector van het seminarie zei me toen: “Naastenliefde begint thuis. Ga naar huis en zorg voor het gezin, waar je moeder anders helemaal alleen voor moet zorgen”. Dat deed ik. Maar enkele maanden later stierf ook mijn moeder. We hadden geen familie die voor ons kon zorgen, en zo besloot ik thuis te blijven, te gaan werken en voor mijn dertien broertjes en zusjes te zorgen, totdat ze allemaal getrouwd waren en op eigen benen konden staan. Als ik daarna nog steeds de roeping voor het priesterschap voelde, zo nam ik me voor, zou ik me opnieuw bij het seminarie melden. En zo gebeurde: dertig jaar later werd ik alsnog priester gewijd…”
VROUWEN IN AFRIKA
“Eén van de plaatsen waar jullie zeker naartoe moeten gaan”, zo zei ons Mgr.Slattery, “is het klooster van ‘de Zusters van de Goede Herder’ ”. En het was inderdaad een ‘eye-opener’. Midden in een township van een paar-honderd-duizend mensen, werken deze zusters voor de vrouwen en kinderen die het vaak heel moeilijk hebben. Ofschoon volgens de wet mannen en vrouwen gelijke rechten hebben, spelen oude gebruiken nogal een grote rol. Deze kunnen per stam verschillen, maar het is bij de meeste heel gewoon (geweest) als een man meerdere vrouwen heeft/had. Een vrouw heeft volgens de wet dan wel dezelfde rechten als de man, maar in de praktijk blijven oude gebruiken gewoon doorgaan. Zo is het binnen sommige stammen gewoon, dat een vrouw niet deelt in de erfenis. Alleen de jongens delen de erfenis. Als een gehuwde man sterft, kan een broer de weduwe als zijn vrouw nemen. Zo niet, dan vervalt de hele erfenis aan de bloedverwanten van de overlede en blijft er voor de vrouw niets (maar dan ook helemaal niets) over. Eén van de leden van een gemeenschap vertelde hoe haar schoonbroers – na het overlijden van haar man – haar huis kwamen leeghalen en hoe blij ze was, dat ze in ieder geval in de (leeggehaalde) woning kon blijven wonen. Sterven de ouders in een gezin met alleen meisjes, dan krijgt de jongste alles. Dit klinkt ons natuurlijk heel vreemd in de oren. Een Zoeloe vertelde me echter ook ‘hun kant van het verhaal’. Een man is verantwoordelijk voor het inkomen van zijn gezin. Een vrouw heeft dus in feite geen eigen inkomen of eigendommen nodig; zij kan rekenen op haar man. En wat de jongste betreft die alles erft: de ouderen hebben meer kansen om voor zichzelf te zorgen dan de jongste, die vaak nog geen werk heeft. “Maar hoe zit het met die vreemde situatie, dat het overgrote deel van de vrouwen al een kind hebben als ze trouwen?” “Voor ons Afrikaners – zo luidde zijn antwoord – is het belangrijk dat een vrouw ook vruchtbaar is en je voor je trouwt zeker weet dat ze je ook daadwerkelijk kinderen kan krijgen”. Dat eerste kind hoeft overigens niet van de man te zijn, met wie men uiteindelijk ook trouwt… Wel daalt de bruidsprijs als een vrouw al een kind van een ander heeft, maar blijkbaar is het vruchtbaar zijn een belangrijke voorwaarde voor het huwelijk. Een groot probleem van een kind uit een eerdere relatie, zo vertelde ons Mgr.Slattery, is dat de vader heel goed weet dat dit kind niet zijn biologisch kind is. En als een meisje dan twaalf jaar is, is het gevaar erg groot dat de vader niet meer alleen met zijn vrouw slaapt, maar ook met zijn dochter… Dat dit geen theoretische mogelijkheid is, hoorden we ook van de Zusters van de Goede Herder. Zij hebben een opvanghuis opgezet, midden in een township, voor vrouwen en meisjes die misbruikt zijn, terwijl ook andere vrouwen (met hun kinderen) welkom zijn voor scholing. Zo geven de zusters computerlessen, leren ze vrouwen hoe onder andere ze kleren moeten naaien, kapster kunnen zijn, en zo in hun levensonderhoud kunnen voorzien. De kinderen, die nog niet naar de lagere school hoeven, kunnen ze meenemen en voor hen is er een soort ‘kleuterklas’, waar ze zinvol worden bezig gehouden en de eerste beginselen van lezen en schrijven geleerd krijgen. Zo’n honderd vrouwen en meisjes volgen bij de zusters een opleiding, zo’n honderdzestig kinderen hebben hun crèche, terwijl de zusters daarnaast ook nog een opvanghuis hebben voor zwangere tienermeisjes. Op maandag 11 september hebben we ook een andere locatie bezocht waar de zusters werken. Behalve dat ze een school hebben, is er ook – net als op de andere lokaties – gelegenheid om computerlessen, naailessen te volgen of een opleiding tot kapster. Tijdens een Mis voor 200 kleine kinderen (van drie tot zeven jaar), was dit een tweede ervaring binnen enkele dagen tijd die ons liet zien hoe de Kerk hier in Zuid-Afrika in zekere zin lijkt op de Kerk in Nederland tot in de jaren zestig. Een Kerk die veel goed werk verricht, met name onder de armen, en (nog) veel mensen weet te bereiken. Je zou zeggen: geweldig werk wat die zusters doen, daar zal iedereen wel blij mee zijn. Maar ook hier heeft deze medaille een keerzijde. Mannen staan er doorgaans niet op te wachten dat hun vrouwen hoger opgeleid zijn dan zij. En veel mannen gaan ervan uit dat hun vrouwen ‘gewoon’ dienen te gehoorzamen, in álles wat zij hen opdragen. Bij de vrouwen groeit echter ook een stuk eigenwaarde, terwijl hun opleiding hen vaak ‘sterker’ maakt, in allerlei opzichten. De zusters ontvangen dan ook regelmatig bedreigingen. Toen ik een zusters ‘op de man af’ vroeg of ze bang was, zei ze: “Ja. Ik voel me nooit echt veilig. We zijn dan ook bezig om – zeker voor de nacht – een bewaker in te huren, zodat we hier niet met vijf vrouwen alleen in ons kloostertje zitten op het moment dat weer eens wordt ingebroken”. Eén van de zusters was op een keer met de auto van het klooster op weg door het township, toen ze werd aangehouden door drie mannen. Eén van hen stapte op haar toe en zei heel beleefd: “Zuster, wilt U zo vriendelijk zijn mij de sleutels van de auto te geven?” Toen ze weigerde, liet hij haar weten dat ze kon kiezen: goedschiks of kwaadschiks, waarop ze noodgedwongen haar autosleutels afgaf en de dieven er met haar auto vandoor gingen.Toen ze een dag later aangifte ging doen bij de politie bleek één van de drie dieven de politie-agent te zijn bij wie ze aangifte deed!! Toen ze met angst en beven het formulier van de aangifte had ingevuld, vroeg de politie-agent, terwijl hij haar indringend aankeek, of ze één van de daders zou herkennen als ze deze zou tegenkomen. Zij antwoordde: “Nee, zeker niet!” Ze begreep dat haar leven op het spel stond, als ze het tegenovergestelde had gezegd. Corruptie is er blijkbaar ook in Zuid-Afrika, ofschoon we hier – gelukkig – nog weinig van hebben mee gemaakt. De zusters worden echter dagelijks met corruptie, onderdrukking en geweld geconfronteerd. Voor hen is het bijvoorbeeld belangrijk om goede contacten te onderhouden met de plaatselijke ‘chief’. Dat is de eigenaar van de grond waarop de barakken van een township gebouwd is. Als een ongekroonde koning is hij de machtigste man in een regio van een township, en als hij iets niet goed vindt, moet je niet proberen toch je gang te gaan. Een goede relatie met deze ‘chief’ is derhalve ook voor de zusters van levensbelang…
PAROCHIES IN ZUID-AFRIKA
Regelmatig word ik gevraagd om in te vallen in parochies waar er geen priester is. Er zijn – net als Nederland – in feite te weinig priesters voor het aantal parochies dat er is. Het Misbezoek is, over het algemeen, best goed te noemen. Toch maakt men zich ook hier (terecht) zorgen over de toekomst, omdat ook hier ná het ontvangen van de Eerste Communie en het Vormsel, de meesten afhaken. Toch hebben ze hier iets, wat wij in de katholieke Kerk in Nederland niet kennen, ofschoon het bij de protestanten een bekend gegeven is: de zondagsschool. Op zondagmorgen worden kinderen van 5 tot en met 16 jaar één uur voor de Ochtendmis verwacht voor katechese. Op zondag 9 september was ik gevraagd om in een parochie voor deze kinderen en jongeren de Mis op te dragen. Tot mijn verbazing waren er zo’n 300 jonge mensen die, verdeeld over zo’n tien groepen, één uur katechese hadden gehad en vervolgens gezamenlijk de Mis vierden. De laatste keer dat ik zoveel jeugd voor een Mis bijeen heb gezien, is zo’n twintig jaar geleden bij een Schoolmis, toen ik in Nieuwenhagen was. Het ging hier echter niet om een Schoolmis, maar om een zondagsschool die door de parochie verzorgd wordt. De meeste parochies hebben dan ook naast hun kerk gebouwtjes met schoolklassen, speciaal om de jeugd op de zondagmorgen het geloof door te geven, terwijl katechisten van de parochies er alles aan doen om de jeugd te bereiken. Daags vóór deze (voor mij) bijzondere Mis, was er een retraite geweest voor zeventig van de oudere jongeren, die zich voorbereiden op het Vormsel. Samen met hun ouders (die allemaal gekomen waren!) hadden ze zich een hele dag verdiept in het geloof, terwijl de ouders uitgenodigd werden om het sacrament van de biecht te ontvangen. Ofschoon de biecht hier niet zo ongebruikelijk is als in Nederland, is het toch sterk dat op zo’n dag bijna alle ouders gebruik maakten van dit aanbod. Het bleek echter om één van de ‘betere’ parochies te gaan. Niet zozeer financieel ‘beter’, maar ‘beter’ in die zin dat er veel mensen zijn die een grote geloofsijver aan de dag leggen en zich inzetten voor de evangelisatie die stil valt als we achteroverleunen en zeggen dat het allemaal best goed gaat… Als je dan te lang wacht, zou je na een tijdje wel eens tot de conclusie kunnen komen dat het helemaal niet zo goed gaat, maar ondertussen is de Titanic van de Volkskerk wel al grotendeels onder water verdwenen. Hoogste tijd dus – óók in Zuid-Afrika – om niet achterover te leunen, maar werk te maken van een nieuwe evangelisatie! Clive en Tracy, met wie Francesco en ik samen een team vormen.
DANK
Graag wil ik de weldoeners bedanken die ons met hun giften hebben aangemoedigd om op zoek te gaan naar een tweedehands auto. Na veel zoekwerk hebben we een goede auto gevonden, die evenwel €6500,- kost. Het benodigde geld is nog niet binnen (voorzichtig uitgedruk); voor iedere gift zijn we dan ook dankbaar! Zonder auto is het ons – Clive en Tracy, Francesco en mij – onmogelijk missiewerk in Oudtshoorn te verrichten. Parochies in dit bisdom liggen honderden kilometers van elkaar verwijderd, dus er zal heel wat gereisd moeten worden. Op 25 september zullen we van Pretoria naar onze nieuwe missiebasis verhuizen, om van hieruit in verschillende parochies katecheses te gaan geven en – zo God wil – nieuwe gemeenschappen te mogen vormen. Voor Uw hulp (financieel én in gebed): hartelijk dank! Graag bij deze nog een klein avondgebedje in het Afrikaans: Jesus, vriend van kleine kinders Wees ’n vriend vir my. Neem my hand en wees tog altyd, Áltyd aan my sy. Leer my elke dag ú wil doen, Soos ek grootword, Heer. U was ook ’n kleine kindjie. Daarom sal U moes net weet hóé! Moet my nooit verlaat niet, Jesus Wees my lewe lank my vriend. Ek het U nodig heel my lewe Van geboorte tot die dood. Alle goeds, hans en Francesco Voor wie nog iets zou willen geven: Bankrek.nr.145.24.22 t.n.v. J.L.J.Kreuwels o.v.v. ‘auto voor de missie’. Hartelijk dank!
5e NIEUWSBRIEF vanuit Pretoria (Zuid-Afrika), 26 september 2012
Beste vrienden,
VOORBEREIDINGEN VOOR OUDTSHOORN
Vandaag zijn we vanuit Pretoria in het Noord-Oosten naar Capetown gereisd, vanwaar we over enkele dagen naar Oudtshoorn (in het Zuid-Westen) zullen doorreizen. De afstand Pretoria-Capetown is zo’n 1600 kilometer, te vergelijken met de afstand Amsterdam-Rome. We meenden de gevaren van de grote stad wel een beetje te kennen. Pretoria is immers een miljoenenstad en we begrepen best dat je bijvoorbeeld vóór zonsondergang ‘binnen’ moet zijn. Het eerste dat we echter in Cape Town van de priesters, bij wie we enkele dagen te gast zijn, te horen kregen, is om vooral niet alleen de straat op te gaan. Eergisteren was één van de priesters getuige van een afrekening in het criminele milieu. Op klaarlichte dag werd één van zijn parochianen geliquideerd, kort voordat hij de plaats delict – toevallig – voorbij kwam. De vorige week waren er vier (!) moorden in zijn parochie. Op onze vraag waar we ’s morgens het beste ons half uurtje konden rennen, was zijn onthutste antwoord: “Nergens! Als enige blanken vragen jullie erom beroofd te woren, als je hier ’s morgens ‘alleen’ rondrent.” “Kunnen we dan minstens een rondje om de kerk rennen?” was mijn vraag. “Nee – antwoordde hij -, direct achter de kerk wordt gedeald en ik wil niet over een paar dagen jullie begrafenis moeten regelen”. Misschien dat we morgen dan maar een rondje ín de kerk zullen rennen… Vanuit Captetown zullen we aanstaande maandag zo’n zes uur rijden om in het bisdom Oudtshoorn aan te komen, waarheen we gezonden zijn om catechese te geven. Een bisdom met een doorsnede van zo’n 500 kilometer, met een oppervlakte ruim twee keer zo groot als Nederland. Het is echter dunbevolkt; er wonen slechts zo’n 860.000 mensen (minder dan het aantal inwoners van Limburg), waarvan 28.000 katholiek. Qua aantal ‘gedoopte katholieken’ is dit bisdom dus te vergelijken met de federatie Roermond-Oost, maar dan wel verspreid over een gigantisch groot gebied. In dit grote bisdom zijn slechts 21 priesters werkzaam. In twee parochies – die gelukkig niet te ver van elkaar afliggen – zullen we gelijktijdig beginnen met catecheses, zodat we de komende twee maanden bijna iedere avond catechese zullen geven. De laatste week zijn we bezig geweest met de voorbereidingen, zoals het verzorgen van banners, flyers, artikeltjes voor parochie-blaadjes e.d. Tegelijkertijd moesten er afspraken gemaakt worden voor onderdak voor onszelf en hebben we afspraken gemaakt met de bisschop en priesters van in dit bisdom om hen te bezoeken. Ook zullen we de bestaande neo-katechumenale gemeenschappen in Dysseldorp en Bridgeton (drie in totaal) bezoeken, terwijl we daarnaast ook andere groepen in de parochie zullen bezoeken om zoveel mogelijk mensen persoonlijk uit te nodigen om naar de catecheses te komen luisteren. Tot nu toe ging dat allemaal met de gewone regelmaat. Dat wil zeggen: half zeven opstaan, de kinderen van het missiegezin naar hun school brengen, een half uurtje rennen, huishoudelijk werk en de vijf gemeenschappen in en rondom Pretoria bezoeken. Als we bijvoorbeeld de gemeenschap ten zuiden van Johannesberg bezoeken, betekent dit drie uur met de auto rijden, om bij een liturgie van deze gemeenschap aanwezig te zijn en na afloop met de leden te spreken. Omdat de bijeenkomsten van de gemeenschappen vooral ’s avonds plaats vinden, komen we vaak pas laat in de avond weer thuis, terwijl de volgende dag om half zeven de wekker weer rinkelt. We hebben gelukkig ook genoeg tijd om samen te bidden. Tijdens het morgengebed en de dagelijkse meditatie is er gelegenheid om ook een ‘weerklank’ te geven naar aanleiding van het evangelie van die dag, hetgeen ook onze onderlinge band, als missieteam, verdiept. We zijn immers geen ‘managers’ die een programma afwerken, maar ervaren heel sterk dat we geroepen zijn om vanuit onze kleinheid en zwakheid de Blijde Boodschap van het geloof uit te dragen door er allereerst ook zelf van te leven. De dagelijkse Eucharistie en het gebed zijn dan ook werkelijk het hart van waaruit we ons iedere dag weer gesterkt en gevoed weten.
EEN PAROCHIE IN ‘THE MIDDLE OF NOWHERE’
De bisschop van Pretoria heeft het team van de Neo-katechumenale Weg gevraagd alle priesters van zijn bisdom te bezoeken, om hen te bemoedigen in hun roeping en werk, alsook om hen te spreken over het aanbod van catecheses zoals dat door het Neo-katechumenaat wereldwijd wordt gegeven. Afgelopen zaterdag bezochten we pastoor Stephen LuLu Marokane; een priester die één jaar geleden priester is gewijd en nu in het Noord-Oosten van Pretoria pastoor is over een gebied zo groot als Limburg, met dertien ‘buitenstaties’. Hijzelf woont in de centale plaat Seabe, een groot dorp met huisjes die telkens zo’n honderd meter van elkaar staan. Ruimte is er hier immers genoeg! Als hij naar één van zijn buitenstaties gaat, betekent dat doorgaans anderhalf uur (enkele rit) rijden over wegen die slechts voor de helft geasfalteerd zijn. Zonder te beseffen waar we aan begonnen waren, hadden wij met deze priester een afspraak gemaakt om hem op een zaterdagmorgen te bezoeken. Van de 2 ½ uur die we nodig hadden om vanuit Pretoria in Seabe te komen, was drie kwartier op landwegen waar de auto en wij, de inzittenden, compleet door elkaar werden geschud. Op de vraag waar we moesten zijn, kon hij slechts antwoorden: “In het centrum van Seabe; daar zal ik jullie wel vinden”. Een adres kon hij niet geven; straatnamen kent dit dorp immers niet.. Na een uur wachten in het ‘centrum’ van deze plaats – en heel wat telefoontjes – werden wij (naar Nederlandse maatstaven) ‘eindelijk’ opgehaald. Hij vertelde ons vervolgens dat hij die ochtend om zes uur was opgestaan om in een buitenstatie een uitvaart te leiden. Een uitvaartdienst duurt hier al snel zo’n drie uur, terwijl daarna een uitgebreide maaltijd wordt geserveerd, waarbij hij – als parochiepriester – eigenlijk aanwezig had moeten zijn. Omwille van de afspraak met ons, had hij de familie achter gelaten om ons op te halen… Na ons gastvrij te hebben ontvangen, vertelde hij over zijn parochie. Op een ‘gewone’ zondag komen er zo’n 150 mensen naar de centrale kerk van Seabe; in de buitenstaties zijn het er – afhankelijke van de grootte van de gehuchten – enkele tientallen. Op de laatste zondag van de maand stijgt het kerkbezoek echter tot zo’n 300 gelovigen. Iedereen die kan werken, of een opleiding kan volgen, gaat immers naar de stad. De afstand is te groot om regelmatig naar huis te komen. Aan het eind van de maand ontvangt men z’n salaris, hetgeen thuis hard nodig is, om te kunnen overleven. Een reden dus om juist dán naar huis te komen en, als katholiek, op zondag ook de kerk te bezoeken. Tijdens de vakanties – als bij ons de kerken leegstromen vanwege alle vakantiegangers – stroomt hier de kerk weer vol! In de weken van vakantie komen er niet 150, maar wel 600 gelovigen naar de Mis op zondag. Gelukkig hoeft father Stepen Lulu niet alleen de pastoraal te verzorgen in zijn uitgestrekte parochie. Een team van (leken-)catechisten staat hem terzijde en geeft catechese in de buitenstaties, bereidt de mensen voor op het ontvangen van de sacramenten en gaat ook voor in woorddiensten. “Eén keer in de maand ontmoet ik hen – zo vertelt hij – om hen te bemoedigen in hun werk en ook te vormen om hun werk goed te doen. Maar eerlijk gezegd, is het vooral ‘geven, geven en nog eens geven’. Niet dat ik me daarover beklaag; het is mijn werk en roeping als priester. Maar ik ben blij dat de bisschop jullie gevraagd heeft mij te bezoeken”. Toen we hem vertelden over de catecheses die wij in parochies geven, begreep hij dat dit niet zomaar een nieuwe parochiële groep is – waar hij vervolgens weer voor moet zorgen -, maar ook een hulp voor hem als priester, die toch als eerste roeping die van ‘gelovige’ heeft. Hij smeekte ons dan ook bijna om catecheses te komen geven en aan zijn parochie en ook aan hem persoonlijk, een gemeenschap te geven, waar men werkelijk als broeders en zusters elkaar mag sterken in het geloof.
‘LEADERS’
Vlak voordat de Mis op zondagmorgen ten einde lijkt te zijn, volgen de mededelingen. Welnu: ga dan maar zitten! Enkele parochianen – veelal ‘leaders’ (leiders) van diverse groepen – komen naar voren om enkele mededelingen te doen. Gemiddeld duurt dit zo’n half uur(!). Er wordt niet alleen gezegd dat bijvoorbeeld de Bijbelgroep op maandagavond bij elkaar komt, maar ook wat er besproken gaat worden, hoe belangrijk het is enzovoort. Mensen zijn hier geboren redenaars. Zonder papier spreken ze met vuur en, als de priester hen niet onderbreekt, zouden de ‘mededelingen’ gemakkelijk nog een half uur langer duren. Veel parochies zijn in regio’s opgesplitst, telkens met een eigen ‘leader’ die alles ‘onder controle’ heeft. Ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat Afrikaners graag ‘leader’ zijn. In het gezin is de vader de ‘leader’; vraag je iemand die aan de universtiteit studeert, waarom, dan is het antwoord vaak: “Ik wil graag een leader van mijn volk zijn”. Ja zelfs seminaristen (zo vertelde ons de bisschop, Mgr.Slattery) willen ‘leaders’ van hun volk zijn. In ieder township zijn er ‘chiefs’ (de bezitters van het land), die een grote macht hebben. En in een gebied als Seabe, waarover ik zojuist iets verteld heb, is er ook een koning die bij alle belangrijke momenten van het sociale leven de ereplaats heeft. Bij iedere uitvaart wordt de koning (of één van zijn naaste bloedverwanten) uitgenodigd om aanwezig te zijn. Het leven, zoals men dat in de oude stammen kende, is dus nog lang niet verdwenen!
LEVENSSTANDAARD
Zoals ik al eerder in nieuwsbrieven heb aangegeven, kan de levensstandaard voor mensen in Zuid-Afrika heel verschillend zijn. Er zijn rijken (zeker ook onder ‘zwarten’), maar tegelijkertijd is er een onoverzienbare menigte van mensen die een gat in de lucht zouden springen, als ze het minimumloon zouden ontvangen, zoals wij dat in Nederland kennen. Je hebt weliswaar recht op een uitkeringen als je kinderen hebt en alleenstaande moeder bent, zonder werk. En als je gepensioneerd bent, krijg je een pensioen; maar dit is slechts € 100,- p.p. per maand! Als je dan geen familie hebt die bijspringt, kun je al snel in de gevarenzone van de armoede terecht komen. Van het hele scala van uitkeringen en verzekeringen zoals wij die kennen, tref je hier slechts een fractie aan. Toch doet men er alles aan om de werkloosheid zoveel mogelijk in te perken. Het gevolg is (zoals we in communistische landen zagen), dat veel mensen werk doen, dat er eigenlijk niet is. In een supermarkt zit bij iedere kassa niet alleen een cassière, maar vervolgens staat daarnaast ook een bediende die je gekochte spullen in een plastic zak of doos doet. Bij de uitgang staat iemand die vraagt of hij je bonnetje kunt laten zien, dat je van de cassière hebt ontvangen. Door de supermarkt lopen – twee à twee – schoonmaaksters die (naar mijn mening) moeten zoeken naar iets om op te ruimen. Op deze manier kun je natuurlijk veel mensen een baan bezorgen. En dat zie je overal: waar in Nederland twee mensen werken, zijn er hier zes aangesteld. Bij wegwerkzaamheden staan standaard twee mensen (vaak vrouwen), met een vlag te zwaaien om aan te geven dat er over een paar honderd meter aan de weg wordt gewerkt. Bij een benzinestation, bij een parkeergarage, in een winkel, of waar dan ook, tref je mensen aan die weliswaar het uniform van hun bedrijf dragen, maar eigenlijk nauwelijks iets te doen hebben. Je kunt op deze manier weliswaar de werkloosheid ‘opheffen’, maar de keerzijde is dat het loon navenant is. Toen ik eens informeerde wat men met dit (vaak zeer eenvoudige) werk verdient, bleek dat niet meer te zijn dan € 30,- per week. Het minimum dat ik hoorde was € 12,- per week. Een officieel minimumloon kent men niet. Nu zijn de prijzen hier lager dan in Europa, maar zeker niet meer dan 30 % lager dan wij gewend zijn. Dat veel mensen dan ook besluiten om te gaan bedelen, kan ik goed begrijpen. Met een beetje geluk verdien je hier met bedelen méér dan met werken! Bedelaars tref je overal aan. Omdat men in de stad meer overlevingskansen heeft, of meent te hebben, dan op het uitgespreide platteland, treft je zwervers vooral in de steden aan. ’s Avonds liggen ze soms met z’n tienen naast elkaar op het troittoir om er de nacht door te brengen. Ook voor de poort waar wij wonen, liggen ’s nachts twee à drie zwervers te slapen. Allemaal ‘kinderen van God’, maar tegelijkertijd ook mensen die ten einde raad zijn, als het gaat om het voorzien in hun primaire levensbhehoeften. En zo beschermt iedereen zich tegen de ‘criminelen’ en bewaakt z’n bezittingen en maakt men van z’n huis een fort.
ZANG IN DE MISSEN IN ZUID-AFRIKA
Vrijwel iedere zondag word ik gevraagd om in één of andere kerk één (of meer) Missen op te dragen. Over het algemeen komen véél mensen naar de kerk. Een Mis met 400 tot 600 mensen is géén uitzondering. De koren zijn geweldig. In Europa zouden ze zo alle prijzen in de wacht slepen. Wat kunnen deze mensen zingen! Toch is er tegelijkertijd hetzelfde gevaar aanwezig als wat in Nederland bij koren speelt. Het gaat er vaak niet meer om samen met het kerkvolk te zingen, maar het kerkvolk moet luisteren naar de zang van een koor dat gewoon té goed zingt om nog mee te kunnen doen. En dat is jammer! De volgende stap (zoals ik die de afgelopen 25 jaar in Nederland helaas ontzettend vaak ben tegen gekomen) is, dat het koor een eigen bestaan gaat leiden. Men weet dat men onmisbaar is (want het koor zingt; samenzang is men – in Nederland – vaak verleerd), men weet dat men goed is, en men vormt een groep met de macht van het getal. Voor een pastoor is dan ook één van de gevaarlijkste items: ruzie met het koor. Het is in Nederland geen uitzondering dat geldt: ‘Heeft de pastoor ruzie met het koor? Dan betekent dat het vertrek van de pastoor!’ In dergelijke gevallen kun je je echter afvragen of het koor er is om de Mis op te luisteren, of dat de Mis er is om het koor gelegenheid te geven zich te presenteren! En als het waar is, wat mensen wel zeggen, dat ze voor het ‘geweldige koor’ naar de kerk komen, dan kun je je afvragen of we niet iets héél wezenlijks verloren hebben… Terugkijkend op de laatste jaren als pastoor in Roermond, moet ik zeggen dat het een zegen is dat er kleine muziekensembles zijn ontstaan. Muzikale, gelovige parochianen, die: 1. hun muzikale talenten gebruiken om het volk te laten (mee-)zingen 2. godsdienstige liederen zingen, die passen bij de betreffende zondag (dus ook de antwoordpsalm van de betreffende zondag en niet een ‘leuk liedje’) 3. pro Deo zingen (inclusief dirigent, organist en andere musici) 4. als gelovigen betrokken zijn bij de liturgie (en dus óók naar de kerk komen als men niet hoeft te zingen!). Ik hoop dat men in Zuid-Afrika niet het slechte ‘example Holland’, wat de zang in de liturgie betreft, volgt. Het hoeft hier werkelijk geen probleem te zijn om het hele kerkvolk uit volle borst Gods lof te laten zingen!
AFRIKA, EEN PRACHTIG LAND!
Ondanks alle problemen die Zuid-Afrika kent, en waarvan ik al enkele heb aangetipt, is Zuid-Afrika bovenal een prachtig land. God lijkt bij de schepping van Afrika, het ‘beste uit de kast te hebben gehaald’, om ons mensen vol bewondering te laten zien hoe goed en mooi alles is, wat Hij ons geven wil. De natuur, met een ongekende veelheid van dieren en landschappen, is hier in Zuid-Afrika zo overvloedig aanwezig, dat je er wel honderd natuurreservaten vindt, waarin je tal van wilde dieren ‘live’ kunt ontmoeten. Af en toe maken we dan ook graag gebruik van de mogelijkheid om naar één van deze reservaten toe te gaan. Soms gaat het om reservaten waar plotseling zomaar een neushoorn je pad kan kruisen; soms zijn het ook grote dierentuinen waar je – gelukkig – niet zomaar ‘oog in oog’ komt te staan met de gevaarlijkste dieren. Ook de mensen in Afrika lijken ‘mooier’ te zijn dan ons ‘Hollanders’. Als zij zich kleden voor een feest, met allerlei bonte kleuren, kun je van een ieder een poster maken. Toch is schoonheid vooral iets van de ‘binnenkant’; en ook daarin moet ik eerlijk bekennen, kunnen we van de mensen van dit continent veel leren. Hun vriendelijkheid en behulpzaamheid zijn werkelijk een voorbeeld. Dat betekent niet, dat ze ‘heiligen’ zijn. Aan de ene kant mag je stellen dat de Apartheid God-zij-dank in 1994 is afgeschaft, maar aan de andere kant is er nog altijd apartheid, zij het ook tussen andere bevolkingsgroepen. Zoeloes, Sutu’s, Kosha’s en vele andere stammen weten héél goed tot welke groep zij behoren. Een Zoeloe kan bijvoorbeeld heel goed Sutu’s spreken, maar omdat hij weinig met de mensen van deze stam op heeft, zal hij het opzettelijk slecht spreken in een gesprek met een Sutu! Ook in Zuid-Afrika klinkt het woord ‘buitenlanders’niet als een compliment… Op mensen uit Nigeria, bijvoorbeeld, kijkt men neer en men wilt het liefst niet met hen in contact komen. Ik hoop niet dat de les van de (Apartheids-)geschiedenis is, dat men weinig van de geschiedenis heeft geleerd. Dat ‘apartheid’ verdwenen is, waag ik helaas te moeten betwijfelen. Een kerk waarin tijdens de Apartheid de blanken rechts en de zwarten en gekleurden links moesten zitten….
VERDER OP WEG…
Zoals reeds gezegd aan het begin van deze nieuwsbrief zullen we verder ‘op weg’ gaan. Onze nieuwe plaats zal Oudtshoorn zijn, waar de mensen voornamelijk Afrikaans spreken. Ik hoop dan ook dat we deze taal snel onder de knie mogen krijgen, zoals de kinderen alhier die zonder probleem onderstaand gebedje kunnen bidden! Twee kleine ogies om vir God te sien; Twee kleine oortjies om sy Woord te hoor; Twee kleine voetjies om Hom te dien; Twee kleine lippies om sy lof te sing; Twee kleine handjies om sy wil te doen, En een kleine hartjie om Hom te min. Alle goeds, hans en Francesco p.s. Graag willen we onze weldoeners bedanken die ons tot nu toe zo geweldig geholpen hebben bij een aanschaf van een auto voor onze missie in Oudtshoorn. Om de benodigde €6.500,- voor onze auto te kunnen betalen, mochten we reeds € 5.170,- ontvangen. Hartelijk dank! Voor wie ons verder op weg wil helpen, giften kunnen worden overgemaakt op bankrek.nummer is 145.24.22 t.n.v.J.L.J.Kreuwels o.v.v. ‘missie-mobiel’.
6e NIEUWSBRIEF uit Zuid Afrika, 8 oktober 2012
Beste vrienden,
MOORD EN DOODSLAG
Op het moment dat ik deze nieuwsbrief begin, roept father Justin (pastoor in Cape Town, bij wie we logeerden gedurende ons korte verblijf aldaar) om me te wijzen op een groepje van zo’n zes mannen die op een steenworp afstand van zijn pastorie drugs gebruikt. “’s Avonds zijn er nog veel meer van deze groepen – vertelt hij – ; soms zitten ze ook tegen de omheining van de pastorie.” “Maar doet de politie daar niets aan?” vraag ik hem. “De politie? Die ontvangt van hen geld om een oogje dicht te knijpen. De politie leeft op die manier zelf van de handel in drugs. In het begin was ik bang van al deze druggebruikers, ook al besef ik dat ook wij onze goederen en onszelf met prikkeldraad moeten beschermen..” Veel mensen zijn werkloos. Dat mensen vervolgens aan lager wal raken, behoeft dan ook niet te bevreemden. In de wijk van father Justin kom je op straat geen putdeksel meer tegen; gestolen vanwege het ijzer dat geld opbrengt. Zelfs de electriciteitskabels zijn van de palen langs de weg gehaald, vanwege het koper dat er in zit. Dat de straatverlichting ook overdag brandt, is dan ook enkel om dieven op een afstand te houden. Niemand knipt immers graag een kabel door, waar electriciteit op staat… Maar het ergste zijn de bendes die iedere wijk heeft. De handel in drugs is een florerende bezigheid en iedere bende verdedigt zijn eigen territorium dan ook met z’n leven. Juist in de week dat wij aankwamen was er een ‘oorlog’ tussen verschillende bendes uitgebroken, waardoor er in de parochie van father Justin in één week tijd al vijf doden waren gevallen. Het gebeurt zelfs dat kinderen omkomen als ze toevallig op de verkeerde plaats zijn, waar geschoten wordt.
MAAR OOK: EEN AARDS PARADIJS
Als je dit leest, zou je kunnen denken dat we in gevaarlijkste wijken die denkbaar zijn, terecht zijn gekomen. Toch gaat het leven hier ook ‘gewoon’ z’n gangetje. Toen we op zondagmorgen gevraagd werden om naar St.James te gaan (een kustplaatsje ten zuiden van Cape Town) om er de Mis op te dragen, bleek dat we aan een baai zaten waar de stranden van Nice en Cannes bij in het niet vallen. Een tochtje naar Kaap de Goede Hoop (slechts een paar kilometer zuidelijker) voert je van baai naar baai, de enige nog mooier dan de andere. Aan de ene kant een azuurblauwe oceaan met metershoge golven, aan de andere kant prachtige bergen. Aan het strand kom je pinguins tegen, terwijl ons verteld wordt dat tal van walvissen momenteel – voor het broedseizoen – dicht langs de kust zwemmen. In de bergen zijn – uiteraard – tal van dieren. Toch kijk je er van op als je plotseling voor je auto een familie bavianen de weg ziet oversteken!
DE GEMEENSCHAPPEN VAN DELFT
Eén van de wijken van Cape Town heet ‘Delft’. Je hebt hier ook wijken met namen als ‘Den Hague’, ‘Eindhoven’ en andere bekend klinkende namen. Het gaat echter niet om mooie steden, maar om grote wijken waar tijdens de Apartheid alle niet-blanken heen moesten verhuizen. Apartheid zette mensen werkelijk apart. Hele wijken van Cape Town, waar zwarten en kleurlingen woonden, werden begin jaren zeventig ontvolkt om plaats te maken voor de blanken. De levensstandaard in wijken als ‘Delft’ kom je in Nederland helemaal niet tegen. Ik zou dan ook eerder van barakken, dan van huizen willen spreken. Geweld – zoals hierboven al beschreven – is er schering en inslag. Ook father Louis (de pastoor van Delft) heeft zijn kerk met militaire prikkeldraad moeten omheinen, terwijl iedere nacht twee bewakers de kerk, een schoolgebouwtje en de pastorie bewaken. Doe je dat niet, dan kun je er bijna van verzekerd zijn dat er wordt ingebroken. Toch is father Louis een heel optimistische priester, die zo’n vijfentwintig jaar geleden begonnen is met de catecheses van de Neokatechumenale weg. Nu zijn er zo’n vijf gemeenschappen in zijn parochie met – in totaal – ruim honderd leden die iedere week samen komen voor een woordviering op een door-de-weekse dag en een gezamelijke Eucharistie op de zaterdagavond. In een loods heeft hij een kerk gebouwd volgens de esthetiek zoals het Neokatechumenaat die kent. Een kerk zoals je die in een township als Delft niet zou verwachten. In de paar dagen dat we in Delft verbleven, hebben we verschillende gemeenschappen bij een woordviering bezocht en zijn we ook bij mensen thuis langs gegaan. Mensen wier leven werkelijk door het geloof is veranderd. Zo vertelde een echtpaar, dat als missiegezin hier was komen wonen, hoe ze eigenlijk best een goed leventje leidde. Ze hadden wat ze hebben wilden: één kind, twee honden, een auto en een eigen huis. Door de catechese gingen hun ogen open voor een grotere realiteit, dan die ze tot dan toe kenden. Ze openden zich voor nieuw leven en ontvingen vervolgens nog vijf kinderen. Ze zijn gelukkig met hun leven, dat niet enkel meer gericht is op eigen bevrediging, terwijl ze zich een paar jaar geleden hebben gemeld om als missiegezin uitgezonden te worden naar een ander land, zoals honderden andere gezinnen die hen hierin zijn voorgegaan. Binnen de parochie van Delft zijn deze nieuwe gemeenschappen een dragende kracht geworden, die zorgen dat in de parochie werkelijk de tekens van het geloof gegeven kunnen worden: de tekens van éénheid en liefde in de dimensie van het kruis.
OUDTSHOORN
Op 1 oktober (de feestdag van Theresia van Lisieux, de patrones van de missie) zijn we voor onze missie met onze nieuwe (tweedehands) auto naar Oudtshoorn vertrokken. Zes uur reden we door een prachtig berglandschap, terwijl we langs de weg struisvogels, bavianen en ook (grote) slangen tegen kwamen. We overnachten de komende maanden naast een kloostertje waar zusters Franciscanessen-Clarissen wonen. Dezelfde congregatie waar de zusters Alicia, Ceelia en Maria bij horen, die drie jaar in Roermond verbleven. Een kadootje waar ik erg blij mee ben, is dat de zusters iedere morgen een uur aanbidding hebben van het uitgestelde Allerheiligste. Helemaal ‘gratis’ is het echter niet; je moet vroeg uit de veren, want de aanbidding begint al om 6.00 uur. Toch was dit één van de dingen die ik het meest bleek te missen. Een uurtje ’s morgens bij Hem zitten, daar kan gewoon niets tegen op. Het is als een verfrissend bad, een herbronnig bij Hem die de bron van leven en liefde is. In Roermond hoef je daar niet zo vroeg voor op te staan. Ook als er in de Tomaskerk geen Mis meer is iedere morgen (begrijpelijk, nu er vooralsnog nog maar één priester beschikbaar is), er is dezelfde Aanbidding, waar ik hier graag een paar uurtjes eerder voor opsta. Dysselsdorp is een heel eenvoudig dorpje met een paar duizend inwoners. Er zijn drie jaar geleden twee gemeenschappen van het Neokatechumenaat ontstaan en onze catechese zal erop gericht zijn de tweede gemeenschap – zo God het wil – te laten groeien. We hebben één week om zoveel mogelijk mensen uit te nodigen. Hoe gek het ook klinkt: dat begint al ’s morgens om 7.15 uur, als we met z’n tweetjes een half uurtje door Dysselsdorp rennen. De mensen zijn hier heel vriendelijk, en iedereen groet iedereen. Al na twee dagen bleek men mij te kennen (in mijn niet-priester-kleren) en sindsdien word ik regelmatig met ‘father’ gegroet. Binnen een tweek renden zo’nvijfentwintig kinderen met ons mee. Als ook de volwassenen ons zo gemakkelijk volgen naar de catechese, zal het zaaltje snel te klein zijn! Tegen één van de heuvels in Dysselsdorp is een kruisweg gemaakt, terwijl op de top een kapel staat. Vandaar heb je een prachtig uitzicht over Dysselsdorp en over het landschap met aan de horizon prachtige bergen, zeker met de kleuren van de opgaande zon.
uitzicht over Dysselsdrop
Veel mensen in Dysselsdorp wonen in eenvoudige huisjes, terwijl velen ook in barakken wonen. De zusters Franciscanessen-Clarissen vertelden ons over hun ervaringen, opgedaan bij hun huisbezoeken bij deze mensen: “Vanwege de hoge werkloosheid zoeken mensen hun heil heel gemakkelijk in alcohol. In 97% (!!) van de gezinnen in Dysselsdorp is een alcoholverslaafde. Het weinige geld dat binnen komt, gaat dan ook al snel op aan alcohol. Als dan bovendien een dag de electriciteit uitvalt, is er gewoonweg niets te eten. Als de kinderen dan naar school komen, zijn ze buitengewoon agressief. Onlangs kwamen kinderen bij ons aankloppen om brood. Maar één van hen hield een mes in zijn hand. Toen ik hem vroeg waarom hij dat mes bij zich had, zei hij: “Om te doden!” Een jongen van onze school, amper twaalf jaar oud! Toen ik hem zei mij het mes te geven, zei hij dat het niet van hem was, maar van een volwassene die hem gestuurd had, om ons zo te dwingen om voedsel te geven”. Armoede is hier een gigantisch probleem. Wat te denken van die man die Clive (lid van ons team) zijn loonstrook liet zien. Voor 50 rand (€5,-) werkte hij een week lang op een boerderij. Op z’n loonstrook stonden vervolgens de kosten die van deze 50 rand werden afgetrokken: de huur van zijn huisje en de electriciteit. Wat hij uiteindelijk kreeg, was 10 rand per week! Toen Clive (lid van onze team en vroeger werkzaam bij een krant) hem zei dat hij er een verhaal over kon schrijven voor de krant, raakte de man in paniek. Het resultaat zou immers zijn, dat hij zijn werk kwijt zou raken! In Bridgton (vergelijkbaar – wat de armoede betreft- met Dysselsdorp), waar we ook catechese geven, zijn we begonnen met iedere dag mensen thuis en op straat te bezoeken om hen persoonlijk uit te nodigen om naar de catechese te komen. Iedere wijk heeft een wijkleider. Een man of vrouw die namens de parochie de contacten in z’n wijk onderhoudt en op maandagavond in één van de huizen van de wijk de mensen bijeenbrengt om samen te bidden en de Bijbel te lezen. Deze wijkleiders brengen ons van huis naar huis, om – allereerst – de katholieke mensen te bezoeken. De meeste mensen hier behoren tot de Apostolische Gemeente, de Afrikaanse Volkskerk of een andere protestante gemeente. In de straat van ons verblijf tel je op twee kilometer zeven verschillende kerkgemeenschappen! Daarnaast zijn er ook huiskerken, waar soms ‘vreemde dingen’ gebeuren. Het oproepen van geesten, zingen en dansen tot je in extase ‘openbaringen’ begint te spreken. Een vorm van religie waar je je vraagtekens bij kunt plaatsen, maar waar de mensen hier ontvankelijk voor zijn. Toch heeft de Katholieke Kerk juist in deze jaren geweldige kansen. Tijdens de Apartheid hadden veel protestante gemeenten zich immers met dit systeem van onderdrukking gecompromiteerd. De mensen zijn dat niet vergeten en velen hebben deze gemeenten verlaten. Dat we bij iedereen zonder problemen binnen kunnen komen, zal ongetwijfeld ook samenhangen met de volksaard van de Afrikaan, die heel gastvrij is en altijd bereid om te spreken over het geloof. De jongeman op onderstaande foto (hij behoort tot geen enkele kerk), sprak ons heel openlijk over zijn geloof in Maria (!) en liet ons de tatoeage van haar zien, die op zijn borst prijkte. Hij heeft een grote devotie tot veel heiligen (hij noemde zelfs Edith Stein!), maar tegelijk lijkt zijn geloof ook vooral rond deze devotie te draaien. Hij woont samen met zijn vriendin en hun kindje in een armzalige woning en was blij met ons over z’n geloof te kunnen spreken. Net als (bijna) iedereen zei ook hij naar de catechese te zullen komen luisteren. Gelukkig weten we dat er ook Limburgers zijn, die niet graag ‘nee’ zeggen, maar met ‘ja, ja’, hetzelfde bedoelen. Ofschoon we ondertussen al heel wat sloppenwijken gezien hebben, blijft het mij raken als ik bij deze mensen binnen komen. Eén vrouw, die we op straat hadden aangesproken, nodigde ons uit om bij haar binnen te komen. Ik gaf een compliment over haar mooie woning (werkelijk één van de betere huisjes, vergeleken dan met de andere..). Ze antwoordde ons echter dat ze áchter dit huis woonde, en dat leek meer op een varkenshok, dan op iets anders. De muren waren met plastic bekleed, de keuken, woonkamer en slaapkamer waren één kleine ruimte, terwijl een andere (slaap?)kamer slechts met een gordijn van de eerste kamer gescheiden was. Toch valt het op dat de mensen met al hun armoede, toch allereerst zorgen een televisie te hebben. Sommige hebben zelfs een stereo-installatie, die blijkbaar belangrijker is dan de – in mijn ogen – eerst noodzakelijke levensvoorzieningen.Tachtig procent van de mensen in deze wijken waar wij catechese geven is werkeloos. Prostitutie, drugshandel, afpersing en alle andere vormen van criminaliteit komen hier voor. Kinderen worden soms al met een alcoholverslaving geboren, omdat beide ouders verslaafd zijn, zodat tijdens de zwangerschap al een erfenis wordt mee gegeven waar men vervolgens al bij de geboorte de nadelen van ondervindt. De pastoor van Bridgton vertelde ons dat in zijn parochie minstens één moord per maand plaats vindt. Overdag voelen we ons hier desalniettemin op ons gemak. Dat we ons ‘veilig’ voelen, komen misschien ook omdat men hier (nog) veel respect is voor iedere ‘father’, ongeacht de kerkgemeenschap waartoe hij behoort. Je moet het noodlot natuurlijk niet tarten, maar het zou me verbazen dat men mij ‘zomaar’ een mes tussen de ribben zal steken. Maar ja, we zijn en blijven blanken die, zo men niet geheel ten onrechte veronderstelt, geld hebben. De meeste blanken behoren ook nu nog (twintig jaar na de Apartheid) nog altijd tot de beter gestitueerden van dit land. Waar is dat ook veel blanken (met name uit Europa), als missionarissen veel gedaan hebben voor de ontwikkeling van dit continent. Maar deze onbaatzuchtige hulp heeft ook zijn keerzijde. Juist omdat (met name) Europeanen hier nu al zo lang missie- en ontwikkelingswerk verrichten, verwacht men bijna als vanzelfsprekend dat geld en mensen (ook priesters) uit Europa komen. Het is dan ook werkelijk een opdracht om de eigen verantwoordelijkheid te stimuleren in plaats van Sinterklaas te spelen. Wat wij brengen zijn dan ook niet materiële of financiële goederen (hoe hard die ook nodig zijn), maar de Blijde Boodschap van het geloof, waardoor – daar ben ik ten diepste van overtuigd – een mens zich méér bewust zal worden van zijn waarde als kind van God, om daar vervolgens ook naar te leven. De problemen van dit land los je niet op door alleen maar financiële of materiële hulp te geven. Natuurlijk is deze hulp nodig en ‘dwingt’ het gebod van de naastenliefde ons om te zoeken naar middelen om onze naaste in nood te helpen. Maar zou het niet vreemd zijn als we de bron van deze naastenliefde, de liefde tot God, níet zouden willen delen? Graag vraag ik dan om jullie gebed, opdat de catecheses die we gaan geven de mensen mogen sterken om hun leven ten diepste door God te laten verrijken. Van harte wens ik jullie alle goeds toe, dank jullie voor je hulp – in gebed en ook financieel -, en in gebed vergeten we jullie niet! hans en Francesco en soortgenoten… Wie onze missie wil steunen (de auto is bijna afbetaald): giften kunnen worden overgemaakt op bankrek.nr.145.24.22 t.n.v.J.L.J.Kreuwels o.v.v. ‘hulp missiewerk’.
7e NIEUWSBRIEF uit Zuid Afrika, 27 oktober 2012
Beste vrienden,
HUISBEZOEKEN
Een groot deel van de wijken waar we catechese geven, bestaan uit ‘shanti’s’: een samenraapsel van golfplaten en ander afvalmateriaal. In één van deze huisjes ontmoetten we de oudste inwoonster van Dysselsdorp: een vrouw van 93 jaar, blind, maar nog heel goed bij én bewust katholiek. Samen met 23 (!) familieleden (vier of vijf generaties, dat is mij niet helemaal duidelijk geworden) woont ze in een gebouwtje waar in iedere slaapkamer zo’n acht personen slapen. Terwijl ik haar kinderen sprak over het geloof, en hen vertelde dat de grootste erfenis die ze van hun moeder en oma kunnen ontvangen haar geloof is, zat ze naast me en onderstreepte m’n woorden met alle krachten die (nog) in haar waren. Het is een geloof waar ik stil van word. Ik ben niet anders gewend dan dat ik me nooit zorgen heb hoeven maken over alle primaire levensbehoeften. Alles is ‘normaal’: een huis, geld, vakanties etc., kortom, een leven dat je (zeker vanuit de situatie die ik hier tegenkom) gerust luxueus mag noemen. Al deze voor mij vanzelfsprekende zaken vallen hier echter weg. Veel mensen weten vaak werkelijk niet waar ze morgen van moeten leven. Het geloof is voor hen niet zozeer een ‘reddingsplank’ waar ze een huis, voedsel of geld vinden, maar iets dat veel dieper gaat en blijkbaar een antwoord is op een veel wezenlijker vraag. Het is dát geloof dat ik bij mensen aantref, zoals bij deze vrouw van 93, waar ik alleen een diep respect voor kan opbrengen.Zuster Sonia is onze gids als we door de krottenwijken van Dysselsdorp gaan. Zij is één van de drie zusters Franciscanes-Clarissen uit Kerala die hier als een sociaal werkster alle mensen bezoekt. En als ik schrijf álle mensen, dan mag je dat heel letterlijk nemen. Drie keer per week gaat ze van ’s morgens 9.00 tot 14.00 uur in de middag van huis tot huis en bezoekt de mensen, luistert naar hun noden en helpt waar ze kan. Niet alleen de katholieken (die ongeveer eenderde van de wijk uitmaken), maar ook bij veel alle anderen wordt ‘de zuster’ uitgenodigd om binnen te komen. Voor ons is ze de ‘passpartout’ om mensen ook thuis te bezoeken en hen persoonlijk uit te nodigen om naar de Blijde Boodschap van de catecheses te komen luisteren. Sommige mensen hebben hun huisjes aardig op orde. Achter een armoedige buitenkant, betreedt je soms een waarlijke ‘woonkamer’ met een mooi bankstel en al het andere dat je in een ‘gewoon huis’ kunt verwachten. Het is vaak gekregen van de kinderen, die in ‘de grote stad’ zijn gaan werken en wat geld verdienen. Er zijn gelukkig ook heel wat mensen die in hun tuintjes werken en deze met bloemen of groenten ‘op orde’ hebben; een teken dat men niet moedeloos is geworden van de problemen die vaak groot zijn. Maar er zijn ook mensen die in een spiraal van ellende terecht zijn gekomen. Drank is dan één van de grootste bekoringen om de ellende te ontvluchten, en die hen vervolgens in de goot doet belanden. Op vrijdagavond begint deze demon rond te dwalen door deze wijken. De mensen krijgen op vrijdag hun salaris of uitkering, en véél van het levensnoodzakelijke geld verdwijnt vervolgens in de kroegen waar men z’n problemen verdringt en verdrinkt. Als we op zaterdagmorgen huisbezoeken doen, kom je mensen op straat tegen die – letterlijk – in de goot hun roes liggen uit te slapen… Anderen zie je met een kruiwagen vol kratten bier van de drankhandel komen: het weekend is immers begonnen! Alcohol is blijkbaar een ware plaag. Soms vraag je je af waar deze mensen, die vaak zo armoedig leven, het geld vandaan halen. Toen ik in het verslag van Demi (parochiane bij Life-Teen Roermond, die momenteel stage loopt bij een dierentuin met wilde dieren aan de ‘rijke kant’ van Oudshoorn) las, vernam ik dat ze een keer met haar begeleiders naar Dysselsdorp is gekomen om er een ezel te kopen, om deze als voedsel aan de wilde dieren in de dierentuin te kunnen voeren. Uiteraard begrijp ik dat wilde dieren geen havermoutpap eten, maar als ik zie dat de mensen hier hun ezels nodig hebben bij gebrek aan een auto, rijst bij mij het bange vermoeden dat mensen in hun armoede juist dát verkopen, wat ze het meeste nodig hebben. Het lijkt een bijna vicieuze cirkel van armoede, alcoholisme en alle andere denkbare vormen van verslaving en criminaliteit, waar het één het ander oproept. Toch worden er ook hier kleine overwinningen geboekt door mensen die met een grote inzet deze spiraal van ellende willen doorbreken. Zo is er een project van één van de protestante kerken waarbij alcoholverslaafden een afkickprogramma wordt aangeboden. Eén maand lang verblijft men in een andere plaats (enkele honderden kilometers verder), waar men onder professionele begeleiding kan afkicken. Zuster Sonia is één van de personen die de mensen goed kent en hen die hier het meest voor in aanmerking komen, helpt om deze –moeilijke- weg te gaan. Niet alleen om náár het afkickcentrum te gaan, maar ook daarna, als men weer terug komt in een omgeving waar de verleiding natuurlijk levensgroot aanwezig is, om weer in een oud levenspatroon terug te glijden.
CATECHESE
De priesters Oratorianen van beide wijken zijn erg enthousiast over de catecheses die nu al voor de derde keer hier gegeven worden. Zij zijn niet blind voor de problemen die de Katholieke Kerk ook in dit bisdom kent. Er is van dit bisdom bijvoorbeeld geen enkele priesterstudent op het nationale seminarie, de meeste jonge mensen verlaten na het Vormsel de kerk en de kerken lopen – traag, maar gestaag – eerder leeg, dan vol… In de parochie van Dysselsdorp was er het afgelopen jaar één kerkelijk huwelijk, terwijl alleen al de ‘katholieke’ school zo’n 700 kinderen telt… In zekere zin lijkt de situatie hier op die in Nederland in de jaren zestig en zeventig. Nóg komen heel wat mensen naar de kerk, maar je ziet hoe het niet voldoende is, om alleen maar met een sacramentenpastoraal mensen in hun geloof te sterken. Dat op een zondagse Mis alleen bejaarden de kerk bezoeken, is niet alleen iets waar men zich in Nederland zorgen over moet maken. Als father Dennis naar één van zijn buitenstaties gaat, moet hij daarvoor vier uur (!) met de auto reizen, om vervolgens in een buurt met zo’n duizend inwoners voor minder dan tien gelovigen de Mis op te dragen. Als je bedenkt dat er voor dit immens grote bisdom Oudtshoorn (ruim twee keer zo groot als Nederland) slechts 18 priesters beschikbaar zijn, er niet één priesterstudent is, de kerken eerder leeg dan vol lopen, dat de mensen met ‘ja, ja’ eigenlijk ‘nee’ bedoelen, zal het duidelijk zijn dat ik me hier helemaal ‘thuis’ voel! Blijkbaar liggen Zuid-Limburg en Zuid Afrika niet eens zo ver van elkaar af! Op één van onze ‘reizen’ hebben we de priesters van George en Mosselbay bezocht. Prachtige plaatsen langs de zuidkunst van Afrika. Over het algemeen heeft iedere priester hier zo’n drie buitenstaties, naast de hoofdparochie waar hij woont. De priesters zijn niet blind voor de moeilijkheden die op hen afkomen. In het verleden is dit grote bisdom in feite gesticht door Duitse missionarissen, die alle parochies bemanden, kerken en scholen bouwden, die voor geld en mensen uit Duitsland zorgden en zo met ‘Deutsche Gründlichkeit’ een kerk uit de grond hebben gestampt. Father Edward (uit Mosselbay): “Zij hebben ons in feite verwend. Zij regelden alles en wij, mensen uit Afrika, hebben achterover geleund in onze stoel, gewacht tot alles voor ons geregeld werd. Maar nu de paters en zusters uit Duitsland geen roepingen meer hebben en binnen tien jaar uit ons bisdom zijn verdwenen, blijkt dat men er niet aan heeft gedacht dat wij onze Kerk zélf moeten dragen. Gebouwen verkommeren, mensen vinden het vreemd dat ze geld moeten géven aan de Kerk (tot dan toe zorgde de Kerk voor geld!), en het geloof blijkt bij velen oppervlakkig te zijn. Als men maar kan zingen en dansen is men tevreden, en als men in één of andere ‘vreemde kerk’ beter zingt, begint ook hier het ‘reli-shoppen’…” Op onze vraag of er een plan is, een ‘oplossing’ zo je wil, voor onder andere het priestertekort, luidt zijn antwoord: “Men kijkt vooral naar India, in de hoop dat daar nieuwe priesters vandaag zullen komen, maar ook dit is geen tovermiddel. De taal (zelfs het Engels) is vaak een barrière, terwijl de meeste priesters uit India slechts voor een paar jaar komen, om dan weer te vertrekken. Bovendien bouw je hier geen Afrikaanse Kerk mee op, maar verval je in het oude patroon van de Europese missionarissen, die hier weliswaar de Kerk hebben geplant, maar die deze jonge boom in feite onvoorbereid aan ons hebben toevertrouwd”. Het aanbod van de catecheses, waaruit vervolgens kleine gemeenschappen kunnen ontstaan, wordt door vrijwel alle priesters die we bezoeken met open armen ontvangen. Men begrijpt dat er behoefte is aan kleine geloofsgemeenschappen waar men met elkaar het geloof kan delen, waar men niet alleen de sacramenten viert, maar óók de Bijbel leest en waar men de kans krijgt om te groeien in het geloof. In feite zijn er nu al méér aanvragen dan we aan kunnen. Voor het volgende half jaar zijn we dan ook al ‘vol geboekt’. Toch betekent dat niet dat het Neo-katechumenaat een ‘snelle oplossing’ biedt voor een groot probleem. De Weg die bewandeld wordt, vergt geduld en doorzettingsvermogen. Het is niet ongebruikelijk als tientallen mensen de eerste catechese-avonden bezoekt, en vervolgens – na twee maanden – een kleine gemeenschap van zo’n tien à twintig mensen ontstaat. En ook daarna zijn er ‘afvallers’, zodat nieuwe catecheses nodig zijn om de gemeenschap ‘op peil’ te houden. Maar ondanks alle problemen staan we verbaasd hoe de gemeenschappen, die hier twee jaar geleden in Oudtshoorn zijn ontstaan, staande zijn gebleven, en dat terwijl de priesters maar één keer per maand met hen de Mis (kunnen) vieren. De Oratorianen hebben immers héél wat buitenposten, waardoor een extra Mis voor een Neo-katechumenale gemeenschap dan ook geen vanzelfsprekendheid is. Toch ervaren de mensen deze gemeenschap als een grote hulp voor hun leven en hun geloof. Ze komen trouw naar hun bijeenkomsten en zijn door de openheid waarmee ze over hun leven in de bijeenkomsten spreken, ook voor de priesters een teken dat de Kerk door deze nieuwe realiteit wordt opgebouwd.
ADAM
Tijdens één van onze huisbezoekjes ontmoetten we een ouder echtpaar met een zoon van een jaar of dertig. De vader was ziek; hij had een zware operatie ondergaan en was bezig met een langzaam genezingsproces. Zijn geloof was groot en hij sprak in alle eenvoud over zijn vertrouwen in God. De zoon maakte op mij een andere indruk; iemand die in deze wereld leeft en, zoals zo vaak, wél het geloof van zijn ouders ziet, maar dit (nog) niet echt volgt. Ik voelde me geroepen om hem een woord te geven en wel naar aanleiding van zijn naam die ‘Adam’ was. Een prachtige naam: ‘Adam’. Ik sprak met hem over zijn geloof en riep hem, ‘Adam’ op een ‘zoon van Abraham’ te worden, de man van het geloof, zodat de nieuwe Adam – Christus – in hem geboren kon worden. “Maar dat ben ik al”, zei hij mij. “Hoe bedoel je?” vroeg ik hem. “Wel, mijn vader heet Abraham!”. Soms legt de Heer ons blijkbaar woorden in de mond die we zelf niet eens hadden kunnen bedenken. De volgende catechese kwam Adam, met zijn vrouw en kinderen, om te luisteren wat die vreemde catechesisten nog meer te zeggen hadden…
KINDEREN
Als je door de straten van Dysselsdorp loopt, valt al snel op dat de bevolking voor een héél groot deel uit kinderen en jonge mensen bestaat. Van de 6000 inwoners schat ik dat méér dan de helft onder de twintig jaar is. Drie grote basisscholen (van ieder zo’n 700 kinderen), en een middelbare school (met ruim 1000 leerlingen) geven de jeugd in ieder geval de kans om te werken aan een betere toekomst. Degenen die verder studeren (en er zijn ook al dokters, advocaten e.d. uit Dysselsdorp voort gekomen) keren echter niet terug naar hun plaats, maar trekken liever naar de grote steden waar de mogelijkheden voor een goede carrière uiteraard vele malen groter zijn. ‘Single moeders’ vormen eerder de regel dan de uitzondering als je kijkt naar de ‘gezinssamenstelling’. Dat een meisje met 17 jaar moeder wordt, kun hier bijna ‘normaal’ noemen. Als er van tevoren niet al een abortus is gepleegd, groeit de baby meestal bij de ouders van de jonge moeder op. De vaders zijn de grote afwezigen in de gezinnen. Father David (de pastoor van Dysselsdorp) vertelde me: “Het eerste jaar dat ik hier kwam, was niet één van de ouders van de achttien dopelingen van dat jaar, voor de Kerk getrouwd. Vaak is de vader ‘niet bekend’, of trekt hij zich terug zodra z’n vriendin zwanger is. Als men bovendien in de stad werkt, is de man helemaal ‘uit het zicht’. Hoe cru het ook klinkt, maar één van de fathers hier, zei me letterlijk: “Soms lijkt het me ook beter dat de vader niet thuis is. Sommigen zijn gewoon niet in staat om de taak van echtgenoot en vader op zich te nemen. Jullie kennen Bouttie? Hij is een minderbegaafde jongen van 23 jaar, die hier altijd rond ons klooster rondloopt, en wordt vanwege zijn lengte – hij is zo groot als een jongen van tien jaar – ook door de kinderen vaak gepest. Dezer dagen zagen we hem met een arm in verband. Zijn vader had z’n arm gebroken! In zo’n geval lijkt géén vader beter te zijn dan een vader die z’n eigen kinderen molesteert”. een schaapskop als middagmaal…
DE RIJKDOM VAN ARMOEDE
Armoede is een realiteit die we hier dagelijks om ons heen tegenkomen en het is goed dat er gezocht wordt naar wegen om de armoede te bestrijden. Toch zijn we hier geen sociale of maatschappelijke werkers die gekomen zijn om de mensen van hun armoede te verlossen (hoe graag ik ook zou zien dat mensen op een menswaardige manier zouden kunnen leven). Maar vreemd genoeg is de armoede ook een ‘deur’ waardoor je een andere wereld binnen kunt treden. Ook de wereld van het geloof. Als Jezus zegt: “Ik was naakt, hongerig, vreemdeling, en jij hebt voor Mij gezorgd”, geeft Hij aan dat Hij zichzelf heeft willen vereenzelvigen met deze armen, die in de wereld niet in tel zijn. Als wij deze armen bezoeken, komen we niet met geld. Ook zijn de woorden die wij kunnen geven, maar heel beperkt en armoedig. Maar andersom weet ik dat de Heer in deze barakken woont en wij bij Hem op bezoek mogen komen. De gastvrijheid van deze mensen, met wie je géén afspraak hoeft te maken voor een huisbezoek, is groot. Ze luisteren geduldig als we tot hen spreken, en die in hun armoede openen ze voor ons hun huis en hun hart. Telkens weer ervaar ik zo’n bezoek (waarvan we er al zeker meer dan honderd hebben gehad), als een geschenk dat ons telkens weer zomaar gegeven wordt. Wie is hier ‘rijk’ en wie is ‘arm’? Wij vertellen hen óver Christus, zij tónen ons Christus. Zijn wij niet vaak arm in onze rijkdom? In hun armoede zie ik een rijkdom die moeilijk in woorden is uit te drukken. Ik hoop dat dit mysterie van deze ‘rijke armen’ mij mag helpen de ware rijkdom te ontdekken die God voor ons allen heeft weggelegd. Groeten van fr.hans en Francesco Graag danken we onze weldoeners, die ons helpen ons missiewerk te kunnen verrichten. In ons gebed vergeten we jullie niet! (giften zijn welkom op bankrek.145.24.22 t.n.v. J.L.J.Kreuwels o.v.v. ‘hulp missiewerk’)
8e NIEUWSBRIEF uit Zuid Afrika, 11 november 2012
Beste vrienden, Ook na drie maanden in Zuid-Afrika te wonen, blijft het land en zijn inwoners mij facineren. De prachtige natuur, de vriendelijkheid en het geloof van de mensen, maar vooral de armoede en ellende maken op mij telkens weer een diepe indruk. In deze nieuwsbrief enkele van deze indrukken. KINDEREN Wat in een dorp als Dysselsdorp, waar wij wonen, direct opvalt, is de grote hoeveelheid kinderen. Er zijn drie basisscholen (elk met zo’n 700 kinderen) en een middelbare school (met ongeveer 1200 leerlingen). Dat betekent dat ruwweg eenderde van de bevolking onder de twintig jaar is. Veel kinderen zijn echter ‘kinderen van kinderen’. De meeste meisjes worden moeder rond hun zeventiende levensjaar. Sommige ook (veel) eerder. Een leerkracht vertelde me dat ze de afgelopen drie jaar ieder jaar opnieuw een meisje uit haar klas de school had zien verlaten toen deze met dertien jaar (!!) moeder werd. Zelfs in het ziekenhuis wordt in zo’n geval blijkaar niet ‘door gevraagd’, aangifte doen is heel ongebruikelijk en meestal wordt de baby bij de ouders van de jonge moeder opgevoed. Hoeveel kinderen het levenslicht niet mogen zien, weet ik niet, maar ik vrees dat het leven van een veelvoud van het aantal kinderen dat geboren wordt, al in de moederschoot gesmoord wordt. Genoemde lerares klaagde haar nood dat je in feite niet kunt spreken van een sexuele moraal. Ofschoon men niet openlijk spreekt over dit onderwerp, is het een ‘normale’ zaak dat men al heel jong met elkaar naar bed gaat. Vaders zijn vervolgens de grote afwezigen. Veel moeders zijn singles en zo groeien veel kinderen op in een-ouder-gezin. Dat deze kinderen vervolgens in de voetsporen van hun ouders treden, ligt voor de hand. Het lijkt een vicieuze cirkel waar nauwelijks uit te ontsnappen is. De regering van Zuid-Afrika, die jarenlang een sterke campagne heeft gevoerd voor condoomgebruik (met name om de plaag van AIDS tegen te gaan), heeft laten weten dat deze aanpak niet het gewenst resultaat heeft opgeleverd. Het huwelijk is iets wat hier zwaar onder druk staat. De meeste moeders zijn – zoals al gezegd – single, maar ook zij die samenwonen, zijn veelal niet getrouwd. Father David (de pastoor van Dysselsdorp) vertelde me: “Toen ik hier drie jaar geleden kwam, had géén van de achttien kindjes die dat jaar gedoopt werden een gehuwde vader en moeder. Dit jaar (2012) is er welgeteld één echtpaar in de kerk getrouwd. Omdat men vaak al heel jong vader en moeder wordt, is het aantal generaties ook groter dan in Nederland. Als je zestig ben, ben je vaak al overgrootmoeder, en oma’s van tachtig en ouder kunnen vervolgens zeggen: “Mijn kleindochter is oma!” Omdat alcoholisme een groot probleem is – zoals ik in vorige nieuwsbrieven al uitvoeriger heb beschreven –, is ook een groot aantal kinderen met de gevolgen van deze verslaving al in de moederschoot vergiftigd. Het zijn kinderen van wie de hersenen al bij de geboorte beschadigd zijn, die vervolgens niet goed kunnen leren en veelal ook niet oud worden. Het zijn kinderen die vaak te vondeling worden gelegd en vervolgens door anderen worden geadopteerd. Het adopteren van kinderen klinkt heel nobel (en dat zal het vaak ook zijn), maar tegelijkertijd moet je rekening houden met het kindergeld dat de overheid geeft. Per maand krijgt men (als men geen werk heeft) €28,- per kind. Dat is (ook hier) niet genoeg om een kind van te onderhouden. Ouders die geen werk hebben, en bijvoorbeeld verslaafd zijn aan de alcohol (en dat is het overgrote deel van de bevolking!), ‘nemen’ een kind vanwege het geld! Als je bijvoorbeeld vijf kinderen hebt, is dat evenveel als een salaris. De kinderen krijgen op school ’s middags een warme maaltijd en moeten daar vaak van leven. Het ‘kindergeld’ is aan het begin van de maand vaak al op gemaakt aan andere zaken dan waarvoor het bestemd is. En om het probleem nog ingewikkelder te maken: als je een kindje hebt geadopteerd, krijg je veel méér van de overheid (€90,- per maand). Ofschoon de bedoeling van de overheid ongetwijfeld goed is, werkt deze noodzakelijke hulp voor kinderen vaak averechts. Het is een algemeen bekend feit dat moeders/ouders hun kindje aan iemand anders af staan en de ‘buit’ vervolgens wordt verdeeld. Het lijkt ongetwijfeld een groot goed te zijn als een vader en moeder samen voor hun kind(eren) zorgen. Toch is father Leon (pastoor in Bridgton, de andere parochie waar we katechese geven) daar niet zo zeker van. “Sommige ouders zijn gewoon niet in staat om een kind op te voeden. Niet alleen als een moeder zelf nog een meisje is, kun je je afvragen of het verstandig is dat een kind door z’n natuurlijke moeder wordt opgevoed, ook vaders zijn daar vaak niet toe in staat. Neem Bouttie, een jongen met een verstandelijk beperking die hier rond ons klooster rond hangt en die we, zo goed en kwaad als dat kan proberen te helpen: dezer dagen heeft zijn vader hem zo’n pak slaag gegeven dat zijn arm is gebroken. In zo’n geval vraag je je af of géén vader niet beter is dan zó’n vader” Hoe triest het lot van kinderen (maar ook van hun ouders!) is, werd me gruwelijk duidelijk toen father Leon vertelde hoe men hem onlangs drie babylijkjes bracht, die gevonden waren op de vuilnisbelt… Ouders/moeders die geen geld hebben voor een begrafenis, zien blijkbaar geen andere uitweg dan hun kinderen bij de vuilnis achter te laten… Father Leon heeft hen een waardige begrafenis gegeven, maar wie de ouders waren is een raadsel gebleven.. BOKRAAL Een van de wijken van Dysselsdorp heet ‘Bokraal’. Het is de buurt waar mensen die werkelijk niets hebben, gratis kunnen wonen. Ze krijgen een klein stukje grond en kunnen daar hun ‘woning’ op bouwen. De meeste ‘huizen’ bestaan uit één ruimte, waar meestal alleen maar een paar bedden staan, terwijl men voor deze barak – in de open lucht – op een open vuurtje z’n maaltijd kookt. Meestal bestaat deze uit een ondefineerbare pap waar de hele familie ’t mee moet doen… Water en electriciteit is er niet. Per ‘straat’ is er één kraan en één toilet (wit-blauw op onderstaande foto). Momenteel bezoek ik de mensen van Bokraal ‘huis-aan-huis’, waarbij ik geraakt wordt door hun eenvoud, hun gastvrijheid en hun groot geloof. Ofschoon lang niet iedereen katholiek is (in Dysselsdorp zijn er minstens twaalf verschillende soorten kerkgemeenschappen), heten mensen mij altijd van harte welkom als ik aanklop aan hun deur en vraag of ik met hen mag praten. Eén van hen, een man van een jaar of 35, die samen met zijn vrouw en vier kinderen in een kleine barak van de Bokraal woont, vertelde me: “Het leven is niet altijd gemakkelijk. Ik ben blij als ik iedere dag mijn kinderen iets te eten kan geven. Maar het ergste is als het stormt of onweert. Onlangs vloog midden in de nacht het golfplaten dak van ons huisje af en zaten we midden in de regen. Als het stormt ben ik altijd bang dat ons hele huisje wordt weg geblazen. Dan zitten we dicht bij elkaar en houdt ik mijn kinderen vast en zeg hun: ‘Onze Vader zal voor ons zorgen’ ”. Op mijn vraag of God werkelijk voor hen zorgt en hen niet in de steek heeft gelaten in zijn antwoord: “Nee, God heeft ons nog nooit in de steek gelaten. Soms ga ik op de heuvel hier vlak buiten de Bokraal. Daar heb ik een prachtig uitzicht richting de bergen. Op mijn plaatsje op de heuvel bid ik dan en lees ik in mijn Bijbeltje. Ik vind er rust en de kracht om weer verder te kunnen gaan”. Dit geloof tref ik bijna ‘huis-aan-huis’aan. Men is God dankbaar voor het leven – hoe armoedig dat ook is -, en men bidt ook thuis samen, iets wat ik Nederlandse Katholieken maar bij hoge uitzondering heb horen zeggen… Wie is hier rijk en wie arm? Het feit dat mensen in hun armoede gastvrij, vriendelijk en oprecht gelovig zijn, neemt niet weg dat allerlei vormen van criminaliteit het leven nóg zwaarder maken dan als het al is. Drugsgebruik, seksueel geweld, en ook moord maken het leven vaak ondraaglijk. Bij één van mijn huisbezoekjes werd ik – vreemd genoeg – afgewezen door een jongen van een jaar of zestien. Toen ik verder wilde lopen, kwam zijn moeder naar buiten en riep mij om binnen te komen. Ik trof er een echtpaar aan van een jaar of vijftig, beiden lid van de Apostolische kerk, maar die blijkbaar in mij iemand herkend hadden (als priester ben ik gemakkelijk herkenbaar) met wie ze hun leed wilden delen. “Op deze plaats (ze wezen naar de ruimte tussen ons in) is onze dochter van negentien jaar zes weken geleden vermoord. Op een avond kwam haar vriend, die hier in de buurt woont, met een mes binnen. Voor onze ogen heeft hij onze dochter neergestoken. Hij is weliswaar opgepakt, maar daarna weer vrij gelaten totdat hij moet voorkomen. Zijn ouders behoren ook tot onze kerk en zijn gelovige mensen, maar hij heeft onze dochter vermoord…” Woorden die niet zozeer met haat, maar met een grote droefheid en geslagenheid uitgesproken werden. De houding van haar broer – die me bruusk had afgewezen – kreeg direct een hele andere achtergrond. Zou deze jongen niet met wraakgevoelens rondlopen, nu de moordenaar van zijn zus in dezelfde wijk als waar hij woonde, vrij rond liep? Ik zou voor mijn eigen daden niet durven instaan, mocht mij zoiets ooit overkomen! Tijdens een dergelijk gesprek weet ik vaak ook niet wat ik moet zeggen. Bij zoveel leed sta ook ik hulpeloos en met mijn mond vol tanden. Toch weet ik mij eroepen om er te ‘zijn’ en met deze mensen het in hun ‘duisternis’ vol te houden. Woorden komen soms na een tijdje van zelf, en een ‘Woord bij toeval’ (een Bijbelpassage die we lezen, nadat we de Bijbel op een toevallige plaats hebben open geslagen) is vaak een woord dat we vaak werkelijk als een Woord-van-God ervaren. GODS WONDERE WERKEN Misschien kan iemand bij het lezen van bovenstaande de indruk krijgen, dat we hier in een ‘verschrikkelijke plaats’ terecht zijn gekomen. Welnu, dat is zeker niet waar! Ik ben God dankbaar dat hij – langs zijn ondoorgrondelijke wegen – mij hier heeft gebracht en mij de kans heeft gegeven mijn leven, mijn geloof en mijn roeping opnieuw te mogen beleven. Ik meende na vijftig jaar – waarvan vijfentwintig als priester – wel te weten wat het leven is. Ook als priester had ’t leven zo zijn vaste stramien, terwijl ook mijn eigen beperkingen en zonden als kaders waren, waarbinnen de rest van mijn leven leek te zijn omsloten. Deze tijd opent nieuwe deuren. Het samenleven met een ouder echtpaar en met een jonge socius (Francesco) is niet altijd gemakkelijk; als je zo dicht op elkaar leeft, zijn er natuurlijk altijd zaken waar je je aan gaat ergeren. Maar tegelijkertijd bidden en spreken we met elkaar. Tijdens het morgengebed geeft ieder van ons zijn ‘weerklank’. Je laat de anderen weten waar het Evangelie je heeft geraakt en hoe je het concrete leven van elke dag beleeft. Het woord van het Evangelie verlicht daarbij vaak onze geschiedenis, die anders donker zou kunnen blijven. Ondanks onze verschillen weten we ons bovendien geroepen om samen het Evangelie te leven én te verkondigen aan de mensen om ons heen, die daar – bijna altijd – open voor staan. Het is voor mij een verademing om vrij met mensen over ons geloof te kunnen spreken. Ofschoon ik nog negen maanden heb, kijk ik er nu al op weer naar Nederland terug te ‘moeten’ komen, waar het parochiewerk vaak zwaar is, omdat zoveel deuren van harten gesloten blijven en alle inzet lijkt als zaaien op de rotsgrond. In geloof weet ik weliswaar dat het niet aan mij is, om een plaats uit te zoeken waar ik als priester mag werken en dat het niet goed is om de vruchtbaarheid van mijn leven als priester aan zichtbare resultaten af te meten. Waar de Kerk – in de persoon van de bisschop – mij zendt, zal ik gaan. Tegelijkertijd ervaar ik heel sterk hoe de Heer mij deze tijd schenkt om met vreugde mijn geloof en priester-zijn opnieuw te beleven. Eén van de bijzondere ‘presentjes’ die ik hier ontvang, is de wonderlijke schepping die van Zuid-Afrika werkelijk een aards paradijs maakt. Iedere ochtend rennen we een half uutje door Dysselsdorp dat omgeven is door wonderlijke hoge bergen. Soms is er op de zondagmiddag tijd om ergens naar toe te gaan. Een bergwandeling is vaak adembenemend (in dubbel opzicht!). De vorige week zondag hadden we besloten een uitstapje te maken naar druipsteengrotten, niet ver van Dysselsdorp. Terwijl we ons toch wat bezwaard voelden om, bij alle financiele beperkingen die wij (en de mensen om ons heen!) hebben, ons geld hiervoor uit te geven, kwam bij de kassa iemand naar ons toe en liet ons weten dat we gratis naar binnen konden gaan. De kassière bleek een parochiane te zijn, die ons had herkend en ons graag op dit spektakel tracteerde. Want een spektakel mag je deze grotten gerust noemen. In Europa heb ik in het verleden al vaker druipsteengrotten gezien, maar hier in Zuid-Afrika lijkt alles steeds weer grootser en mooier te zijn. Een geschenk van Gods schepping waar je met open mond naar kunt staan (of liggen) kijken! Kortom, het is werkelijk een heel bijzondere tijd die we hier mogen doorbrengen en waar we God dankbaar voor zijn! Groeten van, Francesco en fr.hans Wie onze missie wil steunen: giften kunnen worden overgemaakt op bankrek.nr.145.24.22 t.n.v.J.L.J.Kreuwels o.v.v. ‘hulp missiewerk’. Momenteel sparen we voor het slotweekend van de eerste katechese-reeks, waarvoor we deze mensen (die werkelijk arm zijn) graag willen uitnodigen.
9e NIEUWSBRIEF uit Zuid Afrika, 4 december 2012
Beste vrienden,
De afgelopen acht weken hebben we in twee parochies van Oudtshoorn katechese mogen geven. Vier avonden per week bezochten mensen deze verkondiging van de Blijde Boodschap, waarbij de aantallen – per parochie – uiteenliepen van tien tot dertig mensen. Ondertussen mocht ik dagelijks de mensen van deze parochies bezoeken, over wie ik in de vorige brief al uitvoerig heb geschreven. Heel bijzonder is het om bij ieder huisbezoek te merken, dat mensen werkelijk gelovig zijn, ook als dat (helaas) niet betekent dat iedereen ook een gelovig leven leidt. Ook voor deze mensen is er een spanningsveld tussen woorden en daden, tussen het geloof ‘belijden’en een gelovig leven ‘leiden’… Men is oprecht blij om over het geloof te spreken, om te getuigen over de God in wie men gelooft, terwijl (ook de niet-katholieken) blij zijn als ik, als katholiek priester, hen bezoek en mijn getuigenis geef. Zou ik in Nederland zó over het geloof spreken, dan zou ik bij menigeen binnen twee minuten weer op straat staan!
KERKEN
Bij een rondgang door Dysselsdorp (waar we wonen), telden we al snel zo’n zestien verschillende kerkgemeenschappen, zoals de Volkskerk van Afrika, de Christelijk verenigde kerk, de Lutherse kerk, de Oud- en de Nieuw apostolische kerk en nog vele anderen. Daarnaast zijn er tal van huiskerken, waar mensen thuis of in een tent naast hun huis, rond het Woord van God (en/of het Avondmaal) samen komen.
enkele kerken in Dysselsdorp
De afgelopen dertig jaar is het aantal christelijke gemeenschappen hier als paddestoelen uit de grond geschoten. Op mijn vraag ‘waarom?’ was één van de antwoorden (van iemand van de apostolische kerk): “Iedereen wil leider zijn. Als men wil kan men zijn eigen (huis-)kerk beginnen, en als men andere mensen mee weet te krijgen, is men zélf degene die het woord voert, hetgeen veel mensen blijkbaar graag doen”. De verschillen tussen al deze verschillende kerkgemeenschappen is overigens vaak maar marginaal. Soms gaat het over het aantal keren dat men het Avondmaal viert, soms gaat het over de leeftijd waarop men het doopsel ontvangt, maar soms weet men zelf niet eens precies wat nu de verschillen met andere gemeenten zijn. Bij één van mijn bezoekjes aan een ‘tent-kerk’ sprak ik een man van 75 jaar: “Ik was tot mijn zestiende Moslim – zo vertelde hij me -, tot het moment dat de Here mij riep om zijn profeet te zijn. En sindsdien trek ik door heel Zuid-Afrika, om overal waar men mij vraagt het evangelie te verkondigen. Al zestig jaar reis ik zo van de éne missie naar de andere en de Here zegent mijn zending”. Op mijn vraag bij welke kerkgemeenschap hij hoorde, kreeg ik een vaag antwoord. Hij gaat dan ook naar allerlei soorten gemeenten toe, overal waar hij gevraagd wordt. Terwijl de onderlinge verschillen blijkbaar slechts marginaal zijn, zijn die met de R.K.Kerk veel duidelijker aanwezig: de plaats van de paus, van het leergezag en de traditie, van Maria en de zeven sacramenten, om maar de meest in het oogspringende te noemen.Toch is het frappant dat niemand van deze andere kerken een discussie begint over deze verschillen, zoals je die in Nederland binnen de kortste keren hebt. Sterker nog: men grijpt de kans aan om de vreugde van het geloof dat ons verenigt, te uiten. De ‘profeet’ over wie ik hierboven schreef, vroeg me zelfs om folders over onze katechese, om de mensen ook naar ons door te verwijzen!
AFRIKAANSE MENTALITEIT
Ofschoon ik het liever niet zou zeggen, maar het is een feit dat nogal wat mensen die ik hier tegenkom niet uitblinken in het nemen van initiatief, in het nemen van verantwoordelijkheid en van het zeggen van een waarheid die de ander liever niet hoort. Zonder twijfel zijn de mensen hier uitermate vriendelijk, met als keerzij dat men de ander ook niet wil teleurstellen. Talloze malen hoor ik: “Ja, ja, vader, ons zal seker na die katechese kom”, om vervolgens ‘gewoon’ niet te komen. Misschien zijn het niet de ‘Hollanders’ geweest die driehonderd jaar geleden naar Zuid-Afrika gekomen zijn, maar Limburgers, die ‘ja, ja’ gebruiken als ze ‘nee’ bedoelen. Natuurlijk kan het ook zo zijn, dat mensen op het moment dat ze ‘ja’ zeggen dat op dat moment ook werkelijk menen, maar er een paar dagen later weer anders tegenaan kijken. Het blijft echter moeilijk als je op een ‘ja’ rekent dat vervolgens slechts een woord bleek te zijn… In deze kerk zaten de blanken tijdens de Apartheid rechts, de niet-blanken links… Om de Afrikaanse mentaliteit te begrijpen, is het wellicht goed te beseffen dat deze mensen al eeuwenlang klein gehouden zijn. Na de slavernij kwam in Zuid-Afrika de Apartheid (volgens bisschop Francisco de Goveira van Oudtshoorn de meest vernederende vorm van omgang met andersgekleurde medemensen), zodat de mensen hier eeuwenlang te horen kregen dat ze een tweederangs soort mensen zijn, dat ze moeten luisteren naar wat de ‘baas’ (een witman) zegt, dat men niet zelf hoeft na te denken, maar moet doen wat men opgedragen krijgt. Moet het dan verbazen dat men op alles ‘ja’ zegt, als iets gevraagd wordt? Is het vreemd dat velen nauwelijks initiatief nemen om het eigen leven te veranderen, noch de eigen verantwoordelijkheid serieus neemt, nu deze plotseling aan iedereen gegeven is, alsof het de gewoonste zaak van de wereld is? Pas vanaf 1994 is ‘democratie’ in Zuid-Afrika ingevoerd. Waar volken in Europa eeuwen hebben gehad om naartoe te groeien, heeft men hier in twintig jaar een sprong moeten maken van ‘tweederangs burger zonder stem’ naar een persoon die z’n eigen leven in eigen handen kan nemen en zijn stem kan laten horen. Nog altijd leeft er bij veel mensen de overtuiging dat de blanken het beste iets kunnen organiseren en dat je hen beter niet tegen kunt spreken. Door eeuwenlang voor de niet-blanken te ‘denken’, te beslissen en te zorgen, is het eigen initiatief en het nemen van eigen verantwoordelijkheid lange, lange tijd niet gestimuleerd maar eerder ontmoedigd. Zoals vroeger de ‘baas’ zorgde dat men te eten kreeg, een hut had en een beetje geld, zo kijken tegenwoordig velen op naar de Staat. De overheid moet zorgen dat men een woning en geld krijgt, en het liefst zonder dat men er iets voor hoeft te doen. Het is een mentaliteit die je ook in voormalige communistische landen schijnt tegen te komen, waar eveneens generaties lang ‘klein’ zijn gehouden en waar het nemen van initiatief eerder ontmoedigd dan bemoedigd werd. Eén van de gevolgen is dat allerlei projecten die door kerken en overheid worden aangeboden om de eigen levensstandaard te verbeteren, met een zekere (voor ons ‘Westerlingen’ onbegrijpelijke) onverschilligheid terzijde worden gelegd. Gratis cursussen (voor naaiwerk, voor het leren van beroepen zoals metselaar, voor het leren bewerken van een stukje land enzovoort) moeten soms bij gebrek aan interesse worden gestaakt. Soms lijkt het alsof men het belangrijker vindt dat de Staat (zoals vroeger de kerk, of de ‘witte baas’) maar moet zorgen dat men te eten krijgt en een dak boven z’n huis heeft. Zo doet men er alles aan om het onderwijs hier in Zuid-Afrika goed te organiseren. Iedereen kan naar de lagere of middelbare school, zonder daar ook maar één cent voor te hoeven betalen (als men geen inkomen heeft). Aan het begin van het schooljaar krijgt iedere leerling een rugzak met alle schoolmaterialen (ja, ook de benodigde boeken), een schooluniform en zelfs een fiets als men te ver van de school woont, om daar te voet naar toe te kunnen gaan. Tegelijkertijd, zo vertelde ons de bisschop van Oudtshoorn, scoort Zuid-Afrika heel slecht als het gaat als je kijkt naar de algemene ontwikkeling, hetgeen je toch niet zou verwachten met een schoolsysteem dat ook de allerarmsten geweldige kansen biedt. Maar niet alleen scholieren, ook leraren zijn blijkbaar niet optimaal gemotiveerd om de kansen te grijpen die er nu (na eeuwen van onderdrukking) zijn. Twintig procent van de leraren (!!) verschijnt op maandag en vrijdag niet op school (zo vertelde de bisschop ons), omdat ook zij liever een lang weekend hebben dan naar school toe gaan! Op de vraag aan een jongere wat hij het belangrijkste vond voor zijn toekomst, luidde het antwoord: “Zorgen dat ik een uitkering krijg!
ELISE
Dat niet iedereen op deze manier aan zijn toekomst denkt, bleek bij een bezoek aan Elise, een jonge vrouw van ongeveer dertig jaar, die ik slapend voor haar (heel eenvoudige) woning aantrof, terwijl een paar kinderen rond het huisje speelde. Dat mensen overdag buiten slapen is op zich niet zo vreemd. Bij een temperatuur van tegen de veertig graden (ja, het is hier zomer!), is het soms nog het beste om ergens buiten in de schaduw de avond af te wachten. Al snel bleek dat ik haar leefsituatie echter totaal verkeerd had ingeschat. Ze nodigde me uit om binnen te komen. Daar trof ik niet één grotere ruimte aan, zoals bij de meeste van deze huisjes gebruikelijk, maar aparte slaapkamers naast een (kleine) woonkamer die er heel verzorgd uitzag. Elise: “Toen ik 32 jaar geleden geboren werd, heeft mijn moeder mij op de dag van mijn geboorte, bij een ziekenhuis te vondeling gelegd, in een plaats zo’n 100 kilometer hier vandaan. Mijn opa, die op zoek was naar zijn dochter (mijn moeder), vond háár niet, maar wel mij, een klein babietje. Hij nam mij in zijn rugzak mee en liep heel die afstand, over de bergen, terug naar Dysselsdorp waar hij mij heeft opgevoed. Vanaf mijn zesde levensjaar mocht ik naar school toe gaan, maar om de school te kunnen betalen (hetgeen toen nog nodig was), werkte ik als kind iedere dag na school en greep ik elke kans aan om mijn studie af te kunnen maken. Ik slaagde voor de Middelbare school en ging vervolgens naar de politie-academie. Dat is in Zuid-Afrika méér dan wat jullie onder een politie-opleiding verstaan. Wij krijgen hier een militaire training, om in alle omstandigheden ons ‘mannetje’ te kunnen staan. Tijdens onze diensten dragen we altijd een kogelvrij vest van zo’n twintig kilo. Een tijdje geleden heeft een dronken man zes keer met een mes op mij ingestoken; zonder mijn vest was ik er nu niet meer! In onze training worden we op extreme situaties voorbereid: tien uur achter elkaar rennen; 48 uur, staande, wakker blijven, lijken uit elkaar snijden (!), om zo bijvoorbeeld bij verkeersongelukken (in Zuid-Afrika zijn er zo’n 20.000 verkeersdoden per jaar) niet voor het eerst iemand ‘uit elkaar’ te zien. Ik heb bij dit werk geleerd om te vechten, om mensen in noodsituaties te redden, maar ook om te troosten waar nodig. Ik geniet van dit werk en zie dat ik aan de cirkel van ellende ben ontsnapt, waar zovelen rondom mij nog altijd in gevangen zitten”. Dat Elise geen ‘doorsnee’ vrouw was, bleek wel toen ze me vertelde dat ze, naast haar werk bij de politie, ook nog gediplomeerd danslerares is. Een vaardigheid die ze gebruikt om kinderen, die vaak al jong op het verkeerde pad terecht komen, in een totaal andere setting te helpen om de vicieuze cirkel te doorbreken waar ze in opgesloten zitten. Met trots vertelde ze dan ook over jongeren die ze had geholpen en die nu – jaren later – een goede baan hadden gekregen. Vrouwen als Elise laten zien dat het niet nodig is de moed te laten zinken, maar dat het mogelijk is de wereld te verbeteren. Toch beseft ook zij dat ze géén ‘superwoman’ is, en gaat er dan ook onder gebukt als mensen soms vergeten dat ook politie-agenten gewone mensen zijn, die hun werk graag willen doen om hun naasten te dienen. “Regelmatig stop ik tijdens mijn ronde bij een kerk, om daar even op de laatste bank bij de Heer mijn leven en werk neer te leggen. Want als Hij mij niet helpt, was ik nooit gekomen waar ik nu ben”.
VADERS EN KINDEREN
Zoals in een eerder brief al geschreven zijn vaders de grote ‘afwezigen’. Er leven in Dysselsdorp weliswaar bijna evenveel mannen als vrouwen, maar niet alle biologische vaders zijn ook daadwerkelijk ‘vaders’. Als townships en dorpen ver van de grote stad gelegen zijn, wonen vaders (maar ook moeders) vaak in de ‘grote stad’ en komen alleen in het weekend (of minder vaak) naar huis. In zo’n geval zijn het vooral de kinderen en de ouderen die door-de-week een dorp bewonen. In Dysselsdorp kan men gelukkig met bussen dagelijks op en neer naar Oudtshoorn reizen. Maar, zoals gezegd: ‘vaders zijn niet altijd vaders…’. Op vrijdagmiddag begint de ‘zuiperij’ (ik heb er geen ander woord voor). Er zijn mannen die hun salaris rechtstreeks naar de slijterij brengen (de meest florerende zaak van Dysselsdorp). Het is nog niet zolang geleden dat de mensen die op de wijnboerderijen werkten (de streek rond Oudtshoorn is een beroemde wijnstreek), niet in geld maar in wijn werden uitbetaald. Het zijn zo de blanke wijnboeren geweest die de ‘nationale sport’ (zoals alcoholisme hier spottend wordt genoemd) hebben ingevoerd. Tijdens de conviventie (het slotweekend van onze katechese, waarvoor zich zowel jonge alsook oudere mensen hadden opgegeven) bleek hoe de alcohol z’n verwoestende werk onder met name de mannen verricht. Mannen die de katechese-avonden, die door de week gegeven werden, hadden bijeengewoond, en die zich ook hadden opgegeven voor de conviventie (van vrijdagavond tot en met zondagmiddag), kwamen niet opdagen. Hoe triest is het dan om van de jongeren , die wel waren gekomen, te moeten horen: “Mijn pa (of ook ‘opa’) kan niet komen, hij heeft teveel gedronken…”. Wat opvalt is dat vrouwen boven de twintig jaar zonder kind(eren) feitelijk niet voorkomen! Een onderwijzeres van een middelbare school vertelde me dat het aantal tienerzwangerschapen zo hoog is, dat er zelfs een aparte klas is voor 16-, en 17-jarige zwangere meisjes, zodat deze – ondanks hun zwangerschap – toch hun school af kunnen maken. Op mijn vraag waarom er zoveel tienerzwangerschappen zijn, was het antwoord dat dit niet ligt aan een slechte voorlichting (de jeugd weet over voorbehoedsmiddelen evenveel als jongeren in Nederland, terwijl het ook niet moeilijk is om eraan te komen). Een leerkracht gaf als reden de groepsdruk die groot is om al heel jong een sexuele relatie aan te gaan. Maar waarom raakt men zo massaal zwanger? Een – voor mij – nieuw antwoord (van de bisschop van Oudtshoorn) luidt: “Jonge mensen groeien veelal op in een uitzichtsloze situatie, waarin ze veel moeten missen. En het voornaamste wat iedere mens zoekt, is liefde. Een kindje kan aan dat verlangen beantwoorden: een kleine mens met wie je als moeder een liefdesrelatie kunt aangaan, zoals je die met niemand anders hebt. Dat een kind van 16 jaar vervolgens geen kind kan opvoelen, maakt de situatie alleen nog maar triester, want nu is er weer een kind dat opgroeit in een situatie waarin pa én ma de grote afwezigen zijn en de geschiedenis weer van voren af aan begint…
“Is jouw vader ook zeep gaan halen?”
En de vaders, wat doen die als ze bij een vrouw een kind verwekt hebben, waar ze liever geen verantwoordelijkheid voor nemen? Hier in Dysselsdorp is het een uitdrukking geworden dat zo’n vader tegen z’n vrouw/meisje zegt: “Ik ga straks even naar Oudtshoorn om zeep te halen”, om vervolgens met de noorderzon te verdwijnen. Als kinderen elkaar vragen naar hun pa, kan het antwoord dan ook zijn: “Mijn pa is zeep gaan halen…” Als ik ‘s morgens om zeven uur m’n rondje door het dorp ren, is het ‘gewoon’ dat mensen me ‘vader’ noemen (de gebruikelijke aanspreektitel voor een priester alhier). Maar voor de kinderen is het vaak in dubbel opzicht een ‘schreeuw om een vader’. De laatste dagen staan ‘s morgensvroeg al een paar jongens (van een jaar of 12) buiten te wachten om met mij mee te rennen. Ik durf het hen niet te vragen, maar ik ben bang dat ook hun pa’s zeep zijn gaan halen…
KATECHESE
Na ruim twee maanden hebben we de katechese in Dysselsdorp en Bridgton afgesloten. Zo’n 25 mensen hebben vervolgens besloten in een gemeenschap deze Weg verder te volgen en zullen twee keer per week blijven samen komen voor een viering rond het Woord van God en rond de Eucharistie. Drie van hen zijn niet-katholiek, ongeveer acht moeders zijn ongehuwd, terwijl er naast hele arme ook ‘beter gesitueerden’ (zoals leraren en mensen uit het leger) zijn. Wat hen verenigd, is dat zij door God geraakt zijn, die blijkbaar deze katechese gebruikt om een blijde boodschap te geven aan mensen die daar – soms letterlijk – op zaten te wachten. De dag voor de slotbijeenkomst bezochten Francesco en ik een echtpaar. Nadat we hadden gezegd waarvoor we waren gekomen, antwoordde de man: “Eergisteren heb ik tegen mijn vrouw gezegd: ‘Ik wil mijn leven gaan veranderen. Ik wil iets doen wat mijn leven werkelijk inhoud geeft’. Jullie zijn gekomen om mij te zeggen hoe ik dat kan doen”. Hij en zijn vrouw zijn gekomen en zijn nu verantwoordelijke van een nieuwe gemeenschap geworden. Samen zullen deze mensen als gemeenschap verder op weg gaan, terwijl ons team van katechisten hen ook op afstand (als we naar een volgende plaats gaan, om daar katechese te geven), blijven volgen. Wat uit hun ervaringen echter bovenal blijkt, is dat het God is die hen blijkbaar niet alleen heeft willen laten, maar hen een gemeenschap heeft gegeven waar Hij de Herder van is. Groeten van fr.hans en Francesco, Graag willen wij onze weldoeners bedanken die onze missie ondersteunen! Wie ons verder wil helpen: giften kunnen worden overgemaakt op bankrek.nr.145.24.22 t.n.v.J.L.J.Kreuwels, waarvoor hartelijk dank!
10e NIEUWSBRIEF uit Zuid-Afrika, 22 december 2012
Beste vrienden, In december is in Zuid Afrika de zomer begonnen. De zomervakantie voor de scholen, die net als in Nederland zo’n zes weken duurt, zorgt dat het een wat rustigere tijd is. Terwijl de winter in Nederland te voelen is, loopt de thermometer hier (aan het begin van de zomer) al snel op tot 35 graden (gisteren was het in Oudshoorn zelfs 43 graden!). Het is komisch om te zien, hoe men zich hier op dezelfde manier op het kerstfeest voorbereidt als in Nederland. Kerstverlichting siert de winkelstraten, terwijl de kerstman (gekleed in winterkleding, zittend in een arreslee, getrokken door rendieren) blijkbaar geen last heeft van de warmte die je in Nederland alleen in een héle warme zomer meemaakt.
SINTERKLAAS
Ook Sinterklaas is hier geen onbekend verschijnsel. De paters van Bridgton hebben deze Nederlandse traditie naar Oudtshoorn gebracht, met als enige verschil dat de ‘zwarte Pieten’ zich hier niet hoeven te schmincken. Zo’n duizend kinderen komen op deze manifestatie bij de paters af, waarbij de goedheilig man aan alle kinderen een zakje met snoep uitdeelt. Het is één van de manieren waarop de paters proberen een lichtpuntje te brengen in het leven van deze kinderen die vaak in erbarmelijke omstandigheden moeten opgroeien. Een ander initiatief dat de pater hier genomen hebben, is ‘Huis Luigi’, waar voor schoolgaande kinderen na-schoolse opvang is. Het eerste wat de kinderen krijgen, is een maaltijd, vervolgens worden ze geholpen met hun huiswerk en kunnen ze onder begeleiding van volwassen begeleiders ook spelen. Zo’n honderdtwintig kinderen komen na school naar dit huis, waar ze aan tafels een maaltijd krijgen voorgezet. Alleen al het eten aan een tafel is hun vreemd. In de meeste huizen tref je niet eens een tafel aan! De leidster van ‘Huis Luigi’ vertelt : ”Als deze kinderen thuis eten, nemen ze het eten van het fornuis – als dat er is -, en gaan vervolgens ergens op een veilige plek zitten, waar niemand hun eten kan afpakken. Als jonge honden wordt er vaak gevochten om het eten. Bij ons leren ze, dat wij aan een tafel eten en dat een maaltijd iets anders is dan het zo snel mogelijk naar binnen schrokken van voedsel. Binnenkort beginnen we ook met de opvang vóór de school begint, zodat ze ook een fatsoenlijk ontbijt krijgen, ze hun schooluniform aan hebben en hun tanden hebben gepoetst. Het zijn allemaal dingen waar ouders voor zouden moeten zorgen, maar juist deze zijn vaak afwezig. Soms omdat men al vroeg moet werken, soms omdat men zelf nooit geleerd heeft hoe een gewoon gezinsleven te leiden”. Niet alleen in Bridgton, ook in andere plaatsen zijn we deze opvang van kinderen tegen gekomen. In Dysselsdorp gaat het dagelijks om zo’n 250 kinderen, terwijl in de parochie in Cape Town, waar we momenteel verblijven, eveneens met regelmaat een warme maaltijd voor de armen – en met name voor de kinderen – wordt bereid. Je hoeft hier niet lang na te denken hoe je het evangeliewoord kunt invullen, dat zegt: ‘Ik had honger en jij hebt Mij te eten gegeven”.
AAN DE DOOD ONTSNAPT…
Dinsdag 11 december zal ik niet snel vergeten. Het is de dag waarop een jongeman, Shabello, – letterlijk – mijn leven heeft gered. Nu we voor enkele weken in Cape Town zijn, leek het ons een gelegenheid om ook eens een duik te nemen in de zee, iets waar we de afgelopen vier maanden nog niet aan toe waren gekomen. Het was een warme dag, waarbij een stevige wind voor prachtige golven zorgde. Aan het tientallen kilometers lange witte zandstrand troffen we echter maar op enkele plaatsen strandgasten aan, die zich in het water vermaakten. Francesco en ik spraken af dat we na elkaar wat zouden zwemmen, terwijl de ander bij onze spullen zou blijven. Als eerste nam ik een duik in de eerste golf om vervolgens al snel over de tweede en derde golf de zee in te zwemmen. Veel sneller dan ik in de gaten had… Toen ik na enkele minuten om keek, bemerkte ik toen m’n schrik dat ik véél verder in zee was, dan ik had verwacht. De stroming was sterk en zoog me de zee in. Bovendien ging het hier niet om een paar golven, waar je over heen zwom, maar zo’n acht rijen golven waarvan ik in de meeste kopje onder ging. Voor wie dat wel eens heeft mee gemaakt: als je ín zo’n golf komt, kun je doen wat je wilt, maar het water komt door je neus naar binnen en hoestend en proestend kom je weer boven. Bovendien moet je telkens weer met alle kracht zwemmen om boven te komen. Zodra ik zag hoe snel ik van de kust weg dreef, keerde ik om en probeerde uit alle kracht terug te zwemmen. Op zich ben ik geen slechte zwemmer (al jarenlang zwem ik iedere week mijn baantjes borstcrawl), maar hier was ik machteloos. Ik merkte dat ik niet terug kon komen, terwijl ik in iedere tweede golf volledig werd ondergedompeld. Toen ik besefte dat ik het niet ging redden, begon ik te zwaaien; ik zag in de verte echter slechts kleine mensengestalten, waarvan ik niet wist of zij mij zagen. Na drie keer zwaaien, moest ik m’n krachten gebruiken om niet in de golven onder te gaan, terwijl ik probeerde niet in paniek te raken, maar m’n krachten zo goed mogelijk te sparen om iedere nieuwe golf – letterlijk – te boven te komen. Op een gegeven moment besefte ik: “Ik kan niet meer. Ik zal nog één, misschien twee golven aan kunnen, maar dan verdrink ik”. Het waren angstige momenten, waarop ik – voor het eerst in mijn leven – mijn eigen dood van zo nabij in de ogen heb gekeken. Het was werkelijk op het allerlaatste moment, dat plotseling een reddingszwemmer over een golf naar mij toe kwam gezwommen die me een ‘drijver’ aanreikte, waar ik me aan vast kon klampen. Met de hulp van Shabello, mijn redder, kon in naar de kust terug zwemmen, waar ik, totaal uitgeput, bij kon komen.
Een fantastische zee, fascinerend en levensgevaarlijk…
Later hoorde ik dat deze kust inderdaad heel gevaarlijk is. Alleen al tijdens de vorige zomer zijn langs dit strand 35 (!) mensen verdronken, terwijl tien mensen er door haaien zijn aangevallen. Ik moet er niet aan denken dat we een kilometer verderop waren gaan zwemmen, waar geen strandwachten waren noch waarschuwingsborden, maar enkel een fantatisch strand met fascinerende golven… Mijn redder vertelde me dat hij en zijn collega’s regelmatig mensen uit zee oppikten, met name op plaatsen waar de zeebodem snel omlaag ging en er een sterke stroming was. Voor hem was het blijkbaar dagelijks werk, voor mij bijna de laatste dag van mijn leven hier op aarde… Die avond las ik psalm 18: ‘Golven van doodsgevaar sloten mij in, een stortvloed van onheil maakte mij angstig. Het net van het dodenrijk hield mij gevangen, de strik van de dood lag reeds om mij heen. Toen wendde ik mij tot de Heer in mijn nood, en riep ik mijn God aan om hulp. Hij hoorde mijn stem in zijn hoge paleis, zijn oor ving mijn noodkreten op… Toen stak Hij de hand uit en greep Hij mij vast en trok mij omhoog uit de golven’. Voor mij was de hand van Shabello als de hand die God mij had gestuurd. Sterker dan ooit besef ik dat mijn leven hier op aarde van het ene moment op het andere kan zijn afgelopen. Was ik gereed om te gaan? God kan zijn werk ook zonder mij vervullen, daar heeft Hij mij niet voor nodig. Maar blijkbaar is Hij me nog niet moe is en heb ik nog een roeping te beantwoorden. Het laat me ook zien dat ik mijn leven en mijn roeping serieus moet nemen; het kan voorbij zijn voor je er erg in hebt! Zolang ik (nog) hier ben, ben ik hier om van Hem te getuigen, om de Blijde Boodschap van zijn goedheid aan de mensen te brengen, niet alleen met woorden, maar ook door zelf te leven zoals Hij het heeft voorgedaan. Dat betekent voor mij, dat ik nog een hele weg van bekering te gaan heb, maar tegelijk zie ik het als een kans om te doen waartoe Hij mij geroepen heeft: een getuige te zijn van Zijn Liefde.
CAPE TOWN
Niet alleen de fascinerende natuur van de zee is gevaarlijk, ook op het land zijn er hier genoeg dieren waar je beter in een boog omheen kunt lopen. Ook het verkeer is hier in Zuid-Afrika niet zonder gevaren; jaarlijks sterven er zo’n 20.000 door met name roekeloos rijgedrag. Maar het meest in het oogspringende gevaar is gelegen in de criminalitieit. Dagelijks worden er in Zuid-Afrika zo’n 45 mensen vermoord, met name in de grotere steden zoals Cape Town, zodat je inderdaad er voortdurend alert op moet zijn om geen onnodige risico’s te nemen. Kortom, als je niet oppast ga je achter iedere palmboom een krokodil verwachten… Na de catecheses die we in Oudtshoorn mochten geven, waren we gevraagd enkele weken naar Cape Town te komen, waarbij Francesco en ik gevraagd waren om in de pastorie van Constantia (een dure wijk in Cape Town) te komen wonen, waar ik gevraagd werd de pastoor te vervangen die onlangs naar de VS is vertrokken. Niet omdat hij er vakantie wilde houden, zo hoorde ik later, maar omdat hij korte tijd geleden in zijn pastorie door enkele mannen was overvallen. Een roofoverval, waar men in Zuid-Afrika niet meer vreemd van opkijkt. Deze pastoor werd in zijn eigen pastorie met een mes neergestoken, beroofd, en vervolgens in de kluis van zijn eigen pastorie opgesloten. Daar zou hij zeker zijn gestikt, ware het niet dat hij – puur toevallig – een week eerder een ventilatiesysteem had laten aanbrengen waar ook de kluis op was aangesloten. Zo had hij, met een grote wond in zijn lichaam, wel voldoende zuurstof om te kunnen overleven. Bijna leeggebloed werd hij 24 uur later in deze kluis gevonden, waarna hij enkele weken nodig had om weer ‘op de been’ te komen. Dat hij vervolgens, tamelijk getraumatiseerd, niet meer in dit huis en parochie kon werken, lijkt me tamelijk vanzelfsprekend. Zelfs de pastorie in een rijke parochie, waar we werden uitgenodigd om te leven en te werken, is blijkbaar niet de meest veilige plek die je je kunt bedenken… Ofschoon ik niet snel bang ben, en ik kan genieten van de mooie kanten van een stad als Cape Town en de prachtige natuur waardoor het omringd is, gaat mijn voorkeur toch uit naar kleinere plaatsen als Dysselsdorp en Bridgton, waar de mensen je op straat groeten en waar je je niet continu moet afvragen of je wel voorzichtig genoeg bent. Eén van de huisjes in Dysselsdorp. Je bent er altijd welkom !
EVANGELISATIE
26 jaar geleden is de Neokatechumenale Weg naar Zuid-Afrika gekomen. Het is een geschiedenis geworden, zoals men in de processie van Echternach het leven van die grote missionaris van de Lage Landen, Willibrord, uitbeeldt: drie stappen vooruit, twee achteruit. Als in een parochie waar gemeenschappen waren ontstaan, een nieuwe pastoor kwam die weinig met ‘de Weg’ op had, gebeurde het meer dan eens, dat de gemeenschappen niet meer welkom waren. Soms gingen de broeders en zusters van zo’n gemeenschap naar een andere parochie, zodat in bijvoorbeeld Delft (één van de armste parochies in Cape Town) nu zo’n vijf gemeenschappen bijeen komen. Eind november hebben we enkele vruchten mogen zien die de Weg hier na al deze moeilijke jaren heeft gebracht. Tijdens een bijeenkomst van de gemeenschappen van Cape Town werd aan de ruim 200 aanwezigen (het totaal aantal broeders en zusters schat ik op zo’n 400) gevraagd of er onder hen mensen waren, die zich geroepen voelden om hun leven voor de missie te geven. Zo’n dertig mensen stonden op: sommigen om als missiegezin uitgezonden te worden, anderen om als itinerant in een andere plaats katechese te gaan geven (zoals ook ik dat dit jaar mag doen), alsook vijf jongens die opstonden om naar het seminarie te gaan. Als je bedenkt dat in dit grote bisdom van Cape Town bijna geen seminaristen meer zijn, mag ‘de oogst’ van deze eenvoudige gemeenschappen, in de armste wijken van Cape Town, groot genoemd worden. Enkele maanden geleden heeft de aartsbisschop van Cape Town Kiko Arguello (de initiatior van ‘de Weg’), vanwege het grote tekort aan priesterroepingen, gevraagd om een seminarie ‘Redemptoris Mater’, zoals we er ook een hebben in het bisdom Roermond. De seminaristen van zo’n seminarie komen voort uit Neokatechumenale gemeenschappen. Daar is hun geloof gegroeid, daar hebben ze een geloofsfamilie gevonden en hebben ze ook hun missionaire priesterroeping ontdekt. Hun vorming vindt niet alleen binnen een seminarie plaats, maar ook binnen een gemeenschap van broeders en zesters met wie ze wekelijks samenkomen. Door de aanwezigheid van deze gemeenschappen in Cape Town kon hier dan ook onlangs een nieuw Redemptoris Mater-seminarie geopend worden. Om deze genade af te smeken voor Zuid-Afrika, waren we op 21 augustus naar Ngome gereisd, een bedevaartplaats waar Maria in 1952 is verschenen. Groot was onze verbazing toen we ter plekke het gebed tot Maria lazen, dat begint met de woorden: ‘Redemptoris Mater..’ (Moeder van de Verlosser), de naam van deze seminaries. Nu, ruim drie maanden later, leven we hier in Cape Town enkele weken samen met de eerste zes seminaristen van dit seminarie, die een teken zijn van een nieuwe lente in de Kerk van dit land waar – net als in Europa – roepingen schaars zijn. Over twee weken zullen we naar George en Mosselbay gaan (zo’n vijf uur rijden van Cape Town richting Oosten), om daar catechese te gaan geven in twee parochies. Na de ‘pilot-parochies’ van Oudtshoorn, waar zo’n drie jaar geleden voor het eerst in dit bisdom catechese is gegeven, zullen we nu ‘nieuwe’ parochies bezoeken in dit uitgestrekte bisdom waar we hopen dat de mensen even ontvankelijk zullen zijn als de mensen in Oudtshoorn waar we de afgelopen maanden de Blijde Boodschap mochten verkondigen en nu drie gemeenschappen (van ieder ruim twintig broeders en zusters) wekelijks samen komen om Christus te ontmoeten. Eén van de nieuwe gemeenschappen tijdens de ‘conviventie’ in Dysselsdorp. Ondanks de afstand in kilometers die ons scheidt, weten we ons één met jullie, heel bijzonder nu we aan de vooravond staan van de geboorte van onze Heer. Van harte wensen we jullie een Zalig Kerstfeest toe en Gods zegen in een nieuw jaar. fr.hans en Francesco, Graag willen wij onze weldoeners bedanken die onze missie ondersteunen! Giften gebruiken we voor de auto (waarmee we heel wat kilometers afleggen) en voor uitgaven die rechtstreeks voor de katechese nodig zijn, zoals de ‘conviventies’ (weekend-bijeenkomsten) aan het einde van iedere katechese. Wie ons wil helpen: giften kunnen worden overgemaakt op bankrek.nr.145.24.22 t.n.v.J.L.J.Kreuwels, waarvoor hartelijk dank!
11e NIEUWSBRIEF uit Zuid-Afrika, 21 januari 2013
Beste vrienden, Kerstmis ligt alweer ver achter ons. Terwijl jullie de winter moeten doorstaan, is het hier zo’n 35 graden. Mensen in korte broek en t-shirt in de Nachtmis, was even wennen! In Cape Town wonen ook veel frans-sprekenden (uit landen als Nigeria, Ivoorkust e.d.) en zo kon het gebeuren dat ik in één van de Kerstmissen in het Frans gevraagd werd de Mis te vieren. Een bijzondere ervaring was de ‘levende kerststal’. Het is een fenomeen dat we ook in Nederland wel kennen, maar dat hier, in de armste buurt van Cape Town, een wel heel bijzondere betekenis krijgt. De mensen van dit township (met name de kinderen) werd gevraagd om mee te doen. En zo kon het gebeuren dat mensen alle materiaal kwamen brengen om een stal te bouwen, terwijl de kinderen als herders, engelen en koningen verkleed werden om zo hun plaats in de kerststal in te nemen. Tientallen kinderen deden uiteindelijk mee met dit kerstgebeuren, waarbij heel wat bengelen in engelen veranderd werden! Ondertussen begeleidden de cantoren van de neo-katechumenale gemeenschappen met muziekinstrumenten kerstliederen. Als God ooit besloten had om mens te worden temidden van de allerarmsten, dan mochten we dat hier nu op een bijzondere manier opnieuw vieren.
ZUID-AFRIKA: LAND VAN PRACHT EN GEVAAR.
Op kerstavond, op weg naar de Nachtmis, waren we (opnieuw) getuige van een ernstig verkeersongeluk, waarbij meerdere auto’s betrokken waren. Uit één auto, die ondersteboven op de weg lag, kwamen zeven (!) mensen, vier volwassenen en drie kinderen, ongedeerd te voorschijn. De chauffeur, die hoogstwaarschijnlijk teveel gedronken had, vluchtte de nacht in, terwijl de gewonden uit de andere auto’s over de verschillende ambulances werden verdeeld. Dit keer kon ik met meer rust van de éne gewonde naar de andere gaan, naar hen luisteren, met hen spreken en met hen bidden. Toen ik in de eerste week van mijn verblijf hier in Zuid-Afrika voor het eerst bij een verkeersongeluk plotseling tussen dode en stervende mensen stond, was dat werkelijk een nachtmerrie. Het blijft echter wonderlijk dat mensen op zo’n moment blij kunnen zijn om met een priester te kunnen spreken, beseffend dat ze maar net aan de dood zijn ontsnapt. Een paar uur later (om drie uur tijdens dezelfde Kerstnacht) stierf bij een ander ongeluk in Cape Town de zoon van één van de broeders van de gemeenschap die we regelmatig bezoeken. Als politie-agent was deze zoon, met zijn collega, aangereden door iemand die met grote snelheid door een rood verkeerslicht kwam gereden. Beide agenten waren op slag dood… In de nacht van 1 januari kregen de andere itinerant-priester en zijn socius de schrik van hun leven, toen er vanaf een viaduct een steen op hun auto werd gegooid. Het is een hier ondertussen een ‘normale’ manier geworden om ‘s nachts auto’s tot stilstand te brengen en de inzittenden vervolgens te beroven. Voor mijn collega itinerant-priester en zijn socius is het gelukkig bij blikschade gebleven. Cape Town is een metropool met twee gezichten. Alleen al het feit dat er een continue stroom is van illegalen die hun geluk in Cape Town zoeken, maakt de stad niet bepaald veiliger. Criminaliteit is ongetwijfeld het grootste gevaar waar je niet voorzichtig genoeg voor kunt zijn. Maar aan de andere kant is Cape Town ook een prachtige stad, gelegen rond de één kilometer hoge Tafelberg, van waar je een fantastisch uitzicht hebt op zowel de Atlantische -áls ook op de Indische Oceaan. De weken rond Kerstmis zijn in Zuid-Afrika een tijd van zomervakantie, waarbij allerlei activiteiten tijdelijk woren stop gezet. Ook voor ons was het een tijd om de mooie kanten van Cape Town te bekijken. De Tafelberg (het zevende wereld natuurwonder), een eiland met honderden zeehonden, musea en de ‘coon-carnaval’ (op 2 januari kregen de slaven vroeger een dag vrij waarop ze een soort carnaval vieren); al deze toeristische attracties mag je niet missen. ‘coon-carnaval’ in Cape Town op 2 januari Francesco op Table Mountain Achter deze berg bij Kaap de Goede Hoop, ligt in de oceaan een klein eilandje met honderen zeehonden!
PASTORAAL IN CAPE TOWN
Tijdens deze zomervakantie mocht ik in een ‘parochie-zonder-priester’ de diensten waarnemen en, in gesprekken met verschillende parochianen, het leven van een stadsparochie in deze miljoenenstad beter leren kennen. Maar ook contacten met andere priesters waren een kans om de situatie alhier beter te leren kennen. Wat mij het meeste opviel, is dat de situatie erg veel lijkt op die in ons land zo’n twintig jaar geleden. Nóg zijn er genoeg priesters voor alle parochies, maar er beginnen steeds meer gaten te vallen. In eerste instantie zoekt men een priester, die als een ‘waarnemend pastoor’ tijdelijk de parochie overneemt, totdat er een nieuwe pastoor benoemd wordt. Maar er ontstaan steeds meer gaten, waarbij men beseft dat, met het huidige aantal priesterstudenten, de toekomst er weinig rooskleurig uitziet. Vreemd genoeg is men tegelijkertijd helemaal niet zo enthousiast over de komst van buitenlandse (voornamelijk Indiase priesters), noch over het nieuwe Redemptoris Mater-seminarie. Zo verwijt men het de bisschop dat hij niet iedereen van tevoren om advies heeft gevraagd. Men is eerder ’gereserveerd voorzichtig’ in de reacties, dan blij met nieuwe priesters voor de toekomst. Met enige terughoudendheid kijkt men naar ‘buitenlanders’ die ‘niet van hier’ zijn… Ik moet daarbij denken aan sommige Nederlandse bisdommen, waar men liever op termijn de kerkdeuren sluit bij gebrek aan priesters, dan de deuren open zet voor missionarissen die van elders komen. Terwijl het zestig jaar geleden nog ‘vanzelfsprekend’ was, dat onze missionarissen overal ter wereld welkom waren, lijkt het omgekeerde soms alles behalve vanzelfsprekend te zijn… Toen we de (blanke) priester, die als een ‘gatenvuller’ van de ene parochie naar de andere reist, spraken over zijn werk in de parochies, liet hij ons weten dat het voldoende is als een priester de Mis opdraagt en de mensen de gelegenheid geeft om te biechten. Nu twijfel ik zeker niet aan de waarde van de sacramenten, maar als we alleen met het aanbieden van de sacramenten menen de Kerk te redden, vrees ik dat we vergeten zijn dat Jezus zijn leerlingen allereerst heeft uitgestuurd om het evangelie te verkondigen. Met name tijdens onze missie hier in Zuid-Afrika merk ik, hoe goed het is om je als priester te kunnen te richten op onze ‘core-business’, en dat is de verkonging van het evangelie! Het is dan ook een weldaad om hiervoor te zijn vrij gesteld; om aan gelovigen en ongelovigen, aan mensen die al naar de kerk komen, maar ook aan mensen die ver van de Kerk staan, zonder omwegen te mogen spreken over de kern van ons geloof. Vervolgens is er natuurlijk ook de opdracht om deze mensen, eenmaal verenigd in een ‘small Christian community’ ook verder op die geloofsweg te begeleiden, waarbij uiteraard ook de sacramenten geweldige geschenken zijn als ‘voedsel van boven voor onderweg’. Ik ben dan ook blij om deze opdracht (‘Gaat en verkondigt het evangelie’) concreet inhoud te mogen geven tijdens deze missie. Eén van de verschillen tussen de pastoral in Zuid-Afrika en Nederland, betreft de manier waarop priesters hier een benoeming krijgen. Als in Nederland een priester een pastoorsbenoeming krijgt, gaan daar doorgaans heel wat gesprekken aan vooraf. Als er, behalve een kerkbestuur, ook nog een pastorale raad of andere ‘belangrijke groepen’ in een parochie zijn, kunnen gesprekken heel wat tijd in beslag nemen en kan het bijna op een sollicitatieprocedure gaan lijken, waar je je als priester moet zien ‘te verkopen’. Hier ontvangen de priesters in de zomervakantie (die hier voor Kerstmis begint) een nieuwe benoeming, waarbij ze te horen krijgen dat van hen verwacht wordt dat ze binnen drie weken van de ‘oude’ naar de ‘nieuwe’ parochie verhuisd zijn. Het is dan ook heel bijzonder mee te maken, als een pastoor of kapelaan aan het einde van een Mis de parochianen meedeelt dat dit zijn laatste Mis in deze parochie is! Ook voor een kerkbestuur is het een verrassing wie de volgende pastoor of kapelaan zal zijn. Een benoeming is ook nooit voor langer dan zes jaar, hetgeen natuurlijk ook z’n nadelen heeft. Als je iets wilt opzetten, zul je snel moeten werken, terwijl je maar moet afwachten of je opvolger op de ingeslagen weg wilt door gaan. Het goede van dit ‘systeem’ is echter dat priesters werkelijk als missionarissen door het bisdom gaan en niet ‘vastroesten’ in een bepaalde plaats. Hun persoonlijke eigendommen zijn ook beperkt. In iedere parochie is er een gemeubileerde pastorie, waar een priester direct in kan trekken, om zonder veel ‘poeha’ van welkomst- of afscheidsrecepties te doen waarvoor hij geroepen is: te leven temidden van de mensen aan wie hij het evangelie in Woord en Sacrament mag verkondigen. Ondertussen gaat ook voor ons het leven als missionair team verder, en reizen we dus ook weer naar een nieuwe plaats. Voor drie weken zal Francesco ons verlaten. Voor een passage van zijn (Neo-katechumenale) gemeenschap in Amsterdam, zal hij naar Nederland gaan, om zich daarna weer bij ons team aan te sluiten. Ondertussen wordt zijn plaats overgenomen door Jozef, één van de priesterstudenten van het nieuwe Redemptoris-Mater-seminarie van Cape Town. Hij is afkomstig uit Zambia en vult ons team voor enkele weken aan. Francesco en Jozef, m’n twee socii, beide 24 jaar jong.
EEN NIEUW MISSIE
Vanuit Cape Town zijn we zo’n 500 kilometer naar het Oost ‘opgeschoven’, waar we in George en Mosselbay katechese geven in twee parochies, zo’n 60 kilometer van elkaar verwijderd. Toen we aankwamen, was nog niet helder waar we zouden verblijven. De pastoor van de parochie waar we katechese gaan geven, had weliswaar een paar kamers voor ons gereserveerd in een retraite-centrum, maar omdat we geen inkomsten hebben, beseften we dat we hier ook weer zo snel mogelijk moesten vertrekken, op zoek naar een gratis onderkomen. Geen gemakkelijke opdracht, zeker niet als je in een plaats komt, waar je (nog) niemand kent. Na enkele dagen vroegen we de pastoor dan ook of we in de kerk konden overnachten. Dat klinkt wellicht vreemd (en is het natuurlijk ook), maar in de kerk is wel de gelegenheid om op het oksaal te slapen (de plaats waar het koor zingt), terwijl er water, licht en electriciteit is: alles wat we nodig hebben om te overleven. Op het laatste moment kwam er echter een andere oplossing. In Mosselbay is er naast de kerk een hal met enkele kamertjes (die als opslagruimte gebruikt worden), die we – in ieder geval voorlopig – als slaapkamers kunnen gebruiken. Het is één van de momenten waarop we de precariteit (‘broosheid’, zo je wil) van ons leven als missionair team ervaren, maar ook heel concreet mogen ervaren dat God in alles voorziet. De afgelopen vijf maanden zijn we nu al veertien keer van slaapplaats gewisseld, zodat ik me ‘s morgens als ik wakker word, eerst afvraag waar ik ergens ben. Terwijl we ‘s avonds de katechese geven, bezoeken we overdag de mensen (katholiek en niet-katholiek) om hen persoonlijk uit te nodigen naar het Goede Nieuws (letterlijk ‘Evangelie’) te komen luisteren. Terwijl wij bij deze straat- en huisbezoeken een getuigenis geven over ons persoonlijke leven, schromen mensen hier in Zuid Afrika niet om ook over hun eigen leven te vertellen. In één van de armoedigste shanti’s (krotwoningen) in Blanco ontmoette we Cliffort. Een man van een jaar of veertig. In het halfduister van zijn armoedig onderkomen ontving hij ons en vertelde ons zijn geschiedenis: “Ik heb een goede jeugd gehad. Ik kon naar school toe gaan en op een gegeven moment was ik zelfs aangenomen op het kleinseminarie waar ik de opleiding volgde, samen met anderen die nu priester zijn. Maar ik heb van mijn leven een puinhoop gemaakt. Ik raakte verslaafd aan de alcohol. Toen ik een keer dronken was, veroorzaakte ik een ongeluk, waarbij mijn vrouw om het leven kwam. Ik heb mijn vrouw gedood… Ik raakte alles kwijt. Ik belandde in de gevangenis, waar ik een paar jaar heb door gebracht. Toen ik uit de gevangenis kwam, had ik een slechte reputatie. Mensen probeerden vervolgens mij te vermoorden. Hier in mijn eigen huis heeft men geprobeerd mij om het leven te brengen. Mijn dochter heeft mij toen gered”. Hoe bang Cliffort is, bleek toen wij hem uitnodigde om naar de katechese te komen luisteren. “Ik durf niet in het duister naar huis te komen. De eerste de beste die iets tegen me heeft, steekt me neer”. Pas toen we hem beloofden dat we zouden zorgen, dat hij niet alleen naar huis hoefde te gaan, kwam er iets van opluchting over hem heen en verzekerde hij dat hij graag naar ons wilde komen luisteren. Cliffort, een man die als een bang dier leeft in een donker hol, die leeft onder wat wij een ‘bestaansminimum’ zouden noemen; een mens die – achtervolgt door zijn duistere verleden – bovendien nauwelijks meer kan geloven dat God licht in zijn leven kan brengen. En toch: als God ter sprake komt, klaren z’n ogen op, en drinkt hij als het ware onze woorden op. En hij is het die óns laat weten dat hij beseft dat God hem nooit in de steek zal laten. Het zijn ontmoetingen waarbij ik besef, dat ik het ben die getuige mag zijn van Gods wondere werken in mensen als Cliffort. Het is werkelijk een genade hier te mogen zijn, temidden van deze mensen, die in de ogen van de wereld arm zijn, maar tegelijkertijd zo dicht bij het Koninkrijk van God staan. In gebed vergeten we jullie niet. Bid ook voor ons, dat we in alles Gods wil mogen doen en werkelijk getuigen kunnen zijn van zijn Liefde. fr.hans, Francesco en Jozef. p.s. Als je iemand kent die de nieuwsbrieven eveneens wilt ontvangen, laat het even weten! Wie ons wil helpen bij onze missie: giften kunnen worden overgemaakt op bankrek.nr.145.24.22 t.n.v.J.L.J.Kreuwels, waarvoor hartelijk dank!
12e NIEUWSBRIEF uit Zuid-Afrika, 14 maart 2013
Beste vrienden, ‘Habemus papam’, klonk het ook gisteravond in Zuid-Afrika, waar het nieuws van een paus uit Zuid-Amerika een even grote verrassing was als elders in de wereld. Tegelijkertijd leeft hier de hoop dat de volgende paus uit Afrika zal komen, het ‘continent van de hoop’ zoals de zalige Paus Johannes Paulus II Afrika noemde. De keuze van paus Franciscus I is voor de mensen hier – en ik hoop ook in Nederland – een geweldige bemoediging. Een paus die in al zijn eenvoud, de deuren van de Kerk opent voor velen die buiten de Kerk zijn en hen de hand reikt. Een paus die ook de armoede kent en ongetwijfeld de kloof tussen rijk en arm niet zal willen laten voor wat die is. Een paus die ook ziet dat de Kerk méér is dan alleen de groep gelovigen niet naar de kerk komt, maar zoekt naar wegen om mensen ook buiten het traditionele kerkgebouw bijeen te brengen. In een interview zei hij ooit: “Onze godsdienstsociologen zeggen dat de invloed van een parochie ongeveer een straal van ongeveer 600 meter heeft. In Buenos Aires ligt tussen de ene en de andere parochie rond tweeduizend meter. Ik heb de priesters dus gezegd: ‘Wanneer je kunt, huur dan een garage en als je een geschikte leek kunt vinden, laat hem dan zijn gang gaan! Hij moet zich een beetje om de mensen bekommeren, een beetje catechese geven en ook de communie uitreiken als daarom gevraagd wordt. Een parochiepriester vroeg mij toen: ‘Maar dan komen de mensen niet meer naar de kerk.’ ‘Hoezo?’, vroeg ik hem. ‘Komen de mensen nu naar de kerk?’ ‘Nee’, zei hij. Dus.” Door de moderne media is de wereld inderdaad een huiskamer, zoals wel gezegd wordt. Ondanks de fysieke afstand van zo’n 12.000 kilometer is het mogelijk om (met name via internet) op de hoogte te blijven van wat er in Rome, maar ook in Nederland gebeurt en contacten te onderhouden. Berichten over de ziekte en het overlijden van (voor mij ‘oud-‘)-parochianen en vrienden, de reacties in de Nederlandse pers op het aftreden van de paus en op de keuze van zijn opvolger, maar ook mails van jullie over jullie persoonlijke situatie, zorgen ervoor dat ik niet gemakkelijk zal ‘vervreemden’, maar verbonden blijf met de ‘andere kant van de huiskamer’, die deze wereld is. Eén van de dingen waarvoor ik hier wat meer tijd krijg, is om na te denken over de Kerk in ons land. Ik merk dat het een voordeel is om met enige afstand naar de omstandigheden te kijken waarin de katholieke Kerk in Nederland verkeert. Ook is het vaak verbazingwekkend hoe problemen hier in het uiterste puntje van Afrika (nog slechts door water gescheiden van de Zuid-Pool) vaak precies hetzelfde zijn als die in Nederland. Het is waar dat mensen in Zuid-Afrika veel gemakkelijker over het geloof praten en dit ook (willen) beleven in de één of andere kerk, maar tegelijkertijd kan het geloof ook hier soms een dun laagje aan de buitenkant blijven. Ook hier kunnen mensen uit de kerk weg blijven vanwege bijvoorbeeld ruzies of onenigheden, of omdat men gewoon te lui is om op zondagmorgen op tijd uit z’n bed te komen. Ook hier is het Huwelijk een sacrament dat men maar zelden vraagt; ook hier verlaten de meeste tieners na het ontvangen van het Vormsel de Kerk en ontbreken roepingen voor het priesterschap en religieuze leven bijna geheel. Maar, zoals gezegd, het is en blijft voor mij een andere invalshoek om in de Kerk te staan en een kans om na te denken over de toekomst van de Kerk, ook in onze eigen land. Natuurlijk is de toekomst van de Kerk niet van ons, en zal Hij die beloofd heeft met ons te zijn tot het einde van de tijden, zijn Kerk zelf leiden, zoals Hij dat wilt. Tegelijkertijd zijn we echter geroepen om mee te werken om die Kerk mee gestalte te geven en door woord en daad ook anderen uit te nodigen de rijkdom van ons geloof te leren kennen. Maar hoe..?
VORMSEL
In Dysselsdorp mocht ik het Vormsel bijwonen van een groep van tien jongeren, van rond de 18 jaar. Hier wordt het Vormsel niet toegediend aan het einde van de basisschool, maar in het jaar dat men het eindexamen doet. Er is bovendien een voorbereiding van drie (!) jaar, waarin deze kandidaat-vormelingen iedere (!) zondag een uur na de Mis katechese ontvangen. Daar bovenop wordt van hen ook nog eens gevraagd, dat ze zich aansluitend aan het Vormsel voor één jaar binden aan een vrijwilligerstaak in de parochie. Sommige worden leiders bij een jeugdgroep, of zijn reeds als acolyth of anderszins actief bij de parochie betrokken. Je zou zeggen: hier doen ze, wat bij ons in Nederland ondenkbaar is; iets waar je in de Kerk van Nederland alleen maar van kunt dromen. Maar…, ondanks dat men zoveel durft te vragen van deze jongeren, is het ‘resultaat’ land niet altijd navenant. Een leidster van zo’n vormselgroep vertelde me, hoe de groep van tien vormelingen oorspronkelijk uit dertig bestond; dat de opkomst voor de ‘zondagsschool’ vaak bedroefend laag is; dat de meesten hun belofte, om ná het Vormsel actief in de parochie bezig te zijn, al snel vergeten en hoe er ook onder deze groep (je zou verwachten) ‘serieuze’ jongeren tienerzwangerschappen e.d. voorkomen, zoals bij hun leeftijdsgenoten die niet (meer) naar de Kerk komen. Omdat er hier echter (nog) een grotere druk is vanuit een katholieke gemeenschap om naar de Kerk te komen, kan men nog allerlei voorwaarden aan het ontvangen van de sacramenten stellen. Maar wat zal er gebeuren als deze druk/controle van buitenaf wegvalt, zoals in Nederland al enkele tientallen jaren geleden is gebeurd? Toen ik 18 jaar geleden in Roermond-Oost pastoor werd, was ik nogal teleurgesteld, toen ik zag dat de vormelingen noch vóór, noch ná het Vormsel naar de Kerk toekwamen. Toen ik deze jongens en meisjes van groep 8 (11/12 jaar jong) vroeg om in het jaar dat ze het Vormsel zouden ontvangen, minstens zes keer naar een Zondagsmis te komen, betekende dit een kaalslag in het aantal vormelingen. Ondanks het geweldige aanbod van Life-Teen – met een fantastisch aanbod van een Life-night en een ‘eigen’ Mis met aansprekende muziek – bleken zelfs die jongeren die het Vormsel ontvingen, ná het Vormsel even gemakkelijk weg te blijven als degenen die dat al bij de Eerste Communie hadden gedaan… Blijkbaar is het ‘geloofsklimaat’ in onze contreien bar en boos en moeten we ons voorbereiden op een steeds verder krimpende Kerk; een kleine geloofsgemeenschap temidden van een samenleving waarin voor God en Kerk nauwelijks meer plaats is. Kun je van tieners (laat staan van kinderen die de Eerste Communie ontvangen) verwachten dat ze een volwassen keuze maken voor hun geloof? De eerste en voornaamste gemeenschap die deze jonge gelovigen nodig hebben, is een katholiek gezin. Maar juist dát is er vaak niet (meer), met als gevolg dat het zaad van het geloof wel opschiet, maar bij gebrek aan een goede geloofsomgeving ook weer snel verdort. Een ‘gezinspastoraal’ lijkt dan ook nóg belangrijker te zijn, dan een voorbereiding op de sacramenten van Eerste Communie en Vormsel. Als kinderen en jongeren in hun gezin een werkelijke geloofsgemeenschap zouden vinden, konden we wellicht vermijden dat we telkens weer ontgoocheld raken bij het zien van de klucht van een Eerste Communie die tevens een ‘Eerste, laatste en ‘enige’ Communie’ is, en hoeft het Vormsel niet te verworden tot een ‘plechtig afscheid van de Kerk’. Maar ook een katholiek gezin alléén, lijkt aan de (af-)goden van onze modern samenleving te zijn overgeleverd. ‘Eén Christen is géén Christen’, en dat geldt ongetwijfeld ook voor katholieke gezinnen. Niet voor niets werd de parochie van de toekomst door paus Johannes Paulus II de ‘gemeenschap van gemeenschappen’ genoemd. Maar dat geldt dan ook voor de eerste geloofsgemeenschap in een parochie, die het katholieke gezin is. Voor gelovige gezinnen is het samen-komen en samen-vieren van het geloof (in Woord en sacrament) ongetwijfeld een grote steun om staande te blijven in de branding van een woelige zee. De enige plaatsen waar ik zie dat het ouders lukt om hun kinderen het geloof werkelijk door te geven, is in nieuwe bewegingen en gemeenschappen. Behalve in andere ‘nieuwe bewegingen’ (zoals Life-Teen, Geloof & Licht, Communione & Liberazione, Focolare en vele andere bewegingen), heb ik de laatste jaren met name in de gemeenschappen van de Neokatechumenale Weg mogen zien dat het mogelijk is om als ouders aan de kinderen (ook de tieners!) het geloof door te geven. Het gaat dan niet om ‘super-ouders’, maar om gewone (dus eenvoudige en zwakke) mensen, maar die evenwel een weg gevonden hebben om – mét hun kinderen – staande te blijven temidden van een ontkerstende samenleving. Het is dan ook een genade als we bij de katechese die we hier in Zuid-Afrika mogen geven – waar de problemen vaak niet anders zijn dan in Nederland – gezinnen mogen ontmoeten, waar vader, moeder samen met hun kinderen samen de Weg willen bewandelen die voor de toekomst zo heilzaam kan zijn. Naar ik ooit heb vernomen is één van de voornaamste redenen waarom onze bisschop, Mgr.Wiertz, de Neo-katechumenale Weg in ons bisdom heeft gewild, juist hierin gelegen, dat hij heeft gezien dat de gezinnen die deze Weg volgen, in staat zijn het geloof aan hun kinderen door te geven. Niet dat de Neo-katechumenale Weg de ‘enige Weg’ is, maar het is ongetwijfeld wel ‘een weg’ waarop ouders met hun kinderen een krachtige hulp krijgen om de Weg van Jezus Christus te bewandelen.
‘KERKVERLATING’ EN ‘HOE VERDER…’
Als je in Nederland over ‘kerkverlating’ spreekt, gaat het doorgaans om gelovigen die hun Kerk verlaten om redenen als de schandalen in de Kerk tot ‘gewoon’ geen interesse of tijd meer hebben voor kerkelijk activiteiten. In Zuid-Afrika komt kerverlating ook voor. En zeker speelt ook hier de tijdgeest mee, waarbij het niet meer vanzelfsprekend is om voor God en zijn Kerk te kiezen. Toch is er hier ook een ander soort kerkverlating, die op mij een grote indruk maakt, omdat het niet zozeer gaat om een verlaten van God en zijn Kerk, maar juist om een zoeken naar God! Bij één van mijn huisbezoeken, vertelde een jongeman – hij zal een jaar of 35 jaar zijn geweest -, me: ‘U zult mij de laatste maanden niet meer in de kerk hebben gezien. Drie maanden geleden ben ik overgestapt naar een huisgemeente, waar we samen komen om er samen te bidden en de Bijbel te lezen. Ik ben praktisch mijn hele leven lang naar de katholieke Kerk gekomen, maar – als ik eerlijk mag zijn – ik kreeg steeds meer de indruk dat ik daar niet thuis hoor. Het bracht me niets. Ik ging leeg naar de kerk, en kwam ook leeg uit de kerk. Nu ik mensen van deze huisgemeente heb ontmoet, is het alsof er een nieuwe wereld voor mij is open gegaan. Ik kan nu bidden tot Jezus op een manier die ik nooit heb gekend. Ik kan met Hem spreken als met een Vriend, terwijl we ook in de gemeenschap samen bidden en we door het Woord van de Heer gesterkt worden. Allemaal zaken die ik in de katholieke Kerk heb gemist..” Een jonge moeder – die een zeer zelfverzekerde indruk maakte – dacht er niet over om de katholieke Kerk te verlaten. Maar wat ze me vertelde, was minstens even ernstig: “Ik ga met mijn kleine kinderen iedere zondag naar de kerk, maar ik ga niet meer naar de ‘cry- room’.(p.s. ‘cry-room’ is een aparte ruimte in de kerk voor ouders met kleine kinderen, waar deze achter een glazen wand, de Mis kunnen volgen via luidsprekers, zonder dat de mensen in de kerk door het gehuil van kinderen worden gestoord). “De moeders die daar zijn, zijn meer met hun mobiele telefoons bezig, dan met de Mis. De kinderen rennen er rond, eten er chips, en niemand staat of knielt als de mensen in de kerk dat doen. Kortom: men is wel in de kerk, maar doet niet mee! Ik heb daarom besloten dat ik met mijn kinderen achter in de kerk zit, en als ze te onrustig zijn, loop ik met hen de kerk uit, zolang dat nodig is”. Beide jonge gelovigen maakten op mij een heel serieuze indruk. Géén ‘gelovigen die ‘t wel geloven’ en vervolgens besluiten om thuis te blijven, maar integendeel jonge ouders die een persoonlijke relatie met God zoeken en daarvoor ook keuzes maken. Keuzes die kunnen leiden tot kerkverlating, of misschien beter uitgedrukt, tot ‘kerkverhuizing’. Als een kerkgemeenschap vooral naar de kerk komt vanwege een traditie, in plaats vanuit overtuiging, zal er uiteindelijk ook weinig overtuiging van zo’n gemeenschap uitstralen! Als een gemeenschap enkel de optelsom is van individuen, kun je je bovendien afvragen of je nog kunt spreken van een ‘gemeenschap’. In zo’n geval zal zelfs een ‘volle kerk’ geen hulp zijn voor de inidivuele gelovige, maar zal deze eerder verloren lopen in de anonimiteit van de groep. Het zijn problemen waar ook onze laatste twee pausen over hebben gesproken. In een toespraak tot de bisschoppen van Canada in 1999 wees paus Johannes Paulus II op het belang van kleine gemeenschappen, die in staat zullen zijn om bruggen te bouwen tussen mensen. Gemeenschappen waarin men ook de noodzakelijk katechese kan ontvangen. De omschrijving van de parochie van de toekomst als ‘de gemeenschap van gemeenschappen’ lijkt dan ook een cruciale richtingwijzer te zijn voor de Kerk van morgen.(1) In een brief aan de bisschoppen van Europa in 1993 benadrukte paus Johannes Paulus II al eerder het belang van kleine gemeenschappen, die leven vanuit het Woord van God en de Eucharistie om vervolgens de parochies te kunnen vernieuwen.(2) Ook paus Benedictus XVI sprak in Duitsland over de crisis van het geloof – die de ware crisis is waar de Kerk mee te maken heeft – , waarbij hij aangaf dat kleine gemeenschappen wellicht dé weg zijn waarlangs de evangelisatie plaats kan vinden.(3)
NIEUWE GEMEENSCHAPPEN
Na twee-en-een halve maand wekelijks in twee parochies twee avonden per week catechese te hebben gegeven, was er in het weekend van 8-10 maart een ‘conviventie’. Het is een bijeenkomst waaraan ruim zestig mensen hebben deelgenomen, waarvan de meesten hebben aangegeven door te willen gaan in een kleine gemeenschap die twee keer per week samen komt. De deelnemers waren overwegend kleurlingen, terwijl ook een aantal blanken (uit een naburige parochies) naar de katecheses kwamen luisteren, er erg blij mee waren, maar velen van hen besloten om niet door te gaan. Voornaamste redden bleek te zijn dat het niet zo vanzelfsprekend is om je aan te sluiten bij een gemeenschap in een andere parochie, dan waartoe jij behoort en waar jij kerkt. Op de vraag naar hun ervaringen de afgelopen twee maanden, kwamen regelmatig dezelfde reacties naar voren: – “De Bijbel is voor mij ‘open gegaan’. Ik kende wel de meeste verhalen die jullie vertelden, maar ik begrijp nu dat deze verhalen ook voor mij bedoeld zijn. Ik heb geleerd te zien hoe God ook in mijn geschiedenis wilt spreken, en hoe ik mijn eigen leven mag herkennen in wat in de Bijbel geschreven staat”. – “Ik heb geen avond willen missen; iedere avond werd weer een ander aspect van ons geloof duidelijk gemaakt. Ik heb veel geleerd over ons geloof, veel meer dan ik van tevoren dacht te zullen leren”. – “Deze katecheses zijn precies op het goede moment gekomen. Het is alsof jullie door God gestuurd zijn om mij te helpen in deze fase van mijn leven, waarin ik met moelijkheden moest worstelen. Tijdens deze avonden heb ik gezien wat ik moet doen en wat God voor mij doet en van mij verwacht”. Het woord ‘katechese’ is wellicht niet het meest ideale woord voor wat wij deze avonden geven. Het gaat niet om overdracht van geloofskennis (zoals in een cursus kan gebeuren), maar eerder om ‘geloofsverdieping’. Tijdens deze avonden zijn er dan ook vieringen, terwijl de gemeenschap die gevormd wordt ook twee keer per week in een viering bijeen komt, om samen het geloof te vieren. Als een kleine cel in de parochie, is een dergelijke gemeenschap als een gezin, waarin men als ‘broers en zussen in geloof’ samen komt. Voor veel mensen (zeker voor hen die buiten de Kerk staan), is de stap naar de ‘grote kerk’ van de parochie een brug-te-ver. Juist in de beslotenheid van een kleine gemeenschap, zoals in die van een gezin, is er de mogelijkheid om stap-voor-stap de weg van Jezus te gaan, geholpen door ‘broers en zussen’ die diezelfde weg willen lopen, gesterkt door de lezingen uit de Bijbel en de sacramenten. Ik was dan ook geraakt door de oproep van paus Franciscus I aan de priesters van zijn bisdom, om ‘een garage te huren’, waar mensen samen kunnen komen rond Woord en Sacrament. In deze kleine gemeenschappen is er (juist vanwege de kleine groep) ook de ruimte om een persoonlijk antwoord te geven op de lezingen; iets wat in een parochievieringen in een weekend moeilijk te realiseren is. Zoals in een gezin, is ook een dergelijke kleine geloofsgemeenschap niet alles ‘pais en vree’. Maar juist zoals in een gezin, is men ook hier geroepen om samen verder te gaan, open te spreken en – waar nodig – ook om vergeving te vragen. Sleutelfiguur voor het ontstaan van een gemeenschap is de pastoor. Hij heeft als het ware de ‘sleutel van de parochie’ in bezit. Als hij deze katecheses, en de gemeenschap die daaruit voortkomt, niet wilt, zal er niets gebeuren. In landen van Zuid-Amerika kiezen nogal wat mensen ervoor om vervolgens de Kerk te verlaten om zich bij een secte aan te sluiten. In een land als Brazilie verlaat ieder jaar één procent van de katholieken de Kerk. Een uitzondering vormen parochies waar juist deze kleine gemeenschappen, zoals die door het Neo-katechumenaat gevormd worden, bestaan. Niet dat het zomaar om ‘kleine gemeenschappen’ gaat. Eén van de wensen van het 2e Vaticaans Concilie was dat er opnieuw een ‘katechumenaat’ zou worden ingevoerd; een weg ter voorbereiding op het ontvangen van het doopsel. Het is een wens die door de Neokatechumenale Weg heel concreet gestalte heeft gekregen, niet alleen voor hen die nog gedoopt moeten worden, maar ook voor hen die dat al zijn, en beseffen alsnog deze weg van geloofsverdieping te moeten gaan. Het is dan ook niet zozeer een ‘beweging’, zoals er andere ‘nieuwe bewegingen’ in de Kerk zijn, maar een een dienst in en aan een parochie om mensen te helpen hun doopsel dieper te beleven. Het doopsel is een sacrament dat, zo zei paus Benedictux XVI toen hij nog bisschop in Duitsland was, één van de meest onderschatte sacramenten is. Heel ons christelijk geloof ligt in het doopsel opgesloten. In onze beleving kan het iets zijn wat aan baby’s wordt gegeven, om vervolgens verder te gaan met het meer ‘serieuzere werk’!
RIJK EN ARM…
Als wij in Nederland over armoede spreken, zou ik willen zeggen: “Ga eens naar een sloppenwijk in Cape-Town, of welke andere stad in Afrika, waar mensen in krotten wonen…”. Als je hier in Zuid-Afrika geen werk hebt, krijg je niets. Alleen voor ieder kind ontvangen de ouders 28 euro per maand, terwijl bejaarden van een heel mager pensioentje moeten zien rond te komen. Maar als je – bijvoorbeeld – als schoolverlater geen werk vindt, of je werk verliest, ‘kun je het schudden’. Géén werkeloosheidsuitkering of iets wat daar op lijkt. Ieder werk dat zich aandient, grijpt men dan ook met twee handen aan. En als dat niet lukt…, dan grijp je wat je grijpen kunt, ook als dat niet helemaal legaal is… Werkeloosheid, armoede en criminaliteit gaan dan ook hand in hand. Van afvalmateriaal bouwt men zich een ‘huis’, terwijl drugs en alcohol vervolgens voor velen de enige manier lijken te zijn om de ellende te ontvluchten… Ongetwijfeld is het goed als aan deze grote problemen op allerlei manieren wordt gewerkt. Eén van de manier is om zoveel mogelijk mensen iets te laten doen, hetgeen ook mogelijk is omdat de lonen buitengewoon lag zijn. ‘s Ochtends kom je in iedere grote straat mensen tegen met een bezem de stoep en de straat vegen. Op alle parkeerplaatsen staan minstens een aantal mensen om je ‘auto te bewaken’. Je hoeft (bijna) nergens parkeergeld te betalen, maar je wordt wel verwacht deze parkeerwachters een fooi te geven als je weer weg gaat. Toch is een ‘materiele en financiele’ oplossing mijns inziens slechts een gedeeltelijke oplossing. Is de ware rijkdom van een mens financieel of materieel? Bij de talloze contacten blijken mensen vooral te hunkeren naar een woord van geloof. Hun diepste schat is hun geloof; een schat die hen vaak – ook letterlijk – op de been houdt, en de moed geeft om alle moeilijkheden het hoofd te bieden. Hier in Zuid-Afrika staat het gezin wellicht onder een nóg grotere druk dan in Nederland. Toen ik de vorige week een jonge vrouw van 21 jaar sprak – zij bezoekt iedere zondag de kerk – zei ze me: “Ik ben zes vriendinnen van ongeveer mijn leeftijd. Alle zes hebben één of meerdere kinderen van vier jaar of jonger. Géén van hen heeft een man. Ze zijn allemaal ‘single-moeders’…” Een ander meisje (van ongeveer 18 jaar) vertelde me hoe op haar school meisjes van 16 jaar vaak al moeder zijn en trots zijn een baby te hebben, alsof het om een ‘speeltje’ gaat, waar je mee kunt pronken. Dat een kind geen kind kan opvoeden, behoeft verder geen uitleg. Het familieleven is hier in heel veel gevallen totaal afwezig of ontwricht. Het probleem van de alcolholverslaving lijkt iedere stap voorwaarts daarbij onmogelijk te maken. Toch gaat het niet om een onverbreekbare vicieuze cirkel. Als ik zie hoe mensen juist in hun geloof kracht vinden om verder te gaan, ja ook om zich te bekeren en bemoedigd worden om de draaikolk van het kwaad de rug toe te keren, word ik stil en bid God dat Hij dit wonder ook in mij mag verrichten… fr.hans en Francesco. p.s. Graag danken we alle weldoeners die ons werk hier in Zuid-Afrika mogelijk maken! (bankrek.nr.145.24.22 t.n.v.J.L.J.Kreuwels) (1) Pope John Paul II, Discourse to the Conference of Catholic Bishops of Ontario, in L’Oss. Rom., 5th May 1999: “The anonymity of the city cannot be allowed to enter our Eucharistic communities. New ways and structures must be found to build bridges between people, so that there really is that experience of mutual acceptance and closeness which Christian fellowship requires. It may be that this, and the catechesis which must accompany it, would be better done in smaller communities: as the Post-Synodal Exhortation puts it, “one way of renewing parishes, especially urgent for parishes in larger cities, might be to consider the parish as a community of communities.” (Ecclesia in America, n. 41). (2) “All of this is actuated in small communities in which ‘reflection on the Word of God and participation in the Eucharist … form living cells in the Church, renew the vitality of the Parish through mature Christians capable of witnessing to the truth with a faith which is radically lived’ (Message to the Bishops of Europe gathered in Vienna, April 12, 1993.”. (3) Pope Benedict XVI, addressing the Central Comittee for German Catholics (Hörsaal of the seminary of Freiburg im Breisgau, Saturday 24th Septembre 2011): “The real crisis facing the Church in the western world is a crisis of faith. If we do not find a way of genuinely renewing our faith, all structural reform will remain ineffective. But let us return to the people who lack experience of God’s goodness. They need places where they can give voice to their inner longing. And here we are called to seek new paths of evangelization. Small communities could be one such path, where friendships are lived and deepened in regular communal adoration before God. There we find people who speak of these small faith experiences at their workplace and within their circle of family and friends, and in so doing bear witness to a new closeness between Church and society. They come to see more and more clearly that everyone stands in need of this nourishment of love, this concrete friendship with others and with the Lord. Of continuing importance is the link with the vital life-source that is the Eucharist, since cut off from Christ we can do nothing (cf. Jn 15:5)”.
13e NIEUWSBRIEF uit Zuid-Afrika, 22 april 2013
Beste vrienden, In dit jaar van ‘itinerantie’ zijn we vaak op weg. Het woord ‘iter’ betekent letterlijk ‘weg’ en hier in Zuid-Afrika zijn de afstanden van de ene plaats naar de andere meestal lang. Het is een geweldige bemoediging de paus te horen spreken over de noodzaak van de evangelisatie. Opdat we niet een kerk worden, die in zichzelf opgesloten raakt, maar naar buiten gaat. Daarbij – zo zegt de paus – moeten we niet alleen de geografische grenzen op zoeken (iets wat hier in Zuid-Afrika vrij letterlijk opgevat kan worden), maar ook de grenzen van mensen die ver buiten de ‘gewone’ wereld leven en onder allerhand leed gebukt gaan. Missie is niet alleen een kans, maar een noodzaak, als we ons geloof serieus nemen. Wat dat betreft zijn we allemaal missionarissen; wij hier in Zuid-Afrika, maar niet minder jullie in missie-land Nederland!
FRANCESCO OVERVALLEN
De eerste maanden van 2013 verbleven we in een grote parochie in Mosselbay. Een grote wijk waar de meeste mensen met weinig tevreden moeten zijn en in hele kleine huisjes wonen. De meeste mensen zijn meestal tevreden met het weinige dat ze hebben, maar tegelijkertijd is armoede ook een goede voedingsbodem voor criminaliteit. Het is een situatie waar je je manier van leven op afstemt. Je gaat als het donker niet de straat op. Je loopt beter niet door bepaalde straten, en als je met je auto voor een verkeerslicht stopt, sluit je uit voorzorg al je portieren. In een grote stad als Cape Town stop je na zonsondergang zelfs niet voor een rood verkeerslicht. Dat is vragen om problemen, want veel overvallen vinden juist plaats als een auto voor een verkeerslicht stil staat. Als je ‘geflitst’ wordt voor ‘door rood licht rijden’, hoef je maar te laten weten dat het donker was en je je niet veilig voelde, en de verkeersboete wordt geannuleerd! Toch zie je niet alles aankomen en is het onmogelijk om ieder gevaar uit de weg te gaan. Francesco kan daar over meespreken… Twee weken voor Pasen was hij op een morgen (rond een uur of negen) gaan hardlopen. Toen hij weer bijna bij ons verblijf terug was, kwam iemand naast hem rennen en vroeg om vijf Rand (zo’n 50 eurocent). Toen Francesco bleef staan en hem uitlegde dat hij geen geld bij zich had, bleek dat deze bedelaar een mes van zo’n veertig centimeter lengte bij zich had en zijn vraag geen vraag was, maar een bevel! De bedelaar werd een overvaller toen hij Francesco fouilleerde. Toen hij zag dat deze alleen wat tissues bij zich had, wenste hij hem een prettige dag toe (!) en vertrok. In eerste instantie maakte deze ‘ontmoeting’ op Francesco een bijna komische indruk. Bij nader inzien, moet je er niet aan denken, wat er had kunnen gebeuren, als deze kruimeldief zijn wapen had gebruikt…
ALCOHOL
Zuid-Afrika is een land dat bekend staat vanwege zijn goede wijnen. Met name Oudtshoorn is een beroemde wijnstreek en in de vele wijngaarden verdienen heel wat inwoners van deze streek hun dagelijkse brood. Of beter gezegd: hun ‘dagelijkse wijn’… Het ‘dopstelsel’ is een oud gebruik dat helaas tot op de dag van vandaag nog bestaat. Het betekent dat een wijnboer zijn werknemers een deel van hun welverdiende loon in natura – lees ‘in wijn’ – uitbetaalt. Het hoeft dan ook niet te bevreemden dat deze mensen op vrijdagmiddag als ze thuis komen ‘aan de wijn gaan’. En wat ze niet ‘in natura’ gekregen hebben, wordt vervolgens van hun salaris gekocht. Het alcoholisme wordt hier spottend ook wel ‘de eerste nationale volkssport’ genoemd, en het lijkt er inderdaad op, dat op vrijdagavond van water wordt overgeschakeld op wijn. Het alcoholprobleem is, zeker voor een deel, terug te voeren op dit ‘dopstelsel’, een uitvinding van de blanke wijnboeren, die op deze manier nog meer winst kunnen maken… Als we na vijftien katechese-avonden een bezinningsweekend (een zogenaamde ‘conviventie’) houden blijkt hoe ver de tentakels van ‘de duivel van de alcohol’ reiken. Sommige (vooral) mannen, die trouw naar de katechesen zijn gekomen, verschijnen niet. Bij navraag blijkt dat het ligt aan de dag van de week (vrijdagavond…); men is al aan de drank is en niet meer in staat om te komen… Ook als ik deelnemers van de katechesen thuis bezoek, besef ik hoe sommige van het slachtoffer zijn van deze ‘alcohol-duivel’ en is het pijnlijk te zien hoe hun huwelijks- en gezinsleven daaronder lijden. Ook als priester sta ik hier met lege (of ‘gebonden’) handen. Ik ben geen alcoholtherapeut, noch een ‘huwelijkscounselor’. Toch geloof ik dat God in deze duisternis licht wilt brengen en zie ik hoe – heel concreet – een kleine geloofsgemeenschap een hulp kan zijn. Een gemeenschap met wie men een weg van ‘afdaling’ gaat, zoals die symbolisch in de eerste doopvont werd uitgebeeld met zeven treden, die men moest afdalen om in het doopwater de ‘oude mens’ te begraven om vervolgens met Christus, de nieuwe mens, bekleed te worden. Onze Kerk is een Kerk voor zondaars, voor zwakke mensen, die mogen rekenen op Gods barmhartigheid en nabijheid, ook als– menselijk gezien – alles uitzichtsloos lijkt. De overheid geeft aan mensen die werkloos zijn en kinderen hebben, een kleine uitkering (omgerekend zo’n 27 euro per maand, per kind). Heeft een kind een alcoholsyndroom (en is het dus meer hulpbehoefend), dan krijgt men drie keer zoveel. De laatste tragedie die ik dezer dagen (van een professionele hulpverlener) hoorde, is dat single-moeders die geen werk vinden, de laatste maanden van hun zwangerschap zoveel mogelijk alcohol drinken, opdat hun kind – na z’n geboorte – voor een hogere uitkering garant zal staan… Zojuist ben ik terug gekomen van een middag straat- en huisbezoeken. De laatste drie personen die ik thuis aantrof waren alcoholverslaafd. De eerste was zo dronken, dat hij agressief werd en ik niets anders kon dan het gesprek afbreken en hem alleen achterlaten… De volgende twee, ofschoon nuchter, begonnen zelf direct over hun verslaving te spreken en leken daarmee op drenkelingen die om hulp smeekten. Of ze sterk genoeg zijn om naar de pasgeboren geloofsgemeenschap te komen, waarvoor ik ze heb uitgenodigd, weet ik niet. Wat ik wél weet, is dat God heel bijzonder van hen houdt, die zo gekweld worden door deze ‘duivel van de alcohol’. Het evangelie is één lang verhaal van Jezus die gekomen is voor kleine mensen, die zichzelf niet kunnen redden. Aan ons de opdracht om deze mensen in Zijn naam de hand te reiken, en een woord van hoop te spreken dat méér is dan een mensenwoord.
EEN PAUSELIJK VOORBEELD…
Net zoals vele anderen, maakt de nieuwe paus ook op ons een grote indruk. In de eerste weken heeft hij al zoveel tekens gesteld, die laten zien hoe hij er heel bijzonder voor de armen en kleinen wil zijn. Zijn keuze om (in ieder geval de eerste weken van zijn pontificaat) niet te verhuizen naar zijn apostolisch paleis, maar te blijven wonen in het Vaticaanse pension Santa Marta om er zijn eenvoudige levensstijl voort te zetten die hij als aartsbisschop van Buenos Aires gewend was; zijn besluit om samen met de andere bewoners in de grote eetzaal Santa Marta de maaltijd te gebruiken aan een willekeurige tafel met telkens andere gasten; het vieren van Witte Donderdag in de jeugdgevangenis van Rome. Het zijn maar enkele voorbeelden van zijn eenvoudige levenswijze die grote indruk maken. Ook zijn oproep aan de priesters om naar de mensen toe te gaan, om ‘naar buiten te gaan’ om het evangelie te verkondigen en niet in de kerk te wachten tot de mensen zullen komen, het zijn even zoveel oproepen die voor ons hier een grote motivatie zijn om niet lui te worden maar ons leven te blijven geven voor het Evangelie.
VAN HOT NAAR HAAR…
In de Goede Week ben ik gevraagd om de pastoor te vervangen van de Tomaskerk…; nee, niet die van Roermond-Oost, maar van Mosselbay, aan de Indische Oceaan! Ik was weer even ‘pastoor’ in een ‘witte’ kerk, terwijl we doorgaans alleen met gekleurde mensen in contact komen. Op maandagavond in de Goede Week kwamen in Cape Town alle itiniranten van Zuid-Afrika bijeen, en werden de nieuwe plaatsen voor de evangelisatie na-Pasen verdeeld, zodat een reis heen-en-weer (1000 km) binnen 24 uur op het programma stond. In Cape Town kregen we te horen dat we deel gaan uitmaken van een nieuw team dat begin mei in Strandfontein (een grotere wijk in Cape Town) katechese gaat geven. Behalve een echtpaar (met zeven kinderen), horen ook twee seminaristen bij ons team; deze beide jongens (uit Italie en Tanzania) horen bij de eerste groep priesterstudenten van het nieuwe (Redemptoris Mater-) seminarie van Cape Town. Na Pasen werden we opnieuw in Cape Town verwacht, waar we enkele dagen te gast waren bij het echtpaar waarmee we in het zelfde team zitten. Dit jonge echtpaar heeft zeven kinderen (tussen de 1 en 16 jaar oud), terwijl tevens twee seminaristen een half jaar verblijven bij hen wonen, zolang er nog geen plaats is gevonden voor het nieuwe seminarie. In dit gezin (met 7 kinderen en twee seminaristen), kwamen dan ook nog eens Francesco en ikzelf… Eerlijk gezegd schaamde ik me om één van de weinige slaapkamers in bezit te (moeten) nemen. Ik werd sterk geraakt door de gastvrijheid van deze mensen die hun huis en gezin voor ons openstelden, omdat ze de missie een warm hart toedragen. Een jong echtpaar, dat open staat voor het Leven, dat de problemen kent van te-weinig-geld, maar waar het geloof een schat is, die het leven werkelijk anders maakt. Niemand moet mij nog proberen wijs te maken dat ‘minder kinderen’ beter is dan ‘veel kinderen’ in een gezin. Wat ik telkens weer zie in gezinnen met gelovige ouders, is eerder het tegenovergestelde! Geloof is blijkbaar een veel grotere schat dan alle geld en materiele voorspoed van deze wereld. Ondertussen blijven we als team ook de katechisten van vijf gemeenschappen in het bisdom Oudtshoorn, waardoor we voor een weekend ‘even’ op en neer zijn gereisd naar Oudtshoorn. Terug in Cape Town ben ik gevraagd om de laatste twee weken van mei de pastoor in Constantia te vervangen, de rijkste parochie van Cape Town. Vergelijk het maar met Wassenaar in Nederland… “Ik weet wat overvloed is; ik weet wat armoede is”, zegt Paulus in één van zijn brieven. Over deze parochie heb ik in een eerdere nieuwsbrief al eens geschreven. De laatste pastoor is er een half jaar geleden – in zijn eigen huis – overvallen, neergestoken en vervolgens opgesloten in de kluis, waar hij – wonder boven wonder – de volgende dag nog net niet helemaal doodgebloed, werd gevonden. Rijk zijn heeft ook zo z’n schaduwkanten… In deze pastorie mag ik enkele weken ‘de rijke pastoor’ spelen. Mijn badkamer is (deze twee weken) zo groot als een huisje in de Bokraal (Dysselsdorp). De afgelopen maanden sliep ik in een opslagkamertje en moest ik een spiegeltje kopen om boven de kleine wasbak te hangen. Nu heb ik een spiegel van 2 x 1 meter op m’n badkamer, terwijl Francesco z’n eigen badkamer heeft in hetzelfde huis. Sommige mensen zouden ongetwijfeld genieten van zoveel luxe; zelf voel ik me er, eerlijk gezegd, een beetje ongemakkelijk bij… Na de rijkste parochie van Cape Town is een groter contrast nauwelijks denkbaar, nu ik ‘plaatsvervangend pastoor’ word in Delft. Voor bijna drie maanden zal ik hier een pastoor vervangen, die voor drie maanden itinerantie naar Australie gaat. Het is vreemd hier in Cape Town allerlei plaatsnamen uit Nederland tegen te komen voor allerlei grote wijken (Eindhoven, Den Haag, Delft, ze liggen hier naast elkaar!). Delft is zo ongeveer de armste parochie van Cape Town. Een grotere tegenstelling met het ‘Delft’ in Nederland is nauwelijks denkbaar. De mensen wonen hier in hele kleine woningen. Armoede, criminaliteit, alcoholproblemen enzovoort bepalen hier het straatbeeld. De kerk van Delft is een munitiedepot geweest tijdens de Apartheid. De pastoor heeft deze hal echter weten te verbouwen tot een kerk, waar nu onder andere vijf gemeenschappen van de Neo-katechumenale Weg gehuisvest zijn. Een levende parochie waar ik – samen met Francesco – in een kleine pastorie (een deel van de kerk-hal) zal wonen en werken.
NIEUWE KATECHESE
Vanaf begin mei zullen we katechese in Strandfontein gaan geven, enkele kilometers zuidelijker dan Delft, gelegen aan de kust. Het is op precies dezelfde plaats waar ik in december j.l. bijna ben verdronken… Toeval? Ik houd er niet van om overal ‘Gods hand’ achter te zien, maar tegelijkertijd geloof ik ook, dat God juist in onze concrete geschiedenis met ons spreekt. Hier, op deze plaats waar ik het evangelie mag gaan verkondigen, ben ik eerst zelf bijna ‘kopje onder’ gegaan. Ik zie er een beeld in van mijn leven: uit eigen kracht probeer ik altijd alles in de greep te houden, het ‘hoofd boven water te houden’. Het is mijn manier van leven, om alles te regelen (de ‘man van de agenda’), om niets aan het toeval over te laten. En zo kan ik overleven, meende ik.. Ik kan zwemmen (meende ik…), om vervolgens te merken dat ik niet opgewassen was tegen de golven die over mij heen kwamen en me naar de diepte dreigde te sleuren. Als ik in december niet uit de golven was gered, had ik deze nieuwsbrief niet meer kunnen schrijven… Blijkbaar was het mijn tijd nog niet om dit leven te verlaten. Blijkbaar krijg ik nog een nieuwe kans, om – uit het water gered, zoals eens Jona – naar een volk te gaan dat ik niet ken, om hen het Goede Nieuws van Gods liefde te verkondigen. God heeft mij daarvoor echter niet nodig. Hij had mij in mijn zonden kunnen laten verdrinken en een ander kunnen roepen. Mijn leven hing aan een zijden draadje, toen ik op het punt stond het gevecht tegen de golven op te geven, maar Hij is mij blijkbaar genadig geweest en stuurt mij om mijn leven te geven voor de verkondiging van de Blijde Boodschap: dat God van ons houdt. Om de mensen niet alleen te vertellen, maar daar ook van te getuigen, dat Hij niet wilt, dat wij ten onder gaan, maar leven. Ik zie het als een ‘knipoog’ van ‘hierboven’ dat ik nu gestuurd wordt naar de mensen, die pal tegenover het strand wonen, waar ik als – bijna – drenkeling aan land kwam… Van harte wensen we jullie alle goeds toe in het hoge Noorden en vragen ook om jullie gebed, hier in het diepe Zuiden. Alle goeds, fr.hans en Francesco. p.s. Alle weldoeners, die ons werk hier in Zuid-Afrika mogelijk maken, hartelijk dank voor jullie steun!
14e NIEUWSBRIEF uit Zuid-Afrika, 18 mei 2013
Beste vrienden, Als over een paar maanden mijn tijd van ‘itinerantie’ erop zit, en ik terug moet keren naar Nederland, zal het weer ‘aanpassen worden’ aan de Kerk in Nederland. Dagelijks ben ik me ervan bewust hoe groot de tegenstelling is tussen de Kerk die ik hier in Zuid-Afrika mag leren kennen en de Kerk in Nederland. Iedere zondag opnieuw blijf ik me er over verbazen in welke aantallen de mensen hier (momenteel ben ik in Cape Town) naar de Mis komen. In Strandfontein (de parochie waar we katechese geven) zijn er ieder weekend drie Missen; drie keer is de kerk tot de laatste plek vol, dat wil zeggen dat er zo’n 900 mensen in een weekend naar de kerk komen. De eerste avond dat we hier katechese gaven, was de kerk vol. Wanneer komen in Nederland ruim 200 mensen naar een katechese-avond luisteren? Ook in Constantia, de rijkste parochie van Zuid-Afrika (waar je eerder tot de miljonairs behoort, dan tot de niet-miljonairs!), zijn de Weekendmissen door jong en oud goed bezocht. Toch is het frappant als ik een begrafenis in een arm dorp als Dysselsdorp vergelijk met een begrafenis in Constantia. Was in Dysselsdorp de kerk altijd goed gevuld met buurtbewoners, vrienden en familie; bij de eerste begrafenis waar ik in Constantia voorging, was één bank gevuld met aanwezigen… Maar arm of rijk: op zondag gaat ‘men’ nog naar de kerk. In de parochie van Belhar, waar ik enkele weken verblijf, voor ik naar ‘Delft’ verhuis, is een stampvolle kerk op zondagmorgen (met zo’n 500 gelovigen) ‘gewoon’. Drie keer per jaar wordt in Belhar het Vormsel toegediend. Eén keer voor de 17-jarigen, die daar drie jaar lang op zijn voorbereid; twee andere keren voor volwassenen die katholiek willen worden, maar al in een andere christelijke kerk gedoopt zijn. Vanavond (als we de Pinksterwake gaan vieren in Delft, één van de armste parochies in Cape Town) worden acht mensen in de katholieke Kerk opgenomen, waarvan drie door het doopsel, terwijl de andere vijf al in een protestante gemeente gedoopt zijn. Hoe schril steekt dit alles af tegen de situatie in de Nederlandse kerken, waar in menige Mis op zondag iedere gelovige gemakkelijk een eigen bank kan nemen… Als ik me afvraag wat de priesters hier doen om al deze mensen warm te laten lopen om het geloof te vieren, kan ik – eerlijk gezegd – weinig bijzonders ontdekken. Zoals het in de tijd van het ‘Rijke Roomse Leven’ in Nederland ‘gewoon’ was om naar de kerk te komen, zo is het ook hier voor velen ‘gewoon’. In een gesprek met de aartsbisschop van Cape Town – Mgr.Steven Brislin, die in
DELFT
Maandag 20 mei verhuizen we naar ‘Delft’, één van de armste wijken van Cape Town. De laatste drie maanden van mijn verblijf hier in Zuid-Afrika mag ik de pastoor van Delft vervangen, die net als ik – maar dan voor een kortere tijd – voor ‘itinerantie’ naar een ander land gaat. ‘Delft’ (met een paar honderdduizend inwoners!) omvat ook wijken met bekende namen als Den Haag, Eindhoven, Roosendaal en Leiden; allemaal grote wijken waar ongeveer één procent van de inwoners katholiek is. Nooit gedacht dat ik nog eens pastoor zou worden van al deze plaatsen ineens! Delft is één van de laatste grootse projecten van de Apartheid geweest in de jaren tachtig, waarbij alle kleurlingen vanuit de ‘betere wijken’ van het centrum van Cape Town werden gedwongen hun huizen te verlaten en ver buiten het centrum te gaan wonen in wat men – bijna ironisch – ‘Delft’ noemt… Tegenwoordig wonen er ook ‘zwarten’ in Delft, van wie de meesten afkomstig zijn uit landen als Mocambique, Nigeria en andere landen van waaruit men als vluchteling, of vanwege de armoede, is vertrokken op zoek naar een betere toekomst in het ‘Europa van Afrika’, zoals Zuid-Afrika wel wordt genoemd. Uiteindelijk zijn de meesten van hen in wijken als Delft gestrand. Eén deel van Delft bestaat uit shanti’s (krotwoningen), gebouwd tegen de omheining van het vliegveld van Cape Town. Zonder overdrijving kan ik dus zeggen dat binnen ‘mijn parochie’ een vliegveld ligt waar de rijken der aarde komen en gaan, terwijl de armsten buiten de hekken van het vliegveld op een houtvuur hun kostje moeten koken. Bij m’n dagelijkse huisbezoeken tref ik mensen aan, die werkelijk in armoede leven. Het is een situatie die ik ook al elders – bijvoorbeeld in de krottenwijk van Dysselsdorp – was tegen gekomen. Het grote verschil met wijken als Delft is echter het grote gevaar van de criminaliteit. Hier ga je niet alleen ‘s nachts (of bij schemer) beter niet de straat op; ook als het stil is in een straat, kun je er beter wegblijven, want juist op zo’n moment is het voor een kwaadwillende aantrekkelijker om je te beroven, dan wanneer er veel mensen op straat zijn. Huisbezoeken kun je hier ook beter niet alleen doen. Een sociaal werkster van de parochie (of een andere vrijwilliger van bijvoorbeeld de Vincentiusvereniging), gaat dan ook met ons mee als we één van de wijken binnen gaan. Wijken die je gerust kunt vergelijken met de achterbuurten zoals je die in miljoenensteden als San Francisco en dergelijke. aantreft. Als enige blanke val je uiteraard snel op. Omdat ik als priester herkenbaar ben, loop ik (wat) minder gevaar dan een blanke ‘leek’, maar om het noodlot niet te tarten probeer ik zoveel mogelijk met een plaatselijke bewoner de mensen te bezoeken. Hoe vreemd het ook klinkt, maar ik ben blij dat er op het grondgebied waar onder andere de kerk op staat, ‘s nachts een nachtwaker aanwezig is, terwijl een herdershond dag en nacht aanwezig is. Ik bid maar dat hij de herder en zijn socius mag beschermen als dat nodig is. Als ik ‘s morgens een half uurtje ga rennen, zorg ik dat ik altijd twintig Rand (zo’n twee euro) in m’n sportbroek bij me heb, om een eventuele overvaller direct iets te kunnen geven… ‘De armen hebben jullie altijd bij jullie, en jullie kunnen hen goed doen, wanneer jullie maar willen’ zei Jezus eens. En het is waar. Ook in Roermond-Oost kwamen regelmatig zwervers aan de deur die al blij waren met een boterham. Maar het is toch even wennen als kinderen van drie jaar (!) op de deur van de pastorie aankloppen (aan de bel komen ze niet), om te vragen om een boterham, omdat ze honger hebben…
BLIKKIESDORP
Eén van de buurten van Delft heet ‘Blikkiesdorp’, waar zo’n 25.000 bij elkaar wonen. Het is een wijk met ‘blikken huizen’ die pas vijf jaar oud is, maar in 2010 een geweldige uitbreiding heeft gekend. Tijdens het wereldkampioenschap voetbal in 2010 gebruikte de overheid Blikkiesdorp om het centrum van Cape Town schoon te vegen. Graag wilde men alle buitenlandse bezoekers een ‘fantastisch Cape Town’ tonen. Behalve een prachtig stadium en mooie wegen (in het centrum van Cape Town), was er echter het probleem van de duizenden daklozen… Men heeft dit opgelost door alle deze mensen te ‘verplaatsen’ naar Blikkiesdorp in Delft, tientallen kilometers buiten het ‘mooie Cape Town’, waar flimsterren en andere ‘rijken der aarde’ in schitterende wijken wonen. De mensen die naar Delft moesten verhuizen leverde men golfplaten om huizen te bouwen, terwijl men zorgde dat er in ieder blok van shanti’s, één toilet en één waterkraan werd aangelegd. Vanwege het materiaal waarmee deze ‘huizen’ gebouwd werden, spreekt men van ‘blikkiesdorp’. Het zijn éénkamerwoningen, waar gemiddeld zes mensen in wonen. Dagelijks probeer ik mensen in Blikkiesdorp te bezoeken. In het centrum staat een grote tent van de Pinksterkerk, die ook voor andere dan kerkelijke ontmoetingen wordt gebruikt. Op een morgen was er een bijeenkomst, georganiseerd door de politie, waarvoor de dag tevoren reclame was gemaakt. Met een politiewagen met luidspreker reed men door de wijk en nodigde vooral vrouwen en meisjes uit om naar deze bijeenkomst te komen, waar men over onveiligheid, misbruik en anderen problemen zou gaan spreken. De volgende dag waren zo’n zestig mensen (vooral vrouwen) bijeen, terwijl de politie uitleg gaf over ‘hoe en wanneer aangifte te doen’. Toen de mensen de gelegenheid kregen om hun vragen en opmerkingen te maken, kreeg ik een inkijkje in het leven van deze mensen, die continu in angst leven over wat hen kan overkomen. Eén moeder vertelde: ‘Mijn zoon is afgelopen januari hier in Blikkiesdorp vermoord. Wat doen jullie om zoiets te voorkomen?’ Een ander vertelde over kleine kinderen die ‘s avonds alleen op straat rondlopen. ‘Wat moeten we met deze kinderen doen?’ Weer een ander maakte de politie erop attent dat iedere ochtend, rond zes uur, leden van een bende bij de ingang van het kamp de bewoners die het kamp verlaten ,overvallen onder bedreiging van vuurwapens die ze openlijk bij zich dragen… Het is maar een greep uit het commentaar dat laat zien hoe de inwoners van Blikkiesdorp hun wijk zelf ervaren. Eén van de boodschappen die men de mensen meegaf, was: “Blijf niet alles toleren. Genoeg is genoeg!” Op deze boodschap werd met gejuich en applaus gereageerd. Of het ook iets oplevert?
MISBRUIK IN ZUID-AFRIKA
Vooral het probleem van misbruik heeft hier in Zuid-Afrika proporties aangenomen, waar wij ons nauwelijks een voorstelling van kunnen maken. De getallen die Wikipedia geeft, liegen er niet om: – 40% van de vrouwen in Zuid-Afrika is het slachtoffer van verkrachtig. Volgens de Zuid-Afrikaanse politie wordt er in Zuid-Afrika iedere 36 seconden een vrouw verkracht; dat betekent het hoogste aantal verkrachtingen ter wereld; – slechts één van de negen gevallen van verkrachting wordt officieel gemeld; – iedere zes uur vermoordt in Zuid-Afrika een echtgenoot/vriend zijn vrouw/vriendin na misbruik; – ofschoon men wel zegt, dat verkrachting binnen een relatie niet mogelijk is, betreft één van de vier aangiften, misbruik door een partner; – in 2000 waren er 21.538 aangiften van verkrachtingen en aanrandingen van kinderen. Een andere bron stelt: iedere drie minuten wordt er in Zuid-Afrika een kind verkracht, waarbij eenderde van de daders familielid is van het slachtoffer. Child welfare groups vrezen dat het aantal kind-slachtoffers wel eens tien keer zo hoog zou kunnen zijn, omdat het moeilijk is voor een kind om aangifte te doen. De grootste toename van misbruik betreft kinderen onder de zeven jaar; – politie, overheid en sociaal werkers klagen erover, dat veel gevallen van sexueel geweld op scholen plaats vindt, maar niet wordt gemeld omdat de scholen de ‘zaak’ liever intern oplossen.. Als (bijvoorbeeld) 40% van de vrouwen wel eens slachtoffer slachtoffer van verkrachting is, geldt dat als gemiddelde in Zuid-Afrika. Wat zijn dan de getallen in een township als Blikkiesdorp, waar mensen totaal geen privacy hebben, waar er één slaapkamer is voor alle huisbewoners, waar geweld, onderdrukking, afpersing het ‘dagelijkse brood’ is? En toch…
PINKSTEREN
In de week voor Pinksteren, op de eerste morgen dat we Blikkiesdorp binnen gingen, ontmoetten we een katholieke vrouw, die zich direct begon te verontschuldigen, dat ze al heel lang niet meer naar de kerk was gekomen. Vanuit Blikkiesdorp naar de katholieke kerk in Delft is een half uur lopen, dus zo heel vreemd vond ik haar opmerking eigenlijk niet eens. Maar gaandeweg het gesprek kwam er het idee: ‘Waarom beginnen jullie niet zelf een gebedskring, hier in Blikkiesdorp? Jullie kunnen een Woord uit de Bijbel nemen en spreken over jullie ervaringen. Jullie kunnen samen bidden, en je kunt iedereen uitnodigen: katholiek of niet.’ Tot onze eigen verbazing nam deze vrouw dit idee met twee handen aan. Twee dagen later waren we weer bijeen. Nu waren er zo’n tien volwassenen – meest vrouwen – van verschillende achtergronden (ook wat hun geloof betrof) bijeen. Omdat er in deze huisjes géén plaats is om mensen te ontvangen, gingen we buiten zitten, ieder op de stoel die hij had meegebracht. De meesten gaven aan, dat ze al lang niet meer naar een kerk waren gegaan, maar graag bijeen kwamen rond een Woord uit de Bijbel. Bij toeval werd de Bijbel geopend; het was uit het evangelie volgens Johannes, waar Hij zegt dat Hij ons niet langer dienaren noemt, maar vrienden, en waar Hij zijn leerlingen het gebod van de liefde geeft. De één naar de ander zei wat dit Woord in zijn eigen leven betekende. Sommigen vroegen elkaar vergiffenis, omdat ze niet hadden geleefd volgens dit gebod van de liefde. Andere vroegen om voor hen te bidden, enzovoort. Het was alsof in alle duisternis van Blikkiesdorp de Heilige Geest een nieuw begin wilde maken en deze mensen hoop bracht. Natuurlijk is het belangrijk dat de politie, de sociaal werkers en zoveel anderen concrete hulp aanbieden, maar is dat de diepste hulp voor al onze problemen? Is het uiteindelijke doel van ons leven niet dat we leven zoals God het van ons vraagt? Dat we binnen treden in zijn Liefde? Deze mensen vroegen ons niet om geld of goederen, maar namen het Woord van God als een schat die hen méér vreugde gaf dan de ‘wereld’ die kan geven. Eén vrouw vroeg of we niet iedere dag zo zouden kunnen samenkomen. Ofschoon we niemand iets willen verbieden, leek het ons realistischer om in ieder geval één keer per week samen te komen en de afsrpaak werd gemaakt voor de volgende week. Hoe het verder zal gaan? De Heer zal het ons laten zien.
HOE VERDER?
Maar ook wat mijn eigen toekomst betreft, stel ik me wel eens de vraag: en hoe nu verder? In het begin van deze brief schreef ik dat ik over enige maanden (concreet begin augustus) terug móet keren naar Nederland, waar de situatie in Kerk niet direct ‘aantrekkelijk’ is. Uiteraard is een ‘volle kerk’ aantrekkelijker dan een ‘grijze, leeglopende kerk’, en vooral de openheid bij de mensen hier in Zuid-Afrika, om over hun geloof te spreken, is een verademing vergeleken met wat ik in Nederland gewend ben. Toch weet ik dat het ten diepste niet uitmaakt waar de Heer mij roept: overal zal het mijn roeping zijn om getuige te zijn van zijn Liefde. Als de bisschop mij een extra jaar schenkt van itinerantie, zal ik daar niet ‘nee’ op zeggen. Als hij mij liever ergens in Limburg inzet, weet ik dat ik – in gehoorzaamheid aan hem – ten diepste gehoorzaam ben aan Hem die mij geroepen en gezonden heeft, om zijn Blijde Boodschap naar de mensen te brengen, zelfs in een moeilijk missieland als Nederland… Mag ik jullie gebed vragen, dat God mij mag leiden waar Hij mij hebben wil? Alle goeds en groeten van fr.hans en Francesco. p.s. Graag danken we alle weldoeners die ons werk hier in Zuid-Afrika mogelijk maken!
15e NIEUWSBRIEF uit Zuid-Afrika, 20 juni 2013
Beste vrienden, De tijd vliegt! Het is alweer bijna een jaar geleden dat ik voor itinerantie naar Zuid-Afrika mocht gaan. In deze laatste (?) maanden in Zuid-Afrika mag ik deel uitmaken van een team dat katechese geeft in één van de parochies van Cape Town – Strandfontein – , waar veel mensen de moeite nemen om vijftien avonden naar deze verkondiging van het Evangelie te komen luisteren. We mogen werkelijk getuigen zijn, hoe God de harten van mensen raakt. In de gemeenschappen die geboren worden (in het laatste half jaar zijn dat er vijf in Cape Town), komen mensen twee keer per week samen voor een liturgie rond het Woord van God en voor een Eucharistieviering. Het is voor velen een openbaring te horen dat God in de eigen geschiedenis van een ieder tot ons spreekt. Het is alsof de Bijbel voor velen voor het eerst werkelijk open gaat en God door dit woord ook heel persoonlijk tot hen spreekt. Het samen delen van geloof en leven brengt mensen samen om ook daadwerkelijk ‘broers en zussen’ in Christus te worden. Anderzijds mag ik deze maanden in Delft (een wijk in Cape Town met zo’n 300.000 inwoners) plaatsvervangend pastoor zijn en zo een parochie ‘van binnenuit’ leren kennen. Een bijzondere parochie, zoals ik in deze nieuwsbrief zal proberen te laten zien. Om de privacy van de mensen over wie ik zal schrijven, zoveel mogelijk te waarborgen, laat ik hun namen achterwege en heb ik hun geschiedenis op sommige punten veranderd. Ik besef dat ik begin augustus in Nederland terug word verwacht en weet nu al dat ik Zuid-Afrika en zijn mensen zal gaan missen. Reden te meer om er nu niets van verloren te laten gaan!
HET DELFT VAN DE ARMEN
Omdat de situatie in Delft gevaarlijk is, kun je hier – zeker als enige blanke buitenlander – beter niet alleen de straat op gaan. Daarom dat ik iedere dag iemand vraag om met mij mee te gaan, als ik de mensen thuis bezoek. Eén van hen, een vrouw die zelf in het armste deel van Delft woont, werkt voor een katholieke organisatie die zich inzet voor een betere toekomst van de mensen hier. Haar eigen geschiedenis is aan de ene kant intens triest, maar omdat zij uit haar ellende een uitweg heeft gevonden is ze tegelijkertijd geknipt voor dit werk, waar zij anderen helpt om niet moedeloos te worden, maar te blijven zoeken naar een betere toekomst. In enkele zinnen vertelt ze haar geschiedenis: “Mijn moeder was aan de alcohol verslaafd. Mijn vader heb ik nooit gekend. Toen ik dertien jaar oud was, besloot ik om thuis weg te gaan en op straat te gaan leven, in het centrum van Cape Town. Daar leerde ik een vriend kennen die twee jaar ouder was dan ik; samen besloten we ons straatleven te delen. In feite leefden we al heel jong (13 en 15 jaar!) als een stel samen. Tien jaar lang hebben we zo op de straat geleefd. Soms sliepen we in een bouwval, soms onder een brug, net zoals het uitkwam. Op een gegeven moment werd de situatie echter onhoudbaar. Het was toen ik mijn baby op straat borstvoeding moest geven en in die tijd ‘s nacht door een rat in mijn rechterborst werd gebeten. Niet lang daarna kregen we – God zij dank – een eigen kleine woning; hetzelfde huis waar we nu, vijftien jaar later, nog altijd wonen. We hebben ondertussen drie kinderen. Ik heb werk en ofschoon we het niet breed hebben, weet ik dat het mogelijk is om uit de duisternis van het straatleven te ontsnappen. Daarom werk ik nu ook voor een katholieke organisatie die zich inzet voor met name vrouwen en meisjes die met allerlei problemen te kampen hebben en zoek ik hen op, om hen te bemoedigen deel te nemen aan workshops waar ze kunnen leren hun leven te veranderen”. Het eerste huis waar ze me naar toe brengt, is van een katholieke vrouw die – als ik vraag of ze hier alleen woont – vertelt dat negen maanden geleden haar man vermoord is. “Hier (ze wijst op een plek een meter van de plaats waar we zitten), voor de voordeur. Toen hij ‘s avonds rond acht vuur op z’n stoel voor de deur zat, is hij door zeven kogels geraakt en hier gestorven. Eén kogel heeft hem niet geraakt, maar zit nog in de deur”. Ze toont me de kogel die duidelijk zichtbaar in de deur zit… Ofschoon dit verhaal voor mij al absurd en schokkend genoeg is, wordt het nog absurder als anderen me later vertellen dat de vrouw wellicht zelf de opdracht heeft gegeven haar man te vermoorden, omwille van een vriend met wie ze nu samenwoont! Deze nieuwe vriend is een drugsdealer, voor wie de mensen in de buurt doodsbang zijn. Niemand zal het dan ook in zijn hoofd halen hem aan te klagen, maar ondertussen is het een publiek geheim dat het niet zomaar om een moord ging… Als er hier in Delft in een weekend drie mensen vermoord worden, kijkt niemand daar vreemd van op. Jaloezie, ruzie, geld; er is weinig voor nodig om mensen zover te krijgen elkaar te vermoorden. Ofschoon ik heel huiverachtig word (‘bang’ is misschien een te groot word) om deze wijken in te gaan, merk ik tegelijkertijd hoe belangrijk het is dat de ‘Kerk’ haar gezicht laat zien.
HUISBEZOEK IN BLIKKIESDORP
Zojuist kom ik terug uit Blikkiesdorp. In de vorige nieuwsbrief heb ik al iets over deze ‘opruimwijk’ geschreven, zoals iemand deze wijk ooit omschreef. Een buurt waar mensen sterven aan tuberculose, Aids of ‘gewoon’ worden doodgeschoten. Twee jaar geleden is er in Delft een grote nieuwe begraafplaats aangelegd. Nu is deze al voor het grootse deel ‘vol’ met vooral jonge mensen die het slachtoffer van drugs, Aids of criminaliteit zijn geworden. Een inwoner van Blikkiesdorp vat de problemen samen, als hij zegt: “De overheid heeft gezegd dat het tijdelijke woningen zijn, maar ondertussen wonen we hier al jaren en is er geen enkel uitzicht op een echte woning. De straatverlichting werkt meestal niet, zodat je in het aardedonker ‘s nachts je weg naar de wc moet zoeken met het gevaar dat je ook nog eens beroofd wordt. De riolering is vaak verstopt, dus kun je je voorstellen hoe onze straten er soms uit zien. Veel arme mensen worden misbruikt om drugs te verkopen, terwijl menige drugsverslaafde ouder het kindergeld gebruikt om drugs te kopen.” Je zou verwachten dat mensen in nood elkaar helpen; het tegendeel lijkt echter eerder het geval te zijn. Ik zou het ‘de wet van de jungle’ willen noemen, als mensen alles doen om te overleven en daarbij de ander niet sparen. Een vrouw vertelt me hoe onlangs haar woning is afgebrand. Midden in de nacht schrok ze wakker van de vlammen en de rook en geheel overstuur moest ze haar woning verlaten. Gelukkig was de brandweer snel ter plekke en konden sommige spullen uit het vuur gered worden. Buurtbewoners waren er echter als de kippen bij, om deze laatste bruikbare resten te nemen, zodat deze alleenstaande moeder letterlijk met niets opnieuw een barak moet zien op te bouwen. Bij haar buren hoeft ze echter niet te gaan vragen om hulp… Als ik door de nauwe steegjes van Blikkiesdorp loop – en mij redelijk veilig voel omdat Belete, een plaatselijke bewoner mijn begeleider is – , word ik aangeklampt door een man die zegt: “Ik ben blij dat u hier bent”. Ik vraag hem of hij katholiek is, waar hij ontkennend op antwoord. “Maar wanneer komt u eens bij mij op bezoek?” vraagt hij. Hij weet dat ik een katholiek priester ben, en is blijkbaar blij als hij ziet dat de Kerk in zijn wijk de mensen bezoekt. Een vreemde situatie: ik ben hier een vreemdeling, ik spreek de taal slecht, ik heb niets bij me om hun ellendige situatie concreet te veranderen, maar enkel het feit dat ik – als priester – door de straten loop is blijkbaar al een goed nieuws voor deze mensen. Soms komt de angst opzetten, als ik besef hoe groot het gevaar in een wijk is, die door de criminelen wordt geterroriseerd. Ik besef echter tegelijkertijd dat angst een slechte leidsman is. Voorzichtigheid is echter iets anders. Als we op de kruizing van enkel wegen in Blikkiesdorp op een grote groep jongeren stoten en ik – nieuwsgierig als ik ben – naderbij wil gaan om te zien wat er gaande is, word ik door een plaatselijke bewoner weggetrokken. “Jullie moeten maken dat jullie wegkomen. Het zijn twee gangs die zo meteen gaan vechten. Jullie moeten weg. Nu!” Op zo’n moment weet je dat je het gevaar niet moet opzoeken! Terwijl aan de éne kant van Blikkiesdorp mensen elkaar met messen en andere wapens te lijf gaan, komen aan de andere kant mensen samen om te bidden. De kleine gebedsgroep die de vorige week hier spontaan in de barakken is ontstaan, ontvangt het Woord van God met een open hart. Men brengt zijn nood voor God in het vertrouwen dat Hij zal helpen. Als ik eerlijk ben: de eerste die hier veel ontvangt, ben ikzelf. Leefde Jezus niet zelf in Betlehem en Nazareth onder de allerarmsten? In hen mag ik Zijn gelaat zien. Door hen heeft Hij ook een boodschap voor mij, die meen iets te kunnen betekenen voor de mensen hier. Het omgekeerde wordt me steeds duidelijker. Het is zoals ik mocht ervaren, toen ik – afgelopen december – in de zee bijna was verdronken. Ik meende dat ik kon zwemmen, maar het was een zwarte jongeman die mijn leven redde. Ik ben het niet die hun leven red, maar zij zijn bezig het mijne te redden!
MET DE DOOD VOOR OGEN…
Als er in Zuid-Afrika jaarlijks 20.000 mensen omkomen in het verkeer, is één van de oorzaken de manier waarop mensen hier de autosnelwegen oversteken. Alsof het om een gewone doorgaande weg gaat, steken mensen hier van de ene township de autosnelweg over naar de andere kant. Er zijn weliswaar voetgangersbruggen over de autosnelweg, maar mensen zijn bang deze te gebruiken. Zodra je op zo’n brug loopt, is de kans groot dat je wordt overvallen door een groep die je aan beide kanten van de brug insluit; je kunt dan letterlijk ‘geen kant meer op’. Gisteravond (dinsdag 28 mei) reden Francesco en ik op de N2 (één van de autosnelwegen in Cape Town), toen we bemerkten dat een auto midden op de weg stil stond. Toen we – gelukkig zonder op deze stilstaande auto te zijn gebotst – er voorbij gereden waren en omkeken, zagen we dat er iemand voor de auto op de grond lag. Terugkerend op de vluchtstrook, kwamen we tegelijkertijd met de eerste politieauto ter plekke aan. Het was een jongeman – ik schat hem een jaar of zeventien – die bij het oversteken geschept was. De moterkap van de auto en het dak waren complete ingedeukt en de volledige voorruit was uit de wagen gevlogen. De jongen lag bewegingsloos op de grond en bloedde. Toch was hij bij kennis. Wat kun je doen? We hebben iets onder zijn hoofd gelegd, en wisten dat we moesten wachten op de ambulance, die zo’n tien à vijftien minuten later arriveerde. De jongen was bij bewustzijn en luisterde als ik tot hem sprak. Hij bleek katholiek te zijn en ik kon hem de sacramenten geven. Naast hem op de grond geknield, met mijn handen in zijn bloed dat rondom hem lag, keek hij mij aan alsof ikdegene was die hem kon helpen… Op zo’n moment hoop ik maar dat Onze Lieve Heer mij – arme zondaar – gebruikt om een woord van troost en bemoediging te spreken, niet wetend of het moment misschien heel nabij is dat deze jongen geroepen wordt het tijdelijke voor het eeuwige te wisselen. Diezelfde avond, als we terugkomen over dezelfde autoweg, zijn we getuigen van een ander auto-ongeluk waarbij een auto in brand staat, terwijl de brandweer en andere hulpverleners al ter plekke zijn. Op dat moment is het voor ons onmogelijk om te stoppen. Diezelfde avond horen we dat – eveneens op de N2 – die ochtend een jonge priester uit Cape Town bij een verkeersongeluk om het leven is gekomen. Een priester die in de parochies waar wij helpen, regelmatig kwam om te assisteren. Blijkbaar moeten we er ons van bewust zijn dat we leven ‘met de dood voor ogen’. Enerzijds kan dat beangstigen (en eerlijk gezegd ben ik niet graag op de weg), maar anderzijds is het voor mij ook een oproep meer te leven met het Leven voor ogen. Als je ‘er zo kunt zijn geweest’, is het dan niet goed om nu al te doen, wat je had willen doen aan het einde van je leven? MOORD In Nederland zal een moord het nieuws halen; in Cape Town is het ‘dagelijks nieuws’. Vanochtend vertelt iemand van de parochie me, dat de vorige week haar neef is beroofd en vermoord. Met vier messteken is hij om het leven gebracht. ‘s Morgens vroeg, op weg naar zijn werk, is hij overvallen en vervolgens neer gestoken. Het schijnt de ‘gewone manier’ van beroven te zijn. Een dood slachtoffer kan immers niet meer spreken… Vanavond (zaterdag 8 juni) vertelt, na de Avondmis, een andere vrouw: “Hebt U gisteravond niet gemerkt, wat voor uw woning is gebeurd?” “Nee”, antwoord ik, “We waren de hele avond elders om een katechese het voor te bereiden. We zijn pas laat thuis gekomen. Maar wat is dan gebeurd?” Ze vervolgt: “Om acht uur gisteravond hebben een aantal jongeren – jongens en meisjes – van een jaar of 16, 17 een andere jongere uit een andere buurt van Delft vermoord. De jongeren van deze wijk (Leiden) leven op voet van oorlog met jongeren van een andere wijk (N2Gataway). Toen ze in de gaten hadden dat deze jongen uit de andere wijk in ‘hun wijk’ was, hebben ze hun kans gegrepen. Met messen hebben ze op deze jongen ingestoken. Ik zag het gebeuren hoe ze hem in elkaar hebben geslagen en op hem bleven insteken. Toen de ambulance en de politie kwam, maakten ze dat ze weg kwamen. De mensen van de ambulance hebben nog een hele tijd geprobeerd zijn leven te redden, maar tevergeefs. Op het moment dat ze een zilverkleurige deken over zijn hele lichaam heen legden, wist iedereen dat hij dood was. Op dat moment begon de hele groep jongeren (van Leiden), die op een afstand stond te kijken, te juichen en te applaudiseren. Kunt u zoiets begrijpen?” Nee, ik kan zoiets niets begrijpen. Op vijftig meter van mijn huis wordt een jongen vermoord en het leven gaat ‘gewoon door’; behalve dan voor deze jongen en zijn familie…
‘VER WEG KATHOLIEKEN’
WINTER IN CAPE TOWN
Terwijl het in Nederland langzaam maar zeker zomer wordt (dat hoop ik tenminste), begint hier de winter. Op zich is het niet kouder als in Nederland in de herfst, en de regen is ook hier overvloedig. Een groot verschil met Nederland is echter, dat de huizen hier geen verwarming hebben. Als het buiten 12 graden is, is het ook binnen 12 graden… Rijke mensen gebruiken hun airco om met warme lucht hun huis te verwarmen; de arme mensen hebben niets. De vorige week zijn in Cape Town vier mensen overleden vanwege de combinatie van overvloedige regen en (relatieve) kou. Als je op straat, of in een krotwoning, dit weer moet trotseren, moet je niet ziek zijn (of worden). Gistermorgen was ik op bezoek bij een echtpaar dat eergisteren een kindje van zes jaar had verloren. Ze wonen in een krotwoning waar van alle kanten de wind en de regen binnen komen. Moeder is aan de alcohol verslaafd, vader aan de drugs. Er is geen geld, dus ook niet voor een begrafenis. Als de overheid een uitvaart verzorgt, mag de familie niet bij de begrafenis aanwezig zijn en krijgt men ook niet te horen waar de dierbare overledene is begraven… Op zo’n moment – met mijn voeten in de modder van een krot – tussen mensen die net een kindje verloren hebben, waar ze niet eens de uitvaart van kunnen bijwonen, voel ik me – wederom – heel klein. Ondertussen heeft de hevige regen, die enkele dagen heeft aangehouden, een deel van Blikkiesdorp onder water gezet. Een deel van de huizen staat letterlijk blank. De openbare toiletten lopen over, er is geen noodopvang en voor de mensen zit er niets anders op dan te wachten tot het water weer zal zakken. Toch gaat onze gebedsgroep door. We zijn nu welkom in de ‘bibliotheek’; een lange container waar de kinderen boeken kunnen lenen. Voor ons is het ‘de kerk’, waar we de mensen uitnodigen om iedere donderdagmorgen samen te komen rond het Woord van God. In Blikkiesdorp is de katholieke Kerk helaas de grote afwezige. Ik zou hier de rest van mijn leven als priester kunnen blijven om mensen te bezoeken, om hen een goed Woord te geven te midden van alle ellende. Maar wat kan ik doen? Alleen al in Blikkiesdorp wonen 25.000 mensen, in Delft zo’n 300.000… Het evangelie van vandaag vertelt ons echter dat Jezus zelf de Goede Herder is die zelf naar de mensen komt. En als Hij spreekt over het éne schaap dat Hij zoekt, is dat ook voor mij een aansporing om niet moedeloos te worden bij het zien van de grote menigte die lijdt. Tegelijkertijd besef ik dat ik maar met één persoon tegelijk hoef te spreken…
STRAATMISSIE
Voor mij, als priester, is het in Nederland niet gemakkelijk om mensen te bezoeken. Om zomaar bij mensen aan te bellen, met de vraag of je op huisbezoek kunt komen, werkt (in de meeste gevallen) niet. Het is zinvoller (en spaart veel tijd) als je eerst een afspraak maakt. Maar lang niet iedereen zit te wachten op het huisbezoek van een priester. Vervolgens kun je – per avond – een afspraak maken voor één, maximaal twee, huisbezoeken. En als je dan ‘binnen bent’, bemerk je dat mensen vaak oppervlakkig spreken en helemaal niet zitten te wachten om over hun échte geschiedenis en hun geloof te spreken. Hoeveel gemakkelijker is het in wijken waar de allerarmsten leven. In Blikkiesdorp loop ik door de straten (zonder asfalt), waar de mensen het grootste deel van de dag buiten zijn, omdat het buiten vaak warmer en aangenamer is dan binnenshuis. Vaak is een ‘straatbezoek’ dan ook zinvoller dan een ‘huisbezoek’. Waar moet je zitten in een krot waar drie bedden staan (waar zes mensen in slapen) en nauwelijks ruimte is voor een kast en twee stoelen? Als ik stop bij een groepje jongeren en vraag of ze weten waar katholieken wonen, is het antwoord ontkennend. Zij behoren tot de nieuw-apostolische kerk. Op de vraag aan één van hen of hij een échte Christen is, antwoordt hij bevestigend. Ik vraag hem of hij dan ook doet, wat Jezus ons in het evangelie vraagt. Wederom bevestigt hij mijn woorden, waarop ik hem vraag of hij bijvoorbeeld zijn vijanden kan beminnen. “Stel dat je zus verkracht wordt: kun je de dader beminnen?” Een wellicht ontnuchterende vraag, die ons echter brengt bij de realiteit van ons ‘Christen-zijn’. Ben ik een échte Christen omdat ik méén te doen wat God van mij vraagt, of ben ik iemand die probeer Christen te worden, in het besef dat het voor mij uit eigen kracht onmogelijk is zijn gebod van liefde-voor-de-vijand te volbrengen? De jongeren gaan in op mijn – wellicht ietwat provocerende – vraag, en spreken in alle eerlijkheid over hun leven; een leven dat bepaald wordt door criminaliteit, geweld, armoede en zoveel andere problemen waar we ons in Nederland maar moeilijk een voorstelling van kunnen maken. Maar deze jongeren spreken over hun geloof, waarbij ze – zij het met enige aarzeling – bekennen, dat er best nog iets aan ontbreekt. Als ik verder wil lopen, klampt een jonge moeder mij aan. Ze heeft geluisterd naar ons gesprek en wilt me persoonlijk – zij het in het steegje van twee meter breed – spreken. “U vroeg aan die jongen of hij iemand kon beminnen, als deze zijn zus had verkracht. Vorige week hebben twee mannen mijn zoon (!), van vijftien jaar, verkracht…” Ze barst in tranen uit, en vervolgt vervolgens: “We hebben aangifte gedaan bij de politie en de twee mannen zijn in eerste instantie opgepakt. Maar vervolgens heeft men ze weer vrij gelaten. Er is niet genoeg bewijs tegen hen, zeggen ze, en dat terwijl mijn zoon naar de dokter is moeten gaan en een verklaring van de dokter heeft over wat gebeurd is! Mijn zoon is zo bang voor deze mannen, dat hij niet meer thuis durft wonen. Hij is nu bij een oom van mij, die echter te oud is om voor hem te zorgen. Mijn zoon gaat niet meer naar school, komt niet meer thuis, en weet niet wat hij moet doen”. Het heeft geen zin hier te spreken over ‘het beminnen van je vijanden’. Is dit niet te afschuwelijk voor woorden? Kun je zo’n mensen vergeven? Toch begint deze vrouw zelf over hetgeen ze had opgevangen uit het andere gesprek, en zegt: “Ik kan deze daders niet beminnen, zoals Jezus dat van mij vraagt. Maar ik wil wel voor hen bidden. Dat God hen deze zonden mag vergeven”. Maar is dat niet al een onvoorstelbaar teken van liefde voor de vijand? Dat je bidt voor deze criminelen die het leven van je zoon hebben vernield? Het gesprek gaat door – vraag me niet wat ik gezegd heb, ik weet het niet meer -, maar de vrouw bedankt me intens voor het gesprek dat ze met me mocht voren, midden op straat, temidden van rommel, in de modder van Blikkiesdorp. Enkele ‘blokken’ verder zitten enkele mensen op kratten, zich warmend in de zon die vandaag gelukkig schijnt. Eén van hen, een vrouw van een jaar of twintig, heeft duidelijk twee opgezwollen ogen, omringd door donkerblauwe, zwarte vlekken. Ik vraag haar wat er gebeurd is, wijzend naar haar ogen, en ze antwoordt: “De vorige week heeft iemand me met een bezem tegen mijn slaap geslagen”. Ze toont haar slaap, waar een flinke wond zichtbaar is. “Hij heeft me bijna vermoord”. “Heb je ook aangifte gedaan?”, vraag ik haar. “Het is mijn vriend…”, antwoord ze. Het is een kans om met haar te spreken over de relatie die ze met haar ‘vriend’ heeft. Wat ze ervan verwacht, wat ze wellicht het beste zou kunnen doen, en uiteindelijk spreken we ook over haar ‘Vader in de hemel’, die voor haar zorgt. Zonder problemen is het mogelijk om hier over God te spreken. Ja, ze bidt ieder dag tot God, ze gelooft vast in zijn bescherming: “Als Hij mij niet had beschermd, was ik nu dood geweest”. In alle openheid spreekt ze over haar angsten en moeilijkheden en vraagt aan het einde van het gesprek om samen met haar te bidden. Zomaar een jonge vrouw, zitten op een kratje in de zon in één van de smalle steegjes van Blikkiesdorp. Hoe eenvoudig is het om hier priester te zijn, bij deze mensen met wie je niet eerst een afspraak hoeft te maken om ze over een maand thuis te mogen bezoeken. Hoeveel zinvoller komt het me voor, om met deze mensen te mogen zijn temidden van hun armoede, maar open voor Gods aanwezig, dan me ongemakkelijk te voelen temidden van zoveel luxe bij mensen die hun hart niet willen of weten te openen voor God. Roept God mij terug naar Nederland om aan de mensen in Nederland, die vaak geestelijk arm zijn, het Goede Nieuws van Gods liefde te brengen, of wil God mij de rijkdom schenken van deze arme mensen, die zo dicht bij God staan, omdat ze geen maskers dragen, en in al hun armoede en ellende wachten op dat Goede Nieuws dat God hen nooit in de steek zal laten? In gehoorzaamheid aan de bisshop zal ik gaan, waar Hij mij hebben wil. Alle goeds, fr. hans p.s. Francesco is momenteel in Pretoria, waar hij gevraagd is een katechistenteam te helpen.
16e NIEUWSBRIEF uit Zuid-Afrika, juli 2013
Beste vrienden, Zoals jullie in mijn nieuwsbrieven van het afgelopen jaar hebben kunnen lezen, is dit jaar van missie voor mij een bijzonder geschenk waar ik, in een ‘andere wereld’, mijn priesterschap op een verfrissende manier mag beleven. Ik ben de bisschop dan ook zeer dankbaar dat hij mij een tweede jaar van itinirantie (missie) heeft toegestaan. In augustus kom ik weliswaar terug naar Nederland, maar zal vervolgens begin september weer terug keren naar de missie in Zuid-Afrika. Momenteel ben ik echter nog ‘gewoon’ in Delft, één van de armste wijken van Cape Town. Behalve het ‘gewone parochiewerk’ (het opdragen van de Mis, aanbidding, het begeleiden van groepen e.d.) maak ik iedere dag enkele uren vrij voor huisbezoek. Het is voor mij werkelijk een herontdekking van de grote waarde van deze vorm van pastoraal die ik de afgelopen jaren heb verwaarloosd. Ik had het altijd druk genoeg met andere bezigheden en bovendien is het doen van huisbezoek in Nederland lang niet zo gemakkelijk als in Zuid-Afrika, waar je gewoon aan iedere deur kunt aankloppen en welkom bent. Ja, zelfs méér dan dat. Toen de mensen van Delft in de gaten kregen, dat ik dagelijks op huisbezoek ga, kreeg ik meer dan eens de vraag: “Father, wanneer komt u nu eens bij mij op bezoek?” Men spreekt vervolgens over het échte leven: “Mijn zoon is verslaafd… Mijn man is werkeloos, drinkt en is ontrouw… Mijn jongste dochter is zwanger en wilt bij haar vriend gaan wonen… De overheid dreigt om mijn kinderen af te nemen, omdat ik ze niet heb aangemeld voor de school, maar ik kán hen niet aanmelden want daarvoor heb ik een ID-kaart nodig. En om die kaart te kunnen kopen heb ik geld nodig, wat ik niet heb… Father, wat moet ik doen?” Meestal weet ik ook niet wat deze mensen moeten doen. Maar samen zoeken we naar een oplossing (voor zover mogelijk), terwijl het samen bidden een ‘gewoon huisbezoek’ op een ander niveau tilt, zoals ik dat de afgelopen 25 jaar maar zelden heb mee gemaakt. We luisteren samen naar een Woord uit de Schrift, waarbij het is alsof de Heer zelf aan het einde van zo’n gesprek het Woord neemt en licht geeft in alle duisternis. Ik mag werkelijk getuige zijn van ‘de wonderen die de Heer doet’.
EEN JONGE MOEDER
gesterkt wordt in bijeenkomsten rond het Woord van God en de sacramenten. Niet dat het ‘heilige jongeren’ zijn die in deze gemeenschappen samen komen. In – bijvoorbeeld – de vijfde gemeenschap van Delft, zijn verschillende tienermoeders, terwijl anderen aangeven dat ze – bijvoorbeeld – jarenlang aan de drugs verslaafd waren. Van harte hoop ik dat onze ‘jonge moeder’, met haar vele problemen, zich bij een nieuwe gemeenschap aan kan sluiten en zo een ‘familie’ krijgt, waar ze niet aan haar lot wordt overgelaten.
LIJDENSWEG
Als ik ‘tussen de bedrijven door’ wil gaan eten, roept Annelies (de maatschappelijk werker) me: “Er is een nieuwe jonge moeder bij me. Kunt U even langs komen?” Een jonge moeder, achttien jaar, is de afgelopen nacht door haar ‘vriend’ naakt op straat gezet. Hij is drugsverslaafd, slaat haar en zij ‘kan geen kant op’. Samen met Annelies zoeken we naar een oplossing. Onze hulp (voor zover mogelijk) lijkt een druppel op een gloeiende plaat, maar ik houd me maar voor dat ik niet geroepen ben om de problemen van Afrika op te lossen, maar te doen wat ik kan voor deze éne (letterlijk) geslagen mens kan doen. In het gezicht van deze jonge meid, vol met blauwe plekken, ben ik geroepen het gelaat te herkennen van iemand anders; het gelaat van een man die ons lijden kent en zich niet van ons heeft afgekeerd. Het gelaat van onze God, die medelijden met ons heeft.
ZWEMMEN, MUIZEN EN VLOOIEN
Soms bezoek ik samen met een maatschappelijk werker mensen Blikkiesdorp, een plaats met zo’n 25.000 inwoners, waar de mensen in shacks (een onderkomen van golfplaten) leven. Vandaag gaan we naar een ‘gezin’ waar een paar dagen geleden een baby van negen maanden is overleden. We treffen alleen oma aan (een vrouw van nog geen 40 jaar). Ze vertelt haar leed: “Mijn dochter heeft al twee jaar een vriend, die hier vlak bij woont. Ze hebben negen maanden geleden een kindje gekregen, maar hij slaat haar en is jaloers omdat – zo zegt hij – zij meer aandacht heeft voor de baby dan voor hem. Zij is 17, hij is 16 jaar… Maar telkens als ik mijn dochter zeg dat ze bij me terug moet komen, laat ze me weten dat ze gelukkig is bij hem… De laatste week zag ik dat de baby veel blauwe plekken had. Mijn dochter gaf toe dat haar vriend nu ook de kleine geslagen had tijdens één van hun ruzies. Afgelopen woensdag geleden riep mijn dochter mij: ‘De kleine is dood’. Toen ik ging kijken, zag ik dat hij nieuwe blauwe plekken had. Mijn dochter wilde me doen geloven, dat hij op de grond was gevallen, maar ik geloof het niet. Híj heeft de kleine gedood!”. De politie heeft het kinderlijkje mee genomen voor autopsie. De jonge vader is spoorloos; de jonge moeder is bij haar vader, die in een andere wijk woont en drinkt… De kans is aanwezig dat beiden in de gevangenis belanden, maar of dat een ‘oplossing’ is? We praten met ‘oma’, maar het is één van die gesprekken, waar ik niet weet wat te zeggen. Ik kan niets anders dan haar leed verwoorden, en aanbieden om samen te bidden. In gebed brengen we dit intense leed bij Hem, die ons lijden kent. Twee weken later komen oma en de jonge moeder van de gestorven baby naar mij toe. De kleine is nog altijd niet begraven, ofschoon de politie het lijkje heeft ‘vrij gegeven voor een uitvaart’ omdat er geen bewijs is voor een on-natuurlijke dood. Maar er is geen geld om de kleine te begraven; men is ten einde raad. Samen maken we – letterlijk – een hele reis langs overheidsinstanties om een ‘sociale begrafenis’ te regelen, terwijl ik toezeg voor een afscheidsviering te zorgen. Als ik de jonge moeder vraag waarom ze al die tijd bij haar ‘vriend’ is gebleven die zo gewelddadig is, antwoordt ze: “Ik wilde dat mijn kind een vader zou hebben; zelf is mijn vader er nooit echt voor mij geweest…”. Haar moeder heeft vier kinderen van vier verschillende mannen; haar vader heeft drie kinderen bij drie verschillende vrouwen. Deze jonge moeder van zeventien kan dus zeggen dat ze zeven half- broertjes en zusjes heeft van in totaal zeven verschillende vaders en moeders. De kinderen die de partners uit een eerdere relatie hebben, worden door haar ‘neefjes en nichtjes’ genoemd, omdat ze met hen niet dezelfde vader of moeder deelt… Tijdens onze tocht om de begrafenis te regelen, komen we ook op verschillende politieburo’s, waar we onder andere een verklaring moeten zien te krijgen van ‘onvermogen om een begrafenis te betalen’. Op de balie staat een bak met gratis condooms. Dit is de manier waarop men denkt problemen als die van onze ‘jonge moeder’ meent te kunnen voorkomen. En condooms worden inderdaad vrijelijk verspreid en gebruikt. Bij de Wet hebben kinderen vanaf twaalf jaar het recht om sex te hebben, terwijl ze vanaf dezelfde leeftijd – zonder medeweten van hun ouders – een abortus kunnen laten uitvoeren. Sex is iets dat je blijkbaar kunt nemen als je er zin in hebt, als je maar zorgt dat er geen ongewenste zwangerschap op volgt en niemand Aids krijgt. In de straten van Blikkiesdorp tref ik de condooms op straat aan, als stille getuige van de liefdes(?)daad. Maar als je hier om je heen kijkt, blijkt men het omgekeerde te bereiken van wat men probeert te bestrijden: de promiscuiteit heeft ongekende proporties aangenomen. De meeste meisjes en vrouwen zijn hier misbruikt; de meeste (vaak hele jonge) moeders zijn single en kinderen groeien op bij ‘oma’ die voor de ‘tweede keer’ als moeder mag proberen haar (klein-)kinderen op te voelen. Ondertussen gaat het Westen door met het verspreiden van condooms, en ondergraaft daarmee de opbouw van een samenleving die toch door ‘gewone’ gezinnen zou moeten worden opgebouwd. De enige plaats die ik ben tegen gekomen waar (ook) jonge mensen daadwerkelijk geholpen worden op een andere manier met hun leven om te gaan, zijn de kerken die de mensen met iets anders dan enkel ‘brood en spelen’ proberen te voeden. In de vijf gemeenschappen van het Neokatechumenaat in Delft zie ik hoe de jongeren de blijde boodschap te horen krijgen, dat God van hen houdt; dat hun leven heilig is en het huwelijk geen ‘onbereikbaar ideaal’. Het zijn gemeenschappen waar ze mogen spreken over hun problemen, zonder veroordeeld te worden; waar men elkaar sterkt en samen Aan het einde van de derde week na het overlijden van de baby, is er dan eindelijk een afspraak gemaakt voor de ‘sociale uitvaart’ van de kleine. De avond van tevoren krijg ik evenwel bericht dat de uitvaart niet door kan gaan, omdat op de beoogde begraafplaats alleen volwassenen begraven worden! We moeten uitwijken naar een andere begraafplaats en nog een week wachten. De kleine Westley is nu al meer dan drie weken (!) dood en nog altijd niet begraven. Als ik dreig naar de pers te stappen, komt de toestemming snel binnen en blijken de ambtelijke molens ook voor de allerarmste mensen plotseling toch te kunnen draaien. De jonge moeder ligt iedere nacht wakker, “Ik huil iedere nacht – zo vertelt ze- , totdat ik in slaap val”. De kinderen hebben momenteel drie weken wintervakantie. Een hele groep komt dagelijks op het terrein voor de kerk spelen, waar de maatschappelijk werkster van de parochie hen begeleid. Op een dag vraagt ze me of ik de kinderen mee kan nemen naar het zwembad. Als priester uit het ‘rijke Westen’ kan ik misschien iets doen… Na enig zoekwerk vind ik enige mensen die met hun auto’s de kinderen naar een binnenzwembad willen brengen. Het wordt een geweldige middag, waar zo’n 25 kinderen met enkele volwassenen de hele middag zich in het zwembad vermaken. Voor de meesten is het de eerste keer dat ze in een overdekt zwembad komen. De grootste sensatie is echter aan het einde: een warme douche! In Delft hebben de meeste mensen geen warme douche en voor de kinderen is het ‘warme verassing’ aan het einde van een uitstapje dat door ‘rijke mensen’ zo gemakkelijk georganiseerd kan worden. Het bezoeken van de mensen in hun barakken brengt mee dat je hun leven gaat delen, ook wat de vlooien betreft… Als ik me afvraag waar toch al die bulten op mijn lichaam vandaan komen (het is winter en muggen zijn er gelukkig niet meer), blijken het vlooien te zijn die het blijkbaar niet erg vinden ook op ‘witte bezoekers’ te springen. Als ik in de supermarkt met enige schroom aan een verkoopster vraagt of ze ‘iets tegen vlooien’ hebben, roept ze een collega, aan wie ik opnieuw moet bekennen dat ik vlooien heb. Deze gaat met mij op zoek naar het beoogde anti-vlooienspray, daarbij nog wat andere collega’s vragend, wijzend op mij, ‘dat deze meneer last heeft van vlooien’… Maar ook de muizen lopen ‘s nachts rond mijn bed, alle muizengift ten spijt, net zoals je tijdens een huisbezoek plotseling een muis van de ene kant van de ruimte naar de andere kant kunt zien rennen. Langzaam word ik dan toch één van hen, ook al besef ik dat ik die ‘rijke Nederlander’ ben en blijf, die alleen maar getuige kan zijn van het leven van mijn broers en zussen in deze shantitowns.
CATECHESE
Na drie maanden, twee keer per week, catechese te hebben gegeven in Strandfontein (een parochie zo’n 25 kilometer van zuiden van Delft) is een nieuwe gemeenschap geboren. De mensen zijn enthousiast en willen verder gaan met een wekelijkse viering rond het Woord van God en een Eucharistie op de zaterdagavond. Eén keer per maand komt men op de zondag samen om, als een grote familie, het morgengebed te bidden, samen te eten en vervolgens – in vrijheid – te spreken over z’n persoonlijk leven. Blijkbaar is er een grote behoefte aan deze vorm van gemeenschap. Ja, velen gaan al naar de kerk, en sommigen zijn zelfs vrijwilliger in de parochie, maar dat betekent nog niet dat men werkelijk een gemeenschap is van ‘broeders en zusters in Christus’. Vaak kent men elkaar maar heel oppervlakkig. Door de jaren heen blijken mensen elkaar in deze nieuwe vorm van gemeenschappen elkaar werkelijk te leren kennen en is een dergelijke gemeenschap de plaats waar men zich werkelijk thuis voelt. De parochiepriester van Strandfontien is echter zeer terughoudend. Hij heeft ons weliswaar gevraagd om de catechese-avonden te geven, maar voelt zich niet geroepen om voor deze gemeenschap een ‘extra Mis’ te moeten vieren op de zaterdagavond. Het is het probleem dat de (neokatechumenale) Weg overal tegen komt, ook in Nederland. Priesters hebben ‘genoeg’ aan hun ‘gewone parochiewerk’, en terwijl de kerken leeglopen houdt men de deur gesloten voor deze nieuwe vorm van evangelisatie die door de laatste pausen zo uitdrukkelijk is erkend en wordt aanbevolen. Wie echter naar de vruchten van dit nieuw Charisma kijkt, zal verbaasd staan over de gaven van de Heilige Geest. Mensen die opnieuw de weg naar de Kerk hebben gevonden; families die als missiegezinnen de Kerk in een ander land willen dienen; roepingen tot het religieuze leven en het priesterschap; families die open staan voor nieuw leven en vele, vele jongeren die – bijvoorbeeld – naar de Wereldjongerendagen gaan, om hun geloof met de paus te vieren. Als ik kijk naar priesterroepingen in Nederland en Belgie, moet ik constateren dat deze tot bijna het nulpunt zijn gedaald. Tegelijkertijd is het een feit dat in Nederland en Belgie reeds meer dan de helft van het aantal nieuwe priesterroepingen uit gemeenschappen van deze nieuwe Weg komen. In Limburg is dat aantal ondertussen al gestegen tot zo’n negentig procent. De geschiedenis van Rolduc lijkt zich te gaan herhalen. Was Rolduc niet het ‘verguisde seminarie’, waarvan velen in de jaren zeventig zeiden dat het geen toekomst had? Zonder het moedige besluit van Mgr.Gijsen z.g. om het seminarie Rolduc te openen zou ik – en met mij zo’n 200 andere priesters en vijf bisschoppen – niet hebben geweten waar ik mijn opleiding zou hebben moeten volgen. Onze bisschop Mgr.Wiertz schreef, naar aanleiding van het overlijden van Mgr.Gijsen, ”Weinig parochies die om een priester hebben gevraagd, zijn zich ervan bewust dat dankzij bisschop Gijsen zij die priester nu in hun midden hebben.” Maar geldt hetzelfde binnen zeer afzienbare tijd niet ook voor ‘de parochies van morgen’? Het overgrote deel van de huidige priesterstudenten in Limburg is reeds afkomstig uit gemeenschappen van de Neokatechumenale Weg. Maar waarom is men dan zo terughoudend als het gaat over de bron waaruit deze jongens putten en waar zij hun roeping ontdekt hebben? De geschiedenis lijkt zich te herhalen… Dat priesters bang zijn om nog meer werk op hun schouders te nemen, kan ik goed begrijpen. In bijvoorbeeld het bisdom Utrecht heeft één pastoor tien parochies, iets wat op termijn ook in Limburg onontkoombaar is. Zo’n pastoor zit echt niet op te wachten op extra Missen. Maar al deze Missen zijn – excuseer de uitdrukking – allemaal ‘hetzelfde’. Heilige Missen waar (ook als men kerken sluit en parochies samenvoegt) steeds minder mensen naar toe komen. Met de H.Mis is natuurlijk niets mis, maar misschien wel met de manier waarop we mensen naar de H.Mis toeleiden. Nu is de H.Mis er voor diegenen die (nog) naar de kerk toekomen, maar wat met de mensen die ‘buiten staan’; mensen die zich niet thuis voelen in de kerk, om welke reden dan ook? Hoe bereiken we hen? Zou het niet kunnen zijn dat er een grote behoefte is aan kleinere in plaats van grotere gemeenschappen, waar men niet alleen voor het vieren van een Mis samen komt, maar waar men ook – tijdens een aparte viering – luistert naar het Woord van God en waar men elkaar werkelijk leert kennen als broers en zussen in Christus? Een kleine gemeenschap waar men ‘van buiten naar binnen’ kan groeien, waar men stap-voor-stap kan groeien naar een volwassen geloof. Als paus Johannes Paulus II al jaren geleden de parochie van de toekomst ‘de gemeenschap van gemeenschappen’ noemde, is het dan niet tijd om van de de daad bij het woord te voegen? Wat er gebeurt als een pastoor wél ‘ja’ zegt tegen deze nieuwe ‘pastoraal van evangelisatie’, en bereid is één extra Mis in het weekend op te dragen voor deze nieuwe gemeenschappen, mag ik zien in de parochie van Delft, waar ik deze maanden verblijf. Het is een parochie waar op de zondagmorgen zo’n tweehonderd mensen naar de Eucharistie komen. Omdat de parochiepriester (fr.Louis van Padua) echter de nieuwe evangelisatie toestond met kleine geloofsgemeenschappen, zijn er nu vijf gemeenschappen – met samen zo’n 120 mensen – voor wie hij op de zaterdagavond een H.Mis viert. In de jongste gemeenschappen zijn mensen die vroeger nooit naar de kerk kwamen; single-tiener-moeders die in de gemeenschap een ‘nieuwe familie’ hebben gevonden; verslaafden die in de gemeenschap de moed en de kracht vonden om te stoppen met hun verslaving; echtparen die op het punt stonden om te scheiden, maar hier genoeg inspiratie vonden om ‘door te gaan’. Hoe belangrijk zo’n gemeenschap voor deze mensen is, bleek toen een moeder mij vertelde over haar zoon van 17 jaar, die sinds een paar jaar naar de gemeenschap komt. Op een avond is hij vóór de kerk beroofd van zijn geld en zijn mobiele telefoon. Een tijdje later werd hij voor de kerk (de poort naar het kerkterrein was nog dicht) opnieuw beroofd. Nu nam men hem zelfs al zijn kleren en schoenen af en liet hem, met enkel z’n onderbroek aan, achter. Huilend is hij naar huis gerend, om vervolgens…: zich opnieuw aan te kleden en terug te keren voor de woordviering van zijn gemeenschap!
KERK IN BEWEGING
Iedere zondagmorgen komen zo’n zestien volwassenen samen om zich voor te bereiden op het ontvangen van de initiatie-sacramenten (Doopsel-Vormsel-Eucharistie). Sommigen zijn reeds in een andere kerkgemeenschap gedoopt en ontvangen over een paar manden de Eerste Communie en het Vormsel; anderen zullen ook gedoopt worden. Tegelijkertijd ontvangen de kinderen direct na de Mis catecheseles in verschillende groepen, naargelang hun leeftijd. Het is hier in Zuid-Afrika de ‘gewone manier’ om de kinderen catechese te geven: niet in school, maar vóór of ná de Zondagsmis. Als ik dat vergelijk met de catechese die we in Limburg op de scholen mogen geven, moet ik constateren dat we in Limburg (soms) méér kinderen bereiken, maar komen deze kinderen ook naar de Eucharistie op zondag? Het lijkt me (helaas) onmogelijk om zomaar over te stappen naar het model dat men hier hanteert, waar de kinderen niet alleen catechese krijgen, maar daadwerkelijk ook deel uit maken van de Eucharistie-vierende-gemeenschap. Maar zouden we niet langzaam de overstap moeten gaan maken naar parochie-katechese, nu ‘katholieke scholen’ steeds meer een zeldzaamheid gaan worden? En waarom niet deze vorm van ‘zondagsschool’, zoals onze protestante medebroeders al zo lang praktiseren? Op zondagmorgen zijn het echter niet alleen de kinderen of volwassenen die catechese ontvangen. Direct na de Mis komen buiten de kerk de katholieken uit Zimbabwe samen, die na de Mis nog een tijdje door gaan om te zingen en te bidden in hun eigen taal. Ook zij maken deel uit van die éne grote kerkgemeenschap die bestaat uit vele kleine gemeenschappen. De Kerk van de toekomst? Ik hoop van harte dat de Heer mij ook het komende jaar mag blijven zegenen met zoveel ervaringen en genade, zoals Hij dit het afgelopen jaar heeft gedaan. Graag wil ik ook jullie bedanken voor jullie gebed en meeleven in het afgelopen jaar. Ook voor jullie financiele ondersteuning: hartelijk dank. Het was een sprong in het duister om zonder enige inkomsten aan dit missiejaar te beginnen; maar Gods voorzienigheid heeft ons door jullie zijn goedheid getoond. Moge Hij het jullie honderdvoudig terugschenken! Misschien dat we elkaar de komende maand zien. Hoe het ook zij: in mijn gebeden vergeet ik jullie niet en ik hoop dat jullie ook voor mij Gods zegen willen blijven vragen! Alle goeds fr.hans
17e NIEUWSBRIEF uit Zuid-Afrika, 17 september 2013
Beste vrienden, In augustus mocht ik enkele weken in Nederland zijn, waar ik blij was velen van jullie weer te zien en te kunnen spreken. Terugkomend in Nederland vielen een aantal dingen me sterk op. Welke? – Kinderen. Terwijl in Zuid-Afrika kinderen een groot deel van de bevolking uitmaken, moet je in Nederland bijna zoeken naar een ‘verdwaald kind’. En dat niet alleen in de kerken. ’t Spijt me voor de uitdrukking, maar Nederland lijkt op een bejaardenhuis, waar alles perfect georganiseerd is, maar nieuw leven ontbreekt. Dat in Nederland scholen gesloten worden bij gebrek aan kinderen en in Parkstad zelfs een hele wijk verdwijnt bij gebrek aan voldoende jonge mensen, is voor een Zuid-Afrikaan onvoorstelbaar. Toen ik in Nederland naar de radio luisterde, hoorde ik dat ‘kinderloze vakanties’ een nieuwe trend is, die de toekomst heeft. Men wil van alles doen en beleven tijdens z’n vakanties, als men maar geen last heeft van kinderen… – Stilte. Als je een Zuid-Afrikaan vertelt dat ze in Nederland ‘stilte-coupé’s’ hebben, kijkt hij je met een verbaasde blik aan. Maar zelfs in de coupé’s van treinen waar je niet stil hoeft te zijn, is het stil. Iedereen is met z’n iPhone, laptop etc. bezig. Een gesprek wordt als ongewenst ervaren. En kinderen? Die hinderen! Iedereen is met z’n eigen leventje bezig. Je valt niemand lastig en wilt niet lastig gevallen worden. Als ik in Zuid-Afrika ’s morgens een half uurtje ren, groet je iedereen; in Nederland kom je joggers tegen met oordopjes. – Afwezigheid van de Kerk in het publieke leven. In Amsterdam wilde ik een prachtig gerestaureerde kerk (pal naast het Vondelpark) bezoeken. Op de toegangsdeur las ik: “I am sorry, I might look like a church, but I’m an office…”. De Kerk lijkt in de schaduw te zijn verdwenen, ook in het publieke leven. Zelfs als het gaat om een buitengewone agressieve aanval van de homoloby tegen bijvoorbeeld Poetin, wordt de Kerk (die toch ook een niet geaccepteerde visie op homosexualiteit heeft ) niet eens meer aangehaald. – Geloven doe je voor jezelf. In de trein van Hoorn naar Maastricht sprak ik met een meisje van zestien jaar, die me vertelde dat ze gedoopt was, maar niet wist bij welke kerk ze hoorde… Toen ik haar vroeg of ze niet méér wilde weten van ‘die God’ die ‘er toch moet zijn’, luidde haar antwoord heel stellig: “Nee, ik hoef niet meer te weten. En waarom ook? Ik leef mijn leventje. Ik probeer zoveel mogelijk van het leven te genieten and that’s it” Als je in een trein zit in Cape Town is er in iedere coupé wel iemand die het geloof verkondigt. Mensen luisteren, ook al is men het niet met iedere predikant eens, maar men waardeert het dat het geloof verkondigd wordt. Ik heb dat maar niet geprobeerd in de trein vanaf Hoorn. Ik vrees dat ik vanaf Amsterdam naar Maastricht had kunnen lopen… Het moge duidelijk zijn dat de cultuurshock niet zozeer plaats vond toen ik Zuid-Afrika kwam, waar de problemen legio zijn, maar toen ik begin augustus in Nederland landde, waar ik meende ‘thuis’ te zijn. De bisschop is echter heel duidelijk geweest: “Je krijgt – omdat je er uitdrukkelijk om hebt gevraagd en ik ziet dat je er veel opsteekt – nog één extra jaar voor deze missie, maar… het volgend jaar heb ik je hier nodig, omdat er maar één jongeman priester gewijd zal worden”. Voor mij betekent dat, dat ik niet alleen iedere dag zal ‘uitpuren’, maar tegelijkertijd zal proberen te ontdekken wat ik vanuit Zuid-Afrika mee kan nemen om als ‘missionaris in Nederland’ zo goed mogelijk te kunnen functioneren. Een jaartje extra Zuid-Afrika; een onverwachts geschenk van de bisshop, een weg die ik graag zal inslaan!
OP HUISBEZOEK
Eén van de ‘leerpunten’ die ik – als ik terug moet komen naar Nederland – zeker mee zal nemen, betreft het huisbezoek. Toen ik tijdens een huisbezoek in de parochie van Delft (Cape Town) een priester van de nieuw-apostolische kerk ontmoette, vroeg ik hem wat hij als het grootste verschil tussen zijn kerkgemeenschap en de Katholieke Kerk zag. Hij noemde toen de betrokkenheid van de kerk met de gelovigen. Zelf behoorde hij tot één van de twintig kerkgemeenschapen van de nieuw-apostolische kerk in Delft. In zijn kerkgebouw komen iedere week zo’n 800 gelovigen samen, die door zo’n dertig ‘kerkmensen’ (evangelisten, priesters en assistenten) regelmatig worden bezocht. Tal van activiteiten – voor kinderen, jeugd, ouderen enz.- worden door de kerkgemeenschap georganiseerd, terwijl mensen in nood niet alleen met woorden, maar ook met concrete hulp terzijde wordt gestaan. Hij vergeleek de waarde van hun huisbezoek met hetgeen ikzelf op dat moment deed: “U bezoekt nu mijn moeder, die katholiek is. Ik weet zeker dat zij dit heel erg op prijs stelt en dit zeker niet zal vergeten. Zo bezoeken ook wij onze mensen, bevestigen hen in hun geloof, helpen waar nodig en lezen samen uit de Bijbel”. Ik moet bekennen dat hij een punt heeft: in hoeverre heb ik de laatste jaren de mensen in hun ‘huiskerk’ bezocht en zo in hun geloof bemoedigd? Hier in Zuid-Afrika is het wellicht gemakkelijker, omdat de mensen een priester niet snel zullen afwijzen, maar eerder blij zijn als je bij hen thuis op bezoek komt. Voor velen is het een kans om hun problemen ter sprake te brengen en om – als ze dat willen – een voornemen te maken de draad van het geloof weer op te pakken. Want wat dat betreft is de situatie hier in Zuid-Afrika niet veel anders dan in Nederland: velen die de naam van Katholiek dragen, hebben de kerk vaak al jarenlang niet meer van de binnenkant gezien. Wat de paus tegen de bisschoppen van Latijns-Amerika heeft gezegd, geldt wellicht ook voor ons. Hij wees erop dat mensen de Kerk verlaten hebben, soms ook aan die Kerk geleden hebben. Het eerste wat dan dient te gebeuren, is de wonden te helen. En hoe kun je dat beter doen, dan te beginnen met de mensen te bezoeken en te luisteren naar hun geschiedenis?
‘LOBOLA’ EN ANDERE GEBRUIKEN
Als ik tijdens een huisbezoek een jonge moeder – zo’n 25 jaar jong – tegen kom en in gesprek raak over haar ‘ongehuwd moeder’ zijn, zegt ze tot mijn verbazing: “Maar ik ga trouwen, als mijn vriend de ‘lobola’ kan betalen”. De ‘lobola’ is één van de stappen die bij een Afrikaans huwelijk horen. Je zou het de ‘bruidsschat’ kunnen noemen die de bruidegom betaalt aan de familie van de bruid. Als ik diezelfde dag aan mijn socius Ramses – uit Kameroen – laat weten, dat ik weinig begrip kan opbrengen voor deze traditie om een ‘bruid te kopen’, reageert hij verontwaardigd. Het is geen ‘kopen van een bruid’, zo verzekert hij mij en hij laat niet na om me de voordelen van het ‘Afrikaanse huwelijk’ op te sommen. De bruidegom trouwt weliswaar met z’n bruid, maar er is tegelijkertijd een verbond tussen beide families. Vanaf de eerste stap van het ‘aankloppen’ (het aanzoek dat de bruidegom doet bij de vader van de bruid) is de familie van beide kanten betrokken bij het huwelijk dat voltrokken gaat worden. Terwijl de de bruidegom de ‘lobola’ betaalt aan familie van de bruid (in het geval van de jonge moeder die ik bezocht, ging het om zo’n 7.000,- euro, waarvoor de bruidegom nog zo’n twee jaar moest sparen), zorgt de familie van de bruid voor het bruiloftsfeest en de uitzet van het nieuwe huis. Doordat beide families bij de ‘onderhandelingen’ betrokken zijn, zullen deze zich ook inzetten om voor het huwelijk te vechten als dit nodig is. Ramses noemt als een andere voordeel van de ‘lobola’ dat men het huwelijk serieus zal nemen. Wie diep in de buidel moet tasten, gaat niet over één nacht ijs. ’t Zal allemaal ongetwijfeld waar zijn – zeker wat het familiale aspect betreft, dat we in het Westen vaak helemaal verloren hebben – , maar ik zie tegelijkertijd ook hoe er door de ‘lobola’ een extra reden is om nog niet te trouwen, terwijl men tegelijkertijd niet kan wachten om kinderen op de wereld te zetten. En of dat nu zo’n voordeel is… Besnijdenis is zo’n ander gebruik, dat veel meer verspreid is, dan ik ooit verwacht had. Ramses vertelt me dat in zijn land (Kameroen) alle jonge mannen besneden worden. In Zuid-Afrika is het vooral een algemeen gebruik onder bepaalde stammen, die echter het merendeel van de bevolking uitmaken. Terwijl je zou verwachten dat in een samenleving die niet ongevoelig is voor Westerse invloeden, een dergelijk gebruik langzaam maar zeker zou verdwijnen, lijkt het tegendeel het geval te zijn. Het is een gebruik dat zelfs aan populariteit toeneemt, en daarbij gaat het niet alleen om de feitelijke besnijdenis die je in ieder ziekenhuis of kliniek kunt laten uitvoeren, maar om de traditionele vorm, waaraan grote gevaren verbonden zijn. Als jonge mannen, van zo’n jaar of zeventien, op de traditionele wijze worden besneden, gaan ze vervolgens voor ongeveer zes weken naar een afgelegen gebied (bijvoorbeeld in de bergen), waar ze hun zelfstandigheid kunnen bewijzen en waarbij tegelijkertijd de lichamelijke wond van de besnijdenis kan herstellen, mits deze wond niet tot levensgevaarlijke infecties leidt! In de eerste helft van 2013 zijn – volgens officiële cijfers – zo’n vijftig (!) jonge mannen overleden als gevolg van de besnijdenis. Het werkelijke aantal slachtoffers ligt nog een stukje hoger. Als ik Ramses hierover aanspreek, ‘verdedigt’ hij de besnijdenis met het antwoord dat men ook beter naar een kliniek kan gaan voor het uitvoeren van de besnijdenis. Maar voor hem is het feit van de besnijdenis iets zó vanzelfsprekends, dat hij van zijn kant mij maar moeilijk kan begrijpen als ik er maar moeilijk de noodzaak van kan inzien. Ik kom dan ook van een ander werelddeel…
GA-RANKUWA
De maand september verblijven Piotr (mijn nieuwe socius voor dit jaar) en ikzelf in een ‘witte wijk’ van Pretoria (Capital Park genaamd), van waaruit we zo vaak als mogelijk naar Ga-Rankuwa gaan, een zwarte buitenwijk van Pretoria waar in oktober catechese gegeven zal worden. In Ga-Rankuwa wonen zo’n half miljoen mensen, waarvan slechts een half procent katholiek is, verspreid over drie kerken met één pastoraal team. We bezoeken er de mensen huis-aan-huis, spreken hen aan op straat en nodigen hen uit om naar de catechese te komen luisteren. Het blijft me telkens weer verrassen hoe gemakkelijk mensen hier over het geloof spreken. Niemand – maar dan ook niemand – wijst een gesprek over het geloof af, en huis-aan-huis zijn we welkom om binnen te komen en met de bewoners (katholiek of andersgelovig) te spreken over hun geloof. Gehoor gevend aan de oproep van paus Franciscus, om niet opgesloten te blijven in ons eigen cirkeltje, maar naar álle mensen te gaan, bezoeken we mensen ongeacht hun achtergrond of geloof, ook al betekent dat, dat we nauwelijks met katholieken in gesprek komen. Maar, zoals gezegd, hier in Zuid-Afrika mag je over het geloof spreken en rust er geen taboe op om God ter sprake te brengen. Neemt niet weg dat er grote problemen zijn. Met name de werkeloosheid drijft mensen naar alcohol, drugs of sexualiteit als een vlucht uit een vaak uitzichtsloze situatie. In een regio als Ga-Rankuwa, waar veel arme mensen wonen, tref je op talloze plaatsen twee soorten posters aan. De eerste spreek voor zichzelf… Blijkbaar wensen Afrikaanse mannen een groter geslachtsdeel en is sexuele activiteit één van de voornaamste bezigheden… Sinds 1996 is er een nieuw programma ingevoerd om de jeugd op scholen niet alleen te informeren over alles wat met sexualiteit te maken heeft, maar om hen ook aan te zetten om zo vroeg mogelijk al sexueel actief te zijn. Uiteraard moet men zichzelf en de ander beschermen tegen Aids en tegen ongewenste zwangerschappen. Condooms zijn dan ook gratis verkrijgbaar. Een tweede soort poster (die je eveneens op iedere lantaarnpaal of verkeersbord tegenkomt), laat evenwel zien dat de gevolgen blijkbaar niet zijn zoals men had verwacht. De woorden en afbeeldingen op deze poster spreken voor zich. ‘same day..’. Geen vijf dagen bedenktijd, of welke andere beperking ook: je belt voor een afspraak voor abortus en dezelfde dag ben je al geholpen. Op de tekening schroomt men zelfs niet om duidelijk te maken wat er gebeurt: in de moederschoot is heel duidelijk een babietje getekend. Niet ‘een klompje cellen’ – zoals men het in Nederland graag doet voorkomen – , maar een baby in de moederschoot. Aan de onderkant van de poster heb je afscheurstrookjes, met het telefoonnummer van de aborteur die je dezelfde dag nog van je baby verlost…
HET GELOOF VAN DE ‘ZWARTEN’
Ofschoon de Apartheid al bijna twintig jaar geleden is afgeschaft, heb je nog altijd wijken met bijna alleen blanken, kleurlingen of zwarten. Voor de zwarten zijn mensen uit Europa blanken (‘whites’), ook al hebben deze soms dezelfde huidskleur als de kleurlingen. Zo kun je als buitenstaander soms denken met een ‘gekleurde parochie’ van doen te hebben, omdat je kleurlingen ziet, maar dit zijn dan mensen die van origine uit Italie of Portugal zijn gekomen, maar – omdat ze Europeanen zijn – ‘wit’ genoemd worden, hoe gekleurd ze ook zijn! Echte ‘kleurlingen’ zijn mensen uit Zuid-Afrika, met voorouders die zowel zwart als wit waren, waardoor ze ‘gekleurd’ zijn. ‘Afrikaners’ zijn ‘wit’; ook zij zijn meestal hier geboren, maar onderscheiden zich niet alleen door hun (veelal) blanke huidskleur van de anderen, maar ook door de Afrikaanse of Engelse taal. Kleurlingen en zwarten spreken hun eigen taal (Tschwane, Zoeloes, Zutu, Khosa etc.), terwijl hun tweede taal Engels is. Blanken spreken Afrikaans en Engels en slechts zelden de lokale taal van de zwarten of kleurlingen, hetgeen de integratie natuurlijk niet echt ten goede komt. Als de bisschop (Mgr.Slattery) tijdens vieringen niet alleen Engels spreekt, maar ook de plaatselijke taal (hij spreekt vijf talen die hier gebezigd worden), is de reactie altijd enthousiast. Het is frappant hoe de geloofsuiting tussen blanken, kleurlingen en zwarten in Zuid-Afrika verschilt. In Missen die door blanken worden bezocht, zie je opvallend veel gelijkenissen met wat we in Nederland gewend zijn: een laag kerkbezoek met vooral oudere mensen, waarbij de Mis op een zondag vaak nog geen drie kwartier duurt en de volkszang een trieste aangelegenheid is. De zwarten daarentegen komen in grotere getalen naar de Zondagsmis; ze zingen uitbundig, waarbij ze zingen ‘met heel hun lichaam’. Een Mis met zwarten duurt al snel twee a drie uur. Afgelopen zondag waren we bij een Feestmis in Ga-Rankuwa, waarbij ook enkele kinderen werden gedoopt. De Mis duurde 4 ½ uur(!). Van 8.00 tot 12.30 uur waren we in de kerk, waarbij liederen, processies met de Bijbel en met de offergaven elkaar afwisselden. In de bomvolle kerk (met zo’n 500 zwarten, waarvan zeker zo’n 70 kinderen), was de enige die blijkbaar moeite had met de lengte van deze Mis, ikzelf… Toen de Mis was afgelopen, rende men niet de kerk uit, maar ging men nog eens rustig door met het zingen van liederen, terwijl men buiten de kerk samen bleef om nog wat te eten. Wat een verschil met Nederland! Het is werkelijk een ander werelddeel. Het is echter nog frappanter als je merkt dat in de naburige ‘witte’ parochie je je weer bijna in Nederland waant. Toen ik een zwarte vrouw vroeg hoe de witte parochies geholpen konden worden, zei ze: “Integreer”. Blijkbaar zou de redding voor de witte parochies wel eens kunnen komen van mensen ‘van buiten’. De Tomasparochie in Roermond is daarvan een levend voorbeeld; een kerk met twintig verschillende nationaliteiten, waar de ‘zwarten en kleurlingen’ het geloof als een kostbare schat mee naar Nederland hebben genomen. Het is een potentieel van de Wereldkerk dat we wellicht nog onvoldoende hebben uitgepuurd. Met hartelijke groet, fr.hans P.S. Onze missie is ‘pro Deo’. We ontvangen geen salaris of enige vorm van financiële vergoeding, van wie dan ook. Maar God is goed en voorziet in al onze noden! In onze gebeden danken wij Hem ook heel bijzonder voor jullie, door wie zijn voorzienigheid zo zichtbaar is geworden. Voor wie ons verder wilt helpen: giften kunnen worden overgemaakt op bankrekeningnummer is 145.24.22. t.n.v. J.Kreuwels o.v.v. ‘missie Zuid-Afrika’.
18e NIEUWSBRIEF uit Zuid-Afrika, 14 oktober 2013
Beste vrienden. Het grootste deel van het afgelopen jaar mocht ik optrekken met Francesco Radaelli, mijn socius, die als afgestuurd ingenieur in Delft, dit jaar van itinirantie wilde gebruiken om te zien wat God met zijn leven van plan was. Wel, langzaam maar zeker is de roeping van het priesterschap sterker bij hem naar boven gekomen, en tijdens de Wereldjongerendagen in Rio de Janeiro is hij opgestaan om naar het seminarie te gaan. Afgelopen september is hij, samen met zo’n 400 andere jongemannen, door loting, uitgezonden naar één van de honderd Redemptoris Mater seminaries, die priesterroepingen die voortkomen uit neokatechumenale gemeenschappen, een opleiding geven. Francesco zal naar Kopenhagen (Denemarken) gaan, waar hij zijn priesteropleiding zal volgen. Ik zal hem missen, hier in Zuid-Afrika, maar ben tegelijkertijd blij dat hij ‘ja’ heeft willen zeggen op deze roeping, die in onze dagen lang niet vanzelfsprekend is. Piotr Sass, seminarist van het Redemptoris Mater seminarie in Brussel, die het grootste deel van zijn opleiding in Rolduc heeft gevolgd, zal het komende jaar mijn socius zijn. Samen vertrekken we dezer dagen vanuit Pretoria naar het bisdom Oudtshoorn (zo’n 1000 kilometer ten Westen van Pretoria) om daar de gemeenschappen te ondersteunen. Maar allereerst zijn we enkele weken in de miljoenenstad Pretoria. Een stad waar – naast alle denkbare problemen – ook veel gehandicapten leven. Soms vraag je je af hoe mensen, die zelf in grote armoede leven, ook nog eens voor een verstandelijk (vaak meervoudig-)gehandicapt kind kunnen zorgen. Wel, dit is vaak ook onmogelijk. Ofschoon ik de cijfers niet heb opgezocht, vrees ik dat de eerste ‘oplossing’ bij een zwangerschap van een verstandelijk gehandicapt kindje, abortus is. Maar wat gebeurt er met die anderen, die wél ter wereld komen en waar de ouders – of ‘ouder’ – niet in staat zijn om voor te zorgen? Het antwoord kreeg ik, toen ik gevraad werd om op een door-de-weekse dag de H.Mis te vieren met de zusters van de Indiase congregatie ‘Imitation of Christ’. In 2010 zijn deze zusters gevraagd om te komen wonen, bidden en werken temidden van verstandelijk gehandicapten, die opgevangen worden in een klein dorp met de naam ‘Little Eden’ (klein Paradijs) in het Zuid-Oosten van Pretoria. In 1967 verscheen Maria aan een vrouw – Domitilla Rota-, aan wie Maria een groep kinderen (met verschillende huidskleuren) toevertrouwde.
NATUURGENEZERS
ZELF ZIEK…
EEN NIEUWE ZIEKENHUIS-STAGE
19e NIEUWSBRIEF uit Zuid-Afrika, 22 november 2013
Beste vrienden, In mijn vorige nieuwsbrief moest ik jullie laten weten dat ik door een hernia ‘geveld’ was en drie weken lang op bed moest blijven liggen. Een pijnlijke ervaring, die uiteindelijk tot ziekenhuisopname leidde met het vooruitzicht op een eventuele operatie, waarvoor ik naar Nederland terug zou moeten komen. Gelukkig heb ik dit keer beter nieuws: ik kan weer zitten en staan en zelfs stukken lopen, ofschoon ik voorzichtig moet zijn want het zijn vier verschillende pijnstillers die de pijn in feite onderdrukken. Het echte herstel zal nog een tijdje duren. Maar het is een fantastische vooruitgang, waarvoor ik de Heer dank, maar ook jullie, die me werkelijk overstelpt hebt met e-mails met de belofte van gebed en een teken van jullie meeleven. Ik ben ontzettend blij dat ik me weer voorzichtig kan bewegen en zo ook actief aan de missie kan deelnemen. ‘traag en gestaag’, zoals een schildpad…
PRECARITEIT
‘Precariteit’ is misschien een vreemd woord. Je zou het wellicht kunnen vertalen met ‘broosheid’ of ‘breekbaarheid’. Het is een gegeven dat ons leven, ook hier in de missie, voortdurend tekent. Hoe broos mijn leven is, heb ik de afgelopen twee jaar nu al verschillende keren meegemaakt. Twee jaar geleden kreeg ik plotseling een zware epileptische aanval, waarbij ik de ziekenzalving ontving; een half jaar later stikte ik bijna toen een stukje plastic, dat in mijn glas met water terecht was gekomen, in mijn keel bleef steken; afgelopen jaar november was ik betrokken bij een auto-ongeluk, waarbij het – wonder boven wonder – gelukkig bij blikschade bleef; een maand later verdronk ik bijna in de oceaan en een paar weken geleden kwam ik met een hernia in het ziekenhuis terecht! Het lijkt wel alsof het ongeluk me achtervolgt. En toch ervaar ik dat niet als zodanig. Ja, het zijn allemaal heftige momenten, waar je plotseling niets meer kunt en je je rot schrikt. Maar tegelijkertijd zijn het ook momenten die me ‘tot bezinning’ brengen. Is God niet de Heer van mijn leven? ‘Geen mus valt van het dak, of Hij weet het’, zegt de psalmist. Zou Hij dan ook niet bij mij zijn, ook als ik ten onder dreig te gaan? Het leert me nog méér op Hem te vertrouwen en gereed te zijn, als mijn uur daar is. Tegelijkertijd laat deze ‘precariteit’ me zien, hoe onbelangrijk al mijn zorgen, mijn plannen en mijn inzet zijn. Ja, ik ben broos; een reden te meer om méér te vertrouwen op Hem die sterk is! Broosheid ervaren we ook bij onze missie. Bij het bezoeken van een gemeenschap die pas een half jaar geleden, na de katechese die we er gegeven hadden, ontstaan was, blijkt bij onze terugkomst dat de gemeenschap niet meer bij elkaar komt. De pastoor van deze parochie is weliswaar heel vriendelijk geweest bij alle gesprekken, die we tot nu toe met hem hebben gehad, maar feitelijk voelt hij weinig voor deze nieuwe gemeenschappen. Het lijkt er op dat hij er eigenlijk niets mee te maken wil hebben en maakt het de gemeenschap in de praktijk onmogelijk om de Weg te lopen, die men wilt gaan. Op zo’n moment ontstaat een hele vervelende situatie. Je wilt de pastoor van de parochie niet aanvallen of afvallen, maar tegelijkertijd zie je hoe een mooie gemeenschap ‘naar de knoppen gaat’… Mijn eerste reactie is er één van fel reageren. Om met (in mijn ogen) ‘sterke argumenten’ deze onwillige pastoor ‘te bekeren’ en – als dat niet lukt – hem te veroordelen… Op dat moment geeft onze katechist (de verantwoordelijke van de Weg in Zuid-Afrika) ons echter een heel andere raad: “Bemin deze pastoor! Toon hem dat jullie van hem houden. Nodig hem bijvoorbeeld uit voor een maaltijd, en denk ook aan de mensen van deze kleine gemeenschap die uiteen zal vallen, als jullie deze pastoor – die zo onwillend lijkt te zijn– naar de hel verwensen en vertrekken”. Voor mij is dat niet gemakkelijk. Hoe kan ik een pastoor beminnen, die een jonge gemeenschap ‘de nek omdraait’? Gelukkig doen we, wat onze katechist ons vraagt en nodigen we hem uit voor een echte Italiaanse maaltijd, bereid door het Italiaans echtpaar van ons team. En wat onmogelijk leek, gebeurt: het is alsof het ijs breekt. Hij geeft ons toestemming om met deze gemeenschap verder op weg te gaan, en belooft ook zelf één keer in de maand de Mis voor deze groep op te dragen. De precariteit, de breekbaarheid van onze missie, is niet altijd even gemakkelijk . Je zou het graag allemaal zoveel grootser en mooier willen hebben, maar de werkelijkheid is vaak weerbarstig. Het vraagt werkelijk een groei in nederigheid, om tegenslagen te accepteren en daarbij de vreugde niet te verliezen. Want het is juist de vreugde, dat God voor ons zorgt, die we juist in zulke momenten moeten zien te bewaren en waarmee we wellicht een nog echter getuigenis kunnen geven, dan met grootse resultaten die vaak ook heel betrekkelijk zijn.
CRIMINALITEIT
Een paar maanden geleden ben ik verschillende keren in Pretoria op bezoek geweest bij een pastoor, Craigh Laubscher (45 jaar), die door zijn inzet en geestelijke bewogenheid indruk op me maakte. Ik was dan ook geschokt, toen ik in het Katholiek Nieuwsblad (op internet) het volgende artikel las: In een voorstad van Pretoria, in Zuid-Afrika, is zondag de 45-jarige priester Craigh Laubscher door een man mishandeld met een handboor, gewurgd, opgesloten in een kamer en voor dood achtergelaten…. De priester werd aangevallen toen hij van de kerk naar zijn huis liep. In het ziekenhuis herstelt hij op intensive care van zijn kneuzingen en verwondingen. Aan Mgr.Slattery, zijn bisschop, vertelde hij dat hij dacht dat hij dood zou gaan, omdat de dader exact wist welke drukpunten hij moest afknellen bij het wurgen. De aanvaller was een bekende van ‘father Craig’. Hij had de dader vorige week nog te eten gegeven toen die hem daarom vroeg. Met één bericht besef ik weer, hoe voorzichtig ik moet zijn en het noodlot niet moet tarten. Een paar weken later bezoeken we een pastoor in Worcester (in ‘ons’ bisdom van Oudshoorn), die ons liet weten net van de politie terug te komen, omdat hij overvallen was! Priesters zijn blijkbaar gemakkelijke slachtoffers voor roofovervallen, vooral omdat ze alleen wonen. Wat dat betreft ben ik – samen met een team – nog tamelijk veilig. Toch kun je het gevaar niet volledig buitensluiten. Als ik de mensen bezoek, vooral de armen die in sloppenwijken wonen, weet je op voorhand dat je je begeeft in een gebied waar je – zeker als blanke – een gemakkelijk doelwit bent voor criminelen.
APARTHEID
In 1994 is de Apartheid officieel afgeschaft. Toch kom je deze discriminatie nog op allerlei plaatsen tegen. Als Piotr, mijn socius, een visvergunning wilt aanvragen op het postkantoor van Mosselbay, moet hij een formulier invullen. Behalve de gebruikelijke gegevens, van naam, voornaam, paspoortnummer etc., is er ook de vraag tot welke ‘groep’ hij behoort. Als we vragen wat daarmee bedoeld wordt, luidt het antwoord: “Daar moet je invullen of je blank, gekleurd of zwart bent…”. Ik sta perplex, en laat de jongedame achter de balie vervolgens weten dat ik ‘wit’ ben in de winter, ‘bruin’ in de zomer, ‘rood’ als ik me schaam en paars als ik heel boos word… Bij het zoeken naar een huurhuis voor ons missiegezin, komen we bij een makelaar in huizen. Op een kaart van Mosselbay zet hij met potlood een kruis door bepaalde delen van de stad. “Daar zouden jullie niet willen wonen”, zo laat hij ons weten. “Waarom?” vragen wij enigszins verbaasd. “Nou, daar wonen alleen maar kleurlingen of zwarten!” Een eerste reactie tegenover mensen van een andere groep (blank, gekleurd of zwart), is blijkbaar nog altijd één van afstandelijkheid. Een zwarte zal jou, als blanke, in het Engels laten weten dat hij geen Afrikaans verstaat, ofschoon hij het op school geleerd heeft! Afrikaans wordt op zo’n moment vereenzelvigd met de taal van de ‘blanke boeren’, die staan voor ‘Apartheid’. Het verschil in cultuur mag ook niet worden onderschat. Natuurlijk hebben mensen, ongeacht hun huidskleur, dezelfde rechten. Maar de cultuur ,van met name de zwarten, is vaak wezenlijk anders dan die van de blanken. De blanken hebben in driehonderd jaar nog altijd precies dezelfde manier van doen en denken als ‘ons’ Europeanen. Zwarten denken, doen, leven vaak totaal anders. Om één voorbeeld te noemen: de zwarten houden van lange Missen (drie uur is heel gewoon), waarin ze dansen en zingen, processies houden met de Bijbel en met de offergaven en aan het einde nog eens een half uur uittrekken voor allerlei mededelingen. Daar moet je een blanke niet mee aan komen… En zo zijn er nog veel meer verschillen: de manier van eten, van overledenen begraven (een begrafenis bij zwarten duurt een hele dag en begint al dagen van tevoren met dagelijkse gebedsdiensten in het huis van de overledene), enzovoort. Toen men aan het begin van de Apartheid (begin jaren zestig) kleurlingen en zwarten naar hun ‘eigen wijken’ deporteerde, deed men iets wat ook in de toekomst moeilijk meer terug te draaien is. In steden als Mosselbay, George, Pretoria, Cape Town enzovoort, heb je – twintig jaar na de afschaffing van de Apartheid – nog altijd wijken met exclusief blanken, kleurlingen of zwarten. Dat de gevoelens tegenover ‘anderen’ niet altijd positief is, hoeft dan ook niet te verbazen. Als je dit allemaal op een rijtje zet, zou je er bijna aan gaan denken om maar weg te blijven uit de townships. Er is echter geen haar op mijn hoofd, die daar aan denkt! En als er dan toch iets gebeurt? Ja, dan gebeurt er misschien iets, wat ik niet wil, wat pijnlijk is, en waar iemand anders schuldig aan is. Ik bid, dat ik dan niet verzaak, en mijn Meester mag volgen, die ons heeft geleerd onze vijanden te beminnen, hen te vergeven en voor hen te bidden. Ook na ruim een jaar temidden van de mensen hier te wonen, blijf het voor mij schokkend als ik mensen hoor vertellen hoe een familielid is vermoord en hoe gewelddadig deze samenleving kan zijn. In Mosselbay heb ik bijvoorbeeld een drugsverslaafde verschillende keren bezocht, omdat ik werkelijk geloofde, dat hij in de gemeenschap die we bezig waren te vormen, geholpen zou kunnen worden. Nu ik – na een half jaar – weer in Mosselbay terug ben, hoor ik, dat deze jongeman een andere lid van deze jonge gemeenschap met een mes heeft geprobeerd te vermoorden. Hij is gevlucht, maar als hij wordt opgepakt, wacht hem een jarenlange gevangenisstraf…
PAUSELIJK VOORBEELD
De woorden en het voorbeeld van onze paus Franciscus gaan de wereld rond. Ook hier in Zuid-Afrika is hij een persoonlijkheid die niet onopgemerkt blijft. Eén van de grote problemen in Zuid-Afrika is corruptie. Als de president een privé-woning laat bouwen van 2.000.000,- (2 miljoen!) euro, dan is dat slecht één van de vele voorbeelden hoe corruptie van laag tot hoog de samenleving verziekt. In een actie tegen deze corruptie hebben de bisschoppen een poster uitgegeven met een citaat van de paus: “Corruptie is erger dan andere zonden, omdat deze het hart van de mens verhardt om nog schaamte of schuld te voelen en Gods roep tot bekering te horen”. Maar ook de oproep van de paus om ‘naar buiten te gaan’ en het evangelie te verkondigen aan hen die ver van de Kerk af staan, vindt hier weerklank. De Katholieke Kerk in Zuid-Afrika beseft dat er een ommekeer plaats moet vinden. Men heeft het vertaald in de slogan:“Van een missiekerk naar een missioneren kerk!” Als de paus zegt dat het hem pijn doet, als hij geestelijken in een fonkelnieuwe auto ziet rondrijden, is dat een opmerking die voor menigeen ongetwijfeld ongemakkelijk is. En als hij tegen de bisschoppen zegt, dat zeniet de geur van het vliegveld moeten hebben, maar de geur van de schapen, dan is dat ook voor de bisschoppen een duidelijke boodschap. Nu de paus zich ook tegen de maffia in scherpe bewoordingen keert, wordt hij door een hoge politiecommisaris in Italie gewaarschuwd, dat hij er rekening mee moet houden op de ‘dodenlijst’ van deze supermachtige criminele organisatie te zijn geplaatst.
Zelf ben ik nog het meest geraakt door bovenstaande foto. Na een audientie op het Sint Pietersplein, 6 november j.l., zag de paus een man die aan melaatsheid leed. Hij ging naar hem toe, omhelsde hem en kuste hem. Is dat niet wat Franciscus deed toen hij zich bekeerde en zijn leven geheel en al aan Christus toewijdde? Zou ik iemand met zo’n ziekte, met zo’n uiterlijk, durven kussen? Je naaste beminnen? Natuurlijk, maar er zijn toch ook grenzen, denk je dan. Voor de heiligen zijn er echter geen grenzen: ze laten ons een liefde tot de naaste zien ‘in de dimensie van het kruis’. Toch heeft onderstaande foto me ook ‘van de andere kant’ geraakt. Van de kant van de melaatse. Ben ik niet vaak als die melaatse? Ben ik niet vaak als deze man, die misschien denkt het niet te verdienen om omhelsd en gekust te worden. Maar dan niet omwille van mijn uiterlijk, maar omwille van mijn leven dat zo vaak het tegenovergestelde is van wat het zou moeten zijn? En dan is er deze paus, plaatsbekleder van Christus, de Kerk, die mij niet veroordeeldt, maar omhelst en bemint. Ik moest denken aan dat beroemde schilderij van Rembrandt waar de barmhartige vader zijn handen legt op de verloren zoon, die weer thuis is gekomen. Zo wil de Kerk er voor mij – voor ons – zijn; zo mogen wij zijn voor elkaar. Wat een zegen!
NIEUWE ERVARINGEN
Eerlijk gezegd was ik een beetje bang dat ik in een tweede missiejaar niet veel nieuws zou meemaken. Ik heb immers al zoveel gezien en mee gemaakt. Ik hield er dan ook rekening mee hield dat veel ‘meer van hetzelfde’ zou zijn. Ik heb me hierin, gelukkig, vergist! ‘Alles is nieuw’, zo lijkt het, ook al zijn de plaatsen waar ik verblijf niet nieuw voor mij. Eén van de grote veranderingen, betreft het team waar ik deel van uit mag maken. Bestond dat het vorig jaar uit een ouder echtpaar, mijn socius en mijzelf; nu maakt een jong echtpaar uit Italie deel uit van ons team. We wonen meestal weliswaar op verschillende lokaties, maar trekken vaak de hele dag met elkaar op. Ook met ‘maar’ twee kinderen, zie ik hoe het voor een vader en moeder ‘topsport’ is om de hele dag – naast het gewone werk – ook nog eens bezig te moeten zijn met twee kleine belhamels die beide ook nog eens in een verschillende levensfase zitten. Sophia (2 ½ jaar) is eenkennig en zit in de ‘Waarom?’-fase. Ze kan goed spreken, leert ontzettend veel, maar kan ook ontzettend eigenwijs zijn. Michèle (11 maanden), is pas begonnen met te leren lopen, waardoor zijn wereld ineens veel groter is geworden. Alles wil hij vastpakken, in zijn mond stoppen en overal wil hij op- of aanzitten. Hij kan schreeuwen als een speenvarken als hij iets wil, waarbij de ouders vaak moeten gissen wat er aan de hand is en wat de kleine wil. Doordat de kleintjes – bijna – altijd bij ons zijn, is het ook moeilijk afspraken te maken, zoals je dat met volwassenen doet. Als Michèle begint te schreeuwen, ligt alles eventjes (of langere tijd..) stil, en moeten we toch moeten proberen het leven zo goed mogelijk door te laten gaan. Het zijn ervaringen die voor alle ouders wellicht heel normaal zijn, maar die ik nog moet leren. Als priester ben ik weliswaar veel in aanraking geweest met kinderen (bijvoorbeeld bij de katechese-lessen op scholen), maar dat was altijd voor ‘eventjes’. Als ik ‘s nachts Michèle hoor huilen en hoor hoe Simon-Pietro of Annalisa uit bed moeten om bij de kleine te zijn, besef ik dat het priesterschap ook zo z’n voordelen heeft… Het is werkelijk wonderlijk om te zien hoe twee jonge mensen – beide academici – hun hele leven geven voor hun kinderen en het centrum daarmee buiten zichzelf plaatsen. Alle eigen plannen worden vaak gedwarsboomd omdat het nu eenmaal moeilijk is om met (zeker kleine) kinderen alles te organiseren. Ik ben het gezin – en met name de gehuwden – in deze paar weken met nog weer bewondering gaan bezien. Dat zulke mensen bovendien hun hele ‘hebben en houden’ achterlaten om als lekenmissionarissen te gaan werken in een ver land, is iets wat ik alleen maar geloof, omdat ik het met eigen ogen zie gebeuren. Simon-Pietro, Annalisa en hun kinderen wonen voorlopig in de tweede woning van een Nederlands echtpaar, dat we aan het begin van dit jaar leerde kennen. Toen ik hen vroeg of dit missiegezin van deze woning, gelegen aan een prachtig strand van Mosselbay, gebruik konden maken, luidde het prompte antwoord: “Geen probleem, maar op 1 december zijn er andere gasten die we de woning beloofd hebben”. Welnu: ons gezin gaat precies op 30 november voor enkele weken terug naar Italie, om daar enkele zaken af te handelen, voordat ze, in februari 2014, definitief naar Zuid-Afrika verhuizen! De Voorzienigheid laat ons ook nu niet in de steek. Vanuit de woning in Glentana, waar we als team regelmatig samen zijn, heb je een prachtig uitzicht over de Indische Oceaan. Het is juist in deze tijd van het jaar dat walvissen naar Zuid-Afrika komen om er hun jongen ter wereld te brengen. Bijna dagelijks zien we, behalve dolfijnen, ook de fonteinen die walvissen maken als ze aan de wateropvlakte komen om te ademen. Af en toe zien we zelfs walvissen die uit het water springen. Op zo’n moment lijkt Zuid-Afrika een ‘paradijs op aarde’. Maar iedere medaille heeft twee kanten. Terwijl ons missiegezin zes weken in een vakantiewoning aan het strand kan wonen, verblijven Piotr en ik in twee kamertjes achter een kerk, met enkel koud water, waarbij er soms de hele dag geen electriciteit is. Als het stormt, stroomt de regen door de ramen naar binnen tot onder onze bedden. Voordat we ‘s avonds gaan slapen is het verstandig eerst goed te kijken of je alle kakkerlakken hebt gevonden, terwijl het ‘heel gewoon’ is als één of ander vreemd inscet op tafel tussen je spullen doorkruipt. We zijn er echter niet voor de walvissen, noch voor de kakkerlakken, maar voor de mensen. Het Woord van God vraagt erom verkondigd te worden. Als niemand het evangelie verkondigt, hoe kan men dan geloven? Niet dat dit gemakkelijk is! Ofschoon je in Zuid-Afrika inderdaad véél gemakkelijker over het geloof kunt spreken, vinden we ook hier geen gespreid bedje, waarin we kunnen rusten. De gemeenschappen zijn ook hier – net als in Nederland – klein en veel priesters hebben al ‘genoeg werk’ en zitten niet te wachten op nog een ander initiatief. Maar telkens als ik weer één persoon ontmoet heb, die zijn hart voor deze Blijde Boodschap opent, weet ik, dat dit mijn roeping is. Van harte wens ik jullie alle goeds toe en bid dagelijks voor jullie en jullie intenties. Wil ook ons niet vergeten: dat de Heer onze missie mag zegenen. Fr.hans
20e NIEUWSBRIEF uit Zuid-Afrika, 17 december 2013
Beste vrienden, Met Kerstmis voor de deur, ben ik blij jullie vanuit het ‘verre Zuiden’ een welgemeend ‘Zalig Kerstfeest’ te kunnen toewensen. God wordt ons mensen blijkbaar nooit moe en telkens weer mogen we vieren dat Hij – in alle eenvoud – in ons midden wil wonen. En of dat nu hier is in Zuid-Afrika is, waar momenteel de zomer begonnen is, of in het winterse Nederland: Hij wil er zijn, voor ieder van ons! Toen ik 22 september j.l. door een hernia ‘geveld’ werd, betekende dat ook het einde van mijn dagelijkse half uurtje rennen. Om toch iets aan sport te doen en tegelijkertijd gemakkelijker de mensen in de townships te bereiken, ben ik weer op de fiets gestapt. Een parochiaan in Mosselbay sponsorde me een tweedehands montainbike, zodat ik – zoals eens in Roermond- het nuttige met het aangename kan verbinden! Onze auto hebben we nodig voor de grote afstanden; voor het bezoeken van de mensen in hun krotten kun je beter te voet of met de fiets komen.
ARM EN RIJK
Mosselbay, gelegen aan de prachtige Indische Oceaan, is tegen een rotsachtige heuvel aan gebouwd. Zo zijn er in deze stad met z’n 40.000 inwoners, diepe kloven, waar je onmogelijk kunt wonen, en die een natuurlijke afscheiding vormen tussen de verschillende delen van Mosselbay. Tref je aan de ene kant van zo’n kloof de mooiste woningen aan, waar miljonairs verblijven; aan de andere kant van dezelfde kloof leven mensen in krotten, zonder stromend water, waar de wijk lijkt op een ‘levende vuilnisbelt’. Toen ik langs zo’n kloof fietste, moest ik denken aan de woorden van Abraham, met Lazarus in zijn schoot, die tegen de rijke vrek zegt: “Bovendien gaapt er tussen jou en ons een diepe kloof, zodat het onmogelijk is van daar naar hier te komen, of omgekeerd”. Blijkbaar kun je nú beter aan de arme kant van die kloof wonen, als je later aan de goede kant terecht wilt komen. En er is werkelijk een kloof, waardoor mensen ook nu al niet van de ene kant naar de andere kant van die kloof gaan. Blanken tref je in de townships niet aan. Men voelt er zich niet thuis en (niet geheel ten onrechte) ook niet veilig. In het rijke deel van Mosselbay wonen mensen in ‘estates’ (letterlijk vertaald ‘landgoed’), van een paar hectaren groot, omheid met een hoge muur met electrische beveiligsdraden en bewakers die de huizen bewaken waar de rijken wonen. Het lijken omgekeerde concentratiekampen, waar men zich heeft opgesloten om zich te beveiligen tegen de criminelen die buiten wonen. Het gevolg van deze afscheiding is, dat men de wijken waar de armen wonen, niet kent. Ik viel bijna van verbazing van mijn stoel, toen de diaken van de rijkste parochie van Cape Town (waar ik enkele weken de pastoor mocht vervangen), me liet weten dat hij niet wist waar ‘Delft’ lag, de parochie waar ik voor drie maanden pastoor zou zijn. In Delft wonen 100.000 mensen! Maar het is een echt township, waar ik zo ongeveer de enige blanke was en wat een ‘blinde vlek’ is voor velen die, in dezelfde stad, in rijkdom leven. Maar is dat niet ook in Nederland vaak het geval? We zien de armoede vaak alleen op de televisie, en het is dan – in dubbel opzicht – ‘ver van mijn bed’. Maar daarmee is de waarheid nog niet verdwenen dat wij ‘aan de rijke kant van de kloof’ wonen. Wacht ons dus ook het lot van de ‘rijke vrek’ uit de parabel van Jezus? Dat is aan ons. Nu kunnen we die kloof nog oversteken; delen van onze overvloed om tegelijkertijd van ‘de andere kant’ iets te ontvangen, wat ons een blijvende rijkdom zal geven! Zelf ben ik God dankbaar dat hij mij deze twee jaar de kans geeft om ook aan de ‘andere kant’ van deze kloof te mogen leven. Ik voel me er nu al rijk!
EVEN TERUG IN BLIKKIESDORP
Begin december was ik een week in Cape Town en bezocht er ‘Blikkiesdorp’, waar ik dit jaar drie maanden de pastoor mocht vervangen. Het was een blij weerzien met de mensen die ik er heb leren kennen, en die er – ook een half jaar later – nog altijd samen komen om te luisteren naar het Woord van God. Ik was echter nog geen tien minuten in Blikkiesdorp (een krottenwijk met zo’n 25.000 mensen in huisjes van golfplaten wonen), toen iemand me kwam zeggen: “Vader hans, een half uur geleden is een meisje van tien jaar verkracht. Het meisje woont in het volgende blok.”. Toen ik meeging, bleek dat de ouders naar het politiebureau waren, en het slachtoffer bij vrienden was: een verstandelijk gehandicapt meisje van tien jaar, misbruikt door iemand uit dezelfde straat… Wat kun je doen? Ik ben geen sociaal werker, ik ben geen politie-agent, ik ben geen arts. Toch blijkt het belangrijk ‘er te zijn’, te luisteren, te troosten. Zoals paus Franciscus zegt, lijkt onze wereld op een veldhospitaal, waar zwaargewonden worden binnen gebracht. Hier was zo’n slachtoffer, en ik..? Op zo’n moment is er geen ‘plan’ meer en telt niet tot welke kerk je hoort. Op zo’n moment hoop ik maar dat er een Ander is, die me de juiste woorden in de mond legt. De volgende dag, toen we twee-aan-twee huisbezoek deden in Blikkiesdorp, kwam de moeder van het jonge verkrachtingsslachtoffer naar ons toe. We luisterden naar haar, en toen zei ze: “Ik vraag God de dader niet te straffen, maar om hem te veranderen”. Blijkbaar is niet alleen Nelson Mandela in Zuid-Afrika in staat om vergiffenis te schenken in plaats van een weg van wraak te bewandelen. Iets verder troffen we een jonge vrouw aan. Ze was katholiek, maar had de kerk al jarenlang niet meer bezocht. Haar zoontje van 7 was (nog) niet gedoopt. Toen riep ze de jongen bij zich. Een paar dagen geleden was hij door een man mishandeld. Op zijn nek zaten de brandplekken van een sigaret die in het vlees was geduwd. Zomaar een jongetje van zeven jaar, in de straten van Blikkiesdorp… Misschien denkt je: ‘Ik zou het daar niet uithouden’, hetgeen ik kan begrijpen. Maar als ik eerlijk moet zijn: ik zou er het liefst altijd willen zijn. Daar waar ik Christus ontmoet, die gemarteld wordt en veracht… Christus die ik ontmoet, op het moment dat Hij verkondigd wordt. Christus die tot ons spreekt, als we een Woord-bij-toeval openslaan uit de Bijbel. Christus, in mijn broers en zussen, die mij zoveel te leren hebben. Wat een rijkdom temidden van zoveel armoede. KERSTMIS IN DYSSELSDORP Bij het zien van honderden arme kinderen, is het idee geboren om rond Kerstmis een ‘levende kerststal’ te maken in Bokraal, de krottenwijk van Dysselsdorp. Met een zwarte Maria, een gekleurde Jozef en genoeg babietjes om een ‘kindje Jezus’ uit te kunnen kiezen, bereiden we momenteel dit feest voor tussen de krotten, waar God zelf mens wilde worden. Na het uitbeelden van het kerstverhaal en het zingen van kerstliederen, is er ook een kleine tractatie voor de kinderen: een schilderijtje van Maria met Jezus en een zakje snoep. Op zich niet zo’n uitgave, totdat we van de groep die het levend kerstspel voorbeidde, hoorden dat ze honderden kinderen verwachten! Eénderde van Dysselsdorp is immers onder de 18 jaar en het nieuws dat er iets voor de kinderen gedaan zou worden, is hier als een lopend vuurtje door het dorp gegaan. Wie ons wil helpen om al die kinderen een kleinigheid te geven: alle hulp is welkom!
NEDERLAND VAN EEN AFSTAND
Ofschoon ik ver van Nederland leef – vanaf Mosselbay is er nog enkel water dat ons scheidt van de Zuidpool – , probeer ik via internet toch zo goed mogelijk op de hoogte te blijven van wat er bij jullie gebeurt. Het schrijven van onze bisschoppen, bij gelegenheid van hun komende ad limina bezoek in Rome, laat mij opnieuw zien hoezeer Nederland een missieland is geworden. De getallen zijn schokkend. Vanaf 2004 – is het aantal katholieken met 578.000 gedaald (een half miljoen in 9 jaar tijd!); – het aantal kerkgangers op zondag is met 35 % gedaald (van 348.800 naar 226.100); – zodat nog slechts 5,6 % van de katholieken ’s zondags naar de kerk komt; – het aantal kerkelijk gesloten huwelijk is meer dan gehalveerd en – van het totaal aantal gesloten huwelijk is nog maar 4% kerkelijk gesloten; – nog slechts 45% van de gedoopte kinderen ontvangt – na twaalf jaar – het Vormsel; – en vergeleken met 1980 komt nog slechts één op de vijf kerkgangers naar kerk. Het beeld van de Titanic dringt zich steeds meer aan me op: is het grote schip van de Volkskerk van Nederland niet al voor 95% onder water verdwenen?
‘EXAMPLE HOLLAND’
NIEUWE ‘KERKEN’
Is het in Zuid-Afrika dan zoveel beter? De mensen in Zuid-Afrika zijn ongetwijfeld heel ontvankelijk voor het geloof, maar ze lijken soms op trapeze-artiesten. Ze gaan van de ene ‘kerk’ naar de andere; laten zich gemakkelijk overtuigen door iemand die ‘goed kan spreken’; geven een (te) grote plaats aan de verering van hun overleden grootouders en hebben er blijkbaar geen problemen mee om in hun concrete leven iets anders te doen, dan ze in hun ‘kerken’ belijden. Als een groot man als Nelson Mandela sterft, viert men zijn leven twee weken lang op een wijze waar een heiligverklaring bij in het niet valt. Zelf bewonder ik de wijze waarop ‘Madiba’, zoals hij hier genoemd wordt, over zijn eigen schaduw wist heen te stappen, vergeving wist te geven en zo zijn land voor een bloedbad wist te beschermen. Als het echter een taboe wordt om vervolgens ook een kritisch geluid te laten horen (onder leiding van Mandela als president werd bijvoorbeeld in 1996 de abortuswet aangenomen, waardoor sindsdien 1 miljoen abortussen legaal zijn uitgevoerd), dan mis ik iets van de ‘Hollandse nuchterheid’, waar men met twee benen op de grond staat…
VAKANTIE
In Zuid-Afrika is het zomervakantie tussen 15 december en 15 januari. Het is ook voor ons de gelegenheid om af en toe een uitstapje te maken, of een ‘oude hobby’ op te nemen. Voor Piotr (mijn socius) is dat vissen. Met een geleende hengel trekt hij naar de oceaan, waar hij de vis vangt die we vervolgens als ons avondeten kunnen nuttigen. Met temperaturen tussen de 35 en 40 graden, zal Kerstmis hier zeker niet ‘wit’ zijn. Belangrijker dan het klimaat, is echter het feest dat we wereldwijd mogen vieren: dat God van ons houdt en ‘God-met-ons’ wilt zijn. In de shantitowns ontmoeten we vooral de ‘lijdende Christus’. Jezus die klein onder de kleinen wilt zijn, en ons zo laat zien hoe groot zijn liefde is voor ieder van ons. Van harte wens ik jullie een Zalig Kerstfeest toe. Dat God ook in jullie leven met zijn liefde binnen mag komen. fr.hans p.s. Wie ons wil helpen om de kinderen van Dysselsdorp een klein presentje te geven rond Kerstmis: een bijdrage kan worden overgemaakt op bankrek.nr.145.24.22 t.n.v. J.Kreuwels o.v.v. ‘missie Zuid-Afrika’, waarvoor onze hartelijke dank!
21e NIEUWSBRIEF uit Zuid-Afrika, 26 januari 2014
Beste vrienden, Ofschoon Kerstmis alweer mijlenver achter ons lijkt te liggen, wil ik jullie enkele van de activiteiten rond Kerstmis niet onthouden, die in Dysselsdorp plaats vonden. In het armste deel van Dysselsdorp, ‘de Bokraal’, wonen de meeste mensen in krotwoningen. Bijna niemand is er katholiek, omdat de afstand naar de kerk, aan de andere kant van het dorp, meer dan een half uur lopen is. Vlak voor Kerstmis hebben we daarom in ‘de Bokraal’ een ‘levend kerstspel’ georganiseerd. Een paar dagen van tevoren hebben we sommige kinderen in de straatjes van Bokraal gezegd wat er ging gebeuren. Omdat er echter veel kinderen in de Bokraal wonen, hadden we op ‘save’ gespeeld en 400 presentjes klaar gemaakt, om aan het einde van het kerstspel uit te delen. Graag wil ik jullie, milde gevers uit Nederland, van harte bedanken, dat jullie het ons hebben mogelijk gemaakt zoveel geschenkjes te kunnen kopen. Meer dan 500 kinderen kwamen uiteindelijk opdagen (de 100 volwassenen niet meegerekend). De bengelen van de Bokraal werden veranderd in engelen, en met een eenvoudige hoofddoek werden talrijke jongens en meisjes herders die mee deden bij dit kerstspel. We konden kijken en luisteren naar het verhaal, hoe God mens wilde worden en onder de armsten wilde wonen.
de engel Gabriel brengt de Blijde Boodschap aan Maria in de Bokraal…
bij 40 graden verzameld rond de kribbe…
in de rij voor een presentje (met dank aan de sponsors uit Nederland!)
Op zes januari vierden we met de kinderen van twee gemeenschappen in Dysselsdorp de komst van de drie koningen. Je zou het als het verlengde van het levend kerstspel kunnen zien: de drie koningen komen – in vol ornaat – om het kindje Jezus hun geschenken aan te bieden. In dit geval is er echter een langere dialoog met de kinderen, die door de plaatselijke catechisten op deze ontmoeting zijn voorbereid. De koningen vertellen over hun verschillende huidskleuren, over de ster die ze hebben gevolgd, over hun geschenken en vragen de kinderen hoe zij dit alles in hun leven mee maken. Wat zijn hun geschenken voor Jezus, wie wijst hen de weg naar Jezus, enzovoort. ‘t Is een kleinschaliger feest (met zo’n dertig kinderen), maar ook hier een goede geest. En natuurlijk een geschenkje voor de kinderen, dit keer een kinderbijbel waar ze ongetwijfeld nog vaak in zullen lezen.
drie koningen in Zuid-Afrika!
Verschillende gewoontes en culturen
De kerk van Mosselbay, waar Piotr en ik wonen, ligt tussen twee verschillende wijken. Aan de ene kant wonen zwarten, aan de andere kant kleurlingen. De zwarten spreken Khoisa en Engels en hebben doorgaans een afkeer van het Afrikaans (de taal van de Apartheid; een taal die men gedwongen werd op school te leren). De kleurlingen spreken evenwel als eerste taal het Afrikaans en als tweede taal Engels en zijn andere talen – zoals het Khoisa, Zoeloe, Sutu – niet machtig. Zwarten houden van dansen en zingen, terwijl men tal van oude tradities in ere houdt; bij kleurlingen komt je dit alles nauwelijks tegen. Bij de invoering van de Apartheid zijn in aparte wijken zwarten, kleurlingen en blanken gescheiden; een scheiding die ook twintig jaar na de afschaffing van Apartheid nog altijd bestaat en onomkeerbaar lijkt te zijn. Alleen als zwarten of kleurlingen rijker worden, verhuizen ze naar rijkere buurten, waar tot nu toe alleen blanken woonden. Op een zondagmiddag word ik door de parochiepriester mee genomen naar de zwarte wijk van de parochie, waar het slotfeest van een initiatie plaats vindt. Twaalf jongemannen zijn terug gekeerd uit de bergen, waar ze een maand lang op eigen krachten hebben moeten zien te overleven, nadat ze eerst de besnijdenis hadden ontvangen. Terug gekeerd van deze ‘survival’, is er nu groot feest. De jongemannen – met geverfd gelaat – dansen, terwijl ze met stokken op de grond slaan, tot het zweet over hun lichaam gutst. Buiten zitten hun moeders in Afrikaanse klederdracht, in afwachting op het uitgebreide feestmaal dat ze voor hun zonen hebben bereid. De vaders zijn in een ander huis bij elkaar, eveneens in afwachting om hun zonen als ‘mannen’ welkom te heten. Terwijl het leven op straat er ‘gewoon’ uitziet, worden binnenshuis op deze manier oude tradities voortgezet. Het is een andere wereld, met tradities die voor ons westerlingen, maar moeilijk te begrijpen zijn, maar die voor de zwarten van grote waarde zijn. Tegenover Westerlingen (Europeanen en zeker tegenover Amerikanen) is er een zekere terughoudendheid (soms zelfs een zekere afkeer), zeker als men zich de geschiedenis herinnert van de ‘blanke imperialist’, die ook nu nog ‘niets van hun cultuur begrijpt’ en meent alles beter te weten. Bescheidenheid – wellicht niet onze sterkste eigenschap…- is dan ook de beste houding om in contact te komen.
initiatieritus buiten in de wildernis
Het vieren van oud-op-nieuw met het afschieten van vuurwerk is voor ons westerlingen een ritueel dat wellicht heel gewoon is, maar hier in Zuid-Afrika nauwelijks bestaat. Vuurwerk wordt maar op enkele plaatsen toegestaan en de politie is streng met het in beslag nemen van alle vuurwerk dat illegaal te koop wordt aangenomen. Zo kan het gebeuren dat in Dysselsdorp – het dorp waar we oud-op-nieuw aanwezig zijn – om twaalf uur ‘s nachts nauwelijks vuurwerk wordt afgestoken. Men heeft er echter iets anders bedacht om mensen het nieuwe jaar met lawaai te laten binnengaan: alle politie-, brandweer-, ziekenauto’s, en iedereen die een auto heeft, rijdt met sirenes, zwaailichten en getoeter door het dorp. ‘t Is een hels lawaai dat in ieder geval goedkoper is dan het geld dat men in Nederland binnen enkele uren de lucht in schiet: 60.000.000,- euro…!
Slavernij
Officieel is de slavernij al lang geleden afgeschaft, ofschoon we weten dat er ook nu nog – letterlijk – slavernij bestaat waarbij zelfs kinderen niet worden ontzien en als kindslaven in fabrieken of in de sexindustrie worden uitgebuit. In Zuid-Afrika komt zoiets (voor zover ik weet) niet voor. Toch komt het woord ‘slavernij’ bij mij naar boven als ik hoor hoe mensen bij een grote supermarkt (vergelijk het maar me een Albert Heijn in Nederland) zeven dagen per week moeten werken, tien uur per dag. Vraag je als werknemer om op zondag naar de kerk te mogen gaan, dan luidt het antwoord: “Geen probleem; er zijn tien anderen die jouw werk graag overnemen!” Een jonge moeder – ze heeft nu een babietje van zes weken – heeft zwangerschapsverlof en vertelt me dat ze blij is, dat ze in deze weken iedere zondag naar de kerk kan komen. “Als ik over een paar weken weer moet gaan werken (ze is, zoals de meesten, ‘single’ moeder), is het weer tien uur per dag, zeven dagen per week”. Haar kindje moet ze aan de zorgen van haar moeder toevertrouwen en ze zal de kleine dus vooral zien, als deze slaapt… Dezer dagen hebben we mensen huis-aan-huis bezocht. In één straat treffen we twee jonge tiernermoeders aan. Beide zijn met 14 jaar (!) al moeder… Ook hier in Zuid-Afrika schaamt men zich over deze promiscuiteit, waarbij men zoekt naar mogelijkheden om met name mannen tot een ander (meer verantwoordelijk) gedrag te bewegen. ‘Sugarfathers’ (suikervaders) is een term die men gebruikt om oudere mannen mee aan te duiden, die jonge meisjes ‘kopen’; tieners die vaak bereid zijn om alles te doen om er materieel en financieel beter van te worden. Maar is het niet contraproductief, als je mensen normen en waarden bij wilt brengen, maar tegelijkertijd vrije sex (en het liefst zo vroeg mogelijk) propageert? Dat men roept om een ‘betere moraal’, om bijvoorbeeld het misbruik van ‘sugarfathers’ te bestrijden, lijkt een stap in de goede richting te zijn, maar bereik je dat door alle godsdienstonderwijs uit de scholen te verbannen? Dit was helaas één van de eerste besluiten van de ‘eerste vrije regering’ (na de val de Apartheid in 1994) : tot dan toe werd op iedere school iedere dag een half uur godsdienstonderwijs gegeven. Nu is dat een hoge uitzondering, omdat alle scholen officieel staatsscholen zijn geworden. En zo worden jonge mensen, onder het mom van vrijheid, in feite slaaf gemaakt, waarbij men z’n vrijheid en waardigheid verliest. Maar er zijn vele vormen van slavernij. Alcohol-, drugs-, gokverslaving, om er maar enkele te noemen. Sommige alcoholverslaafden drinken met water vermengde spiritus, om het gevoel van dronkenschap op te roepen. Hoe vernietigend dit werkt op een lichamelijke en geestelijke gezondheid, behoeft geen uitleg. Al deze vormen van slavernij, zijn als een kwaad waar geen kruid tegen opgewassen lijkt te zijn, en waar je ook als missionaris machteloos bij lijkt te staan. Ik schrijf ‘lijkt’, omdat onze God een wonderlijke God is, die ook nu mensen uit de ‘slavernij van Egypte’ wilt bevrijden. En de eerste stap is, dat Hij in onze slavernij komt, om ons te laten weten dat Hij met ons lot begaan is. Als priester is het een geweldig voorrecht mensen dit goede nieuws te mogen brengen; hen te bevestigen in dit geloof dat God van hen houdt, hun ellende ziet en hen niet in de steek zal laten. Het is alsof je mensen ziet opveren als je hen deze Blijde Boodschap mag verkondigen. Niet dat ik als een sociaal werker de werkomstandigheden van iemand kom veranderen, of iemand een dure afkickcursus kan aanbieden; vaak blijft men ‘in de slavernij van Egypte’, maar tegelijkertijd is het God zelf die neerdaalt, omdat Hij hun ellende heeft gezien, en hen ‘aanraakt’ en moed geeft. Zelf mogen we ervaren hoe God er inderdaad voor ons is. Ook in dit tweede jaar, zonder salaris, lijd ik aan niets gebrek. Met mijn rug gaat het wonderlijk goed, en we hebben – naast het bezoeken van mensen – ook tijd om af en toe een uitstapje te maken in dit wonderlijk mooie land met zijn prachtige natuur. Piotr, die een verwoed visser was, voordat hij naar het seminarie ging, grijpt ‘s avonds de kans om aan het strand van de oceaan te gaan vissen. Als seminarist is hij geroepen om ooit ‘mensenvisser’ te worden. Nu zegent God hem ook als ‘gewone visser’, waardoor we – wat het vlees betreft – genoeg aan onze trekken komen!
Vrijmoedigheid
Een aantal weken voordat we met de katechese-avonden gaan beginnen, nodigen we de mensen deur-aan-deur uit, om te komen luisteren. ‘Het geloof komt immers door het gehoor’, zegt Paulus. Daarom verkondigen we het geloof niet alleen tijdens katechese-avonden, maar ook tijdens onze dagelijkse huis- en straatmissie. Dat is voor mij, als ‘nuchtere Nederlander’, niet gemakkelijk. Ik vind het maar moeilijk om mensen zomaar aan de deur aan te spreken en over het geloof te beginnen. Toch sta ik telkens weer verbaasd over de vrijmoedigheid waarmee mensen over hun geloof spreken, en ons zonder problemen in hun woning ontvangen. De meeste van hen (zo’n 97 % van de inwoners) is niet-katholiek. Maar ook zij staan open als we – met al onze menselijke tekorten en onze beperkt Afrikaans – proberen te getuigen van de Liefde van God. Onlangs kwamen we door een buitenwijk van Oudtshoorn; er was een opstopping en met de auto konden we slechts stapvoets om een groep mensen heen. Er was geen ongeluk gebeurd, en er was ook geen protestdemonstratie aan de gang. Aan de kant van de weg stond op een klein verhoog een vrouw met een microfoon het geloof te verkondigen. Zomaar op straat, zoals Paulus eens op de areopaag. Ik moet op zo’n moment denken aan Nederland, waar het bijna onmogelijk is, om aan de deur iemand nog over het geloof te kunnen spreken. ‘Geen gezeur van de Jehovah aan de deur’ is blijkbaar onze eerste reactie, als mensen over hun geloof willen spreken. Paus Franciscus zei: “Als Jezus bij ons aan de deur klopt, lijkt het er soms op dat we een sticker op de deur hebben: Do not disturb!”. Hier in Zuid-Afrika kom ik deze ‘sticker’ gelukkig niet tegen, waardoor het mogelijk is om over je geloof te getuigen bij mensen die je van tevoren nog nooit ontmoet hebt. Vrijmoedigheid om over het geloof spreken, zonder de ‘hete hangijzers’ te vermijden, merk ik ook in kleine dingen, zoals in een parochieblaadje dat iedere week verspreid wordt in de Katholieke Kerk. ‘Zomaar’ aan het einde van een aantal praktische mededelingen, lees ik er: ‘Geen aborsie nie: Waar die land se parlement met ‘n meerdersheidstem aborsie goedkeur bly dit ‘n afskuwelike misdaad teen die lewe en die ewige wet van God. God se gebod: “Jy mag niet doodmaak niet” staan vas soos ‘n rots en kan nooit deur die meerderheidstem van mense omvergewerp word niet. God roep die klein wesentjie in die moederskoot om vir ewig saam met Hom te lewe omdat God hom/haar alreeds van die oomblik van sy/haar ontvangenis met ‘n onsterflike siel geseen het. ABORSIE EN KINDERMOORD IS AFSKUWELIKE MISDADE’ .
In welke Nederlands parochieblad wordt zoiets gepubliceerd? Verwijten als ‘liefdeloze veroordelingen’ enzovoort zullen je om de oren vliegen. De Kerk in Zuid-Afrika is blijkbaar niet bang om haar nek uit te steken, als het gaat om ook onrecht met naam te noemen. Zelfs als het gaat om politieke leiders, schrikt men er in het landelijke katholieke weekblad niet voor terug om mistoestanden aan de kaak te stellen. Zoals het met name de Katholieke Kerk was, die het sterkst haar stem liet horen tegenover Apartheid, zo komt diezelfde Kerk – God-zij-dank – ook nu op voor de rechten van de allerkleinsten en de allerzwaksten. Het is een vrijmoedigheid die natuurlijk ook gevaarlijk is! Wie de waarheid spreekt, zal niet altijd met gejuich ontvangen worden. Al snel zul je te horen krijgen, dat we toch vooral een ‘Blijde Boodschap’ moeten verkondigen. Ook onze paus zegt dat we ‘niet obsessief over zaken als abortus e.d. moeten spreken’. Maar betekent dit, dat we er dus niet over moeten spreken? Zeker de laatste weken is het de paus zelf die er niet voor terug schrikt abortus een groot kwaad te noemen en dit thema – na een ogenschijnlijk stilzwijgen – nu meermaals onder de aandacht heeft gebracht. Het is waar dat allereerst de Blijde Boodschap, dat God van ons houdt zoals we zijn, verkondigd moet worden. Een boodschap voor iedereen, ja met name ook voor degenen die God de rug hebben toegekeerd. Maar tegelijkertijd kunnen we niet de waarheid, die soms weerbarstig is, verzwijgen. Toch is ook deze ‘harde waarheid’, die men liever niet hoort, niet bedoeld als een veroordeling, maar als een oproep om God toe te laten in ‘t leven, dat zonder Hem leeg en doods wordt. Hoe ‘waarheid’ en ‘barmhartigheid’ hand-in-hand gaan, zie ik als ik zoveel tienermoeders tegenkom, die hun kindje niet hebben ‘laten weghalen’, maar hebben aanvaard. Oma’s die opnieuw ‘moeder’ worden; families die de kleine in een groter familieverband opnemen en zo laten zien dat we dankbaar mogen zijn én verantwoordelijk voor dit nieuwe leven dat God – doorheen zoveel menselijke tekorten heen – heeft willen schenken.
Naar huis?
Drie-kwart van mijn missietijd (van twee jaar) zit er op. Over vijf maanden word ik weer in Limburg verwacht. Een jaar geleden was ik vooral blij om hier, in Zuid-Afrika, te zijn en dacht ik met schrik aan het ‘weer naar huis toe moeten gaan’. Nu besef ik, dat het niet alleen goed is voor een langere tijd in Afrika te zijn, maar voel ik me tegelijkertijd sterker geroepen (en meer gemotiveerd), om ook in Nederland ‘de handen uit de mouwen te steken’. Na vijfentwintig jaar in de pastoraal van Nederland te hebben geworsteld, heeft de Heer me een tijd willen geven van verfrissing. En of mensen nu zwart, bruin of wit zijn, we zijn allemaal kinderen van God, aan wie Gods Liefde verkondigd moet worden. Ik ben blij dat ik zelf dat goede Nieuws telkens opnieuw weer heb mogen horen en ervaren, juist doorheen mijn geschiedenis die – zoals bij ons allemaal – ook een ‘gebroken geschiedenis’ is. Terwijl ik aan de mensen het geloof mag verkondigen, verkondigen zij het wellicht op een nog veel sterkere manier aan mij. En dat doet me goed! Doorheen alle ervaringen mag ik zien dat Hij van mij houdt, ook al heb ik dat niet verdiend. Hij geeft mij veel, en laat me zien dat hij er altijd voor me wilt zijn. Zou Hij er dan niet ook voor me willen zijn in Nederland, waar het misschien moeilijker is het Woord te verkondigen, maar waar de nood aan verkondiging wellicht nog veel groter is? Halverwege dit tweede missiejaar kijk ik dan ook regelmatig vooruit naar ‘missieland Nederland’, waar een nieuwe uitdaging wacht, in de hoop dat ik hier – ver van huis – iets geleerd heb, waar ik ook ‘thuis’ mee aan de slag kan. Om mensen naar Christus te brengen, zonder wie ons leven geen Leven is. Alle goeds, fr.hans
22e NIEUWSBRIEF uit Zuid-Afrika, 5 maart 2014
Beste vrienden, Terwijl in Nederland de lente voorzichtig zijn intrede doet, lijkt het hier in Zuid-Afrika alsof de zomer van geen wijken weet. De thermoter kan hier oplopen tot tegen de veertig graden, zodat het niet hoeft te verbazen dat de mensen vooral de schaduw opzoeken en het tempo van werken omgekeerd evenredig hoog is met die van de temperatuur! Ook voor ons, als itineranten (‘missionarissen’) is het onmogelijk om met een ‘Hollands tempo’ te evangeliseren. Als je huisbezoek doet, ben je blij als je in de schaduw met de mensen kunt spreken. Toch is het belangrijk dat we juist in deze weken de mensen bezoeken, omdat we in Mosselbay catechese-avonden geven voor jeugd en volwassenen. En de beste manier om mensen daarvoor uit te nodigen, is nog altijd het directe contact van mens tot mens.
Blik op Afrika
Ondertussen leven we in een land dat zo z’n eigen kleur heeft. Of beter gezegd: kleuren. Zuid-Afrika wordt niet voor niets de ‘regenboognatie’ genoemd. Allerlei verschillende bevolkingsgroepen (ieder met z’n eigen geschiedenis en eigen taal), vormen te samen Zuid-Afrika. Ofschoon Apartheid al twintig jaar ‘verleden tijd’ is, betekent dat niet, dat de verschillen er niet meer toe zouden doen. Ook in de politiek merk je dat partijen nog altijd door de huidskleur bepaald worden. De zwarten hebben daarbij het voordeel van het aantal, waardoor het ANC, waar Mandela ooit lid van was, verreweg de grootste partij is. Helaas is deze partij door de jaren heen veel van zijn oorspronkelijk idealisme kwijt geraakt. ’t Lijkt er bijna op, alsof het ANC een nieuw machtsblok is geworden, waar anderen aan onderworpen zijn. Corruptie tot in de hoogste geledingen van de regering, is één van de symptomen dat de democratie nog steeds niet is, wat ze zou moeten zijn. De jongste ‘truc’ van de ANC-regering (die natuurlijk haar absolute meerderheid wil bewaren), is het verlagen van de stemgerechtigde leeftijd naar zestien jaar. Door vervolgens verkiezingsbeloften te doen, die jonge mensen graag horen, is men verzekerd van een gigantische hoeveelheid nieuwe stemmen, die het ANC in het zadel zal houden. Of jongens en meisje van zestien jaar weten waar ze nu werkelijk voor stemmen, daar mag iedereen zo z’n eigen gedachten over hebben… Eén van de zorgen van de regering van Zuid-Afrika is het hoge aantal tienerzwangerschappen. Tot nu toe was de ‘oplossing’ het gratis verspreiden van condooms en het aanbieden van gratis abortus. Maar blijkbaar heeft dit weinig tot niets opgeleverd, want het probleem wordt alleen nog maar groter. Nu heeft de minister van volksgezondheid een nieuw plan, waarbij hij verwijst naar Europa, dat ‘al verder is als ons’. De bedoeling is om meisjes de ‘prikpil’ te geven. Met één injectie is een meisje/vrouw dan langere tijd onvruchtbaar en zal dus niet zwanger worden. Probleem opgelost? Ik vrees dat het probleem hiermee nog groter wordt! Meisjes, die vaak sexueel slachtoffer zijn (45% van de Zuid-Afrikaanse vrouwen is minstens één keer verkracht), zullen nog gemakkelijker slachtoffer van misbruik worden: ‘er kan immers toch niets gebeuren’! In plaats van jongeren op te voeden tot mensen die verantwoorde relaties aan kunnen gaan, worden met name meisjes en vrouwen ‘vogelvrij’ verklaard. Blijkbaar is ook hier in Zuid-Afrika niet het gezin is de hoeksteen van de samenleving, maar de consumptiedrang die als een ‘heilige koe’ onaantastbaar is. Wat kan de Katholiek Kerk hierin betekenen? Eerlijk gezegd: niet veel. Slechts 3% van de bevolking is katholiek, en de woorden van bisschoppen of priesters hebben maar een zeer beperkte impact op de politieke leiders. Toch kan de Kerk tegelijkertijd op lokaal niveau veel betekenen. Omdat de katholieke scholen goed zijn aangeschreven, sturen ouders hun kinderen graag naar een katholieke school. Tegenover ‘onze kerk’ is zo’n katholieke school met zo’n 600 leerlingen, die iedere vrijdagochtend een Schoolmis bijwonen, waar ik de kans krijg om tijdens een dialoogpreek (uiteraard met ‘voorwerp’) de Blijde Boodschap te verkondigen. Ofschoon slechts een handjevol van de kinderen katholiek is, zijn alle kinderen bij deze viering betrokken, zoals ze ook allemaal op deze school godsdienstles krijgen waarin een andere moraal dan die van deze wereld, verkondigd wordt.
de wekelijkse Schoolmis op vrijdagochtend…
In de parochie komen mensen (zeker de meisjes) vaak in een ‘andere wereld’. Het is vaak de enige plek waar hun waardigheid gerespecteerd wordt en het venster op een andere wereld geopend wordt. Als je bijvoorbeeld op onderstaande foto meisjes ziet, die als misdienaars in de parochie actief zijn, zie je meisjes die thuis vaak als opdracht hebben om ‘voor hun broers te zorgen’, om maar te zwijgen voor alle onrecht en misbruik waarvan zij het slachtoffer kunnen worden. Binnen de Kerk tellen ze mee als ieder als ieder ander.
De dwaasheid van de verkondiging
In de parochie van Mosselbay vervang ik momenteel de pastoor die drie maanden voor studie in Durban verblijft. Samen met de kapelaan mag ik de pastoraal rond de verschillende katholieke kerken van Mosselbay mee verzorgen, hetgeen voor mij – naast het vieren van de sacramenten – vooral het bezoeken van mensen in hun thuissituatie betekent. De afgelopen weken hebben we de mensen daarbij uitgenodigd om naar de catechese te komen luisteren die twee keer per week (zoals momenteel in Roermond-Oost) ‘s avonds gegeven wordt. Seminaristen uit Cape Town zijn ons komen helpen met een straatmissie, terwijl we van alles hebben gedaan om zoveel mogelijk bekendheid te geven aan deze geloofsverkondiging die zo’n grote hulp kan betekenen voor mensen die willen groeien in hun geloof. Maar al onze inzet ten spijt, moeten we steeds opnieuw constateren dat ons werken ‘stukwerk’ is. Dat onze methoden ‘dwaas’ zijn en het – menselijk gezien – zo goed als niets oplevert wat we doen. Van al de mensen die we in huizen en op straat hebben aangesproken, komt bijna niemand naar de catechese. Het zijn vaak mensen die via een andere weg over de catechese hebben gehoord, die op een catechese-avond verschijnen. Straatmissie is niet gemakkelijk. Je verliest je gezicht; want wie stapt nu op een onbekend iemand af om hem over het geloof te spreken en voor catechese uit te nodigen! Als je bovendien op voorhand al weet dat ‘toch – bijna – niemand zal komen van degenen die je aanspreekt’, kun je je afvragen waarom je hiermee doorgaat. Maar misschien is het allereerst voor ons belangrijk om ons gezicht te verliezen, om mee te doen met deze ‘dwaasheid van de verkondiging’, zoals Paulus het noemt, opdat duidelijk mag zijn dat niet wij het zijn die hier iets bewerken, maar Hij die ons zendt. Soms kan het zelfs onmogelijk lijken wat we doen. Zo is er in ons team een missiegezin. Maar welk gezin met twee kleine kinderen, verlaat nu zijn land om in een vreemd land het evangelie te gaan verkondigen? Hoe kun je nu gaan evangeliseren, terwijl je niet eens weet waar je over een paar weken zult wonen en zonder financiele zekerheid? Vaak maken we plannen, maar gooien die soms op het allerlaatste moment weer helemaal overhoop. Als ik – als ‘nuchtere Hollander’ – alles logisch op een rijtje probeer te zetten, moet ik ofwel snel naar Nederland terugkeren, of me overgeven aan deze dwaasheid van de verkondiging. Wonderlijk is echter om te zien hoe in het persoonlijke contact mensen blij zijn met onze verkondiging, ook al levert het niet de ‘resultaten’ op waar we op hopen, dat men naar de catechese komt. Maar als dat niet Gods plan is, zou het dan voldoende zijn om de ‘resultaten’ aan Hem over te laten? Hoe en wanneer het Woord vrucht draagt, is niet aan ons: wij mogen zaaien, wat het oplevert zullen we wellicht nooit te weten komen. Bij voorkeur bezoek ik de armsten. En als ik eerlijk ben: omdat dat het gemakkelijkste is! Hun ‘huis’ is een ‘open huis’. Als je op de drempel van hun woning staat (de deur staat altijd open zodat wat lucht en licht binnen kunnen komen), ben je in zekere zin al binnen. ‘Mag ik binnen komen?’ is in feite een rethorische vraag: je staat met één voet al in de ruimte die als slaapkamer, woonkamer en keuken tegelijk fungeert. Alsof het de gewoonste zaak van de wereld is, kun je hun bezigheden onderbreken, vragen hoe het met hen gaat en het geloof verkondigen.Hieronder een foto bij zo’n huisbezoekje. Hier zijn we te gast bij een moeder met vier van haar kinderen (de anderen waren op dat moment niet thuis), te samen met haar zus die in dezelfde ‘woning’ verblijft. De vader van het gezin is – zoals in de meeste gevallen – de ‘grote onbekende’, die ergens ander z’n eigen leven doorbrengt. De planken van dit huisje zijn aan de binnenkant behangen met geverfd karton. Of er ook iets in de ijskast is, is altijd de grote vraag…
zomaar een huisbezoekje…
In de parochie van Mosselbay vervang ik momenteel de pastoor die drie maanden voor studie in Durban verblijft. Samen met de kapelaan mag ik de pastoraal rond de verschillende katholieke kerken van Mosselbay mee verzorgen, hetgeen voor mij – naast het vieren van de sacramenten – vooral het bezoeken van mensen in hun thuissituatie betekent. De afgelopen weken hebben we de mensen daarbij uitgenodigd om naar de catechese te komen luisteren die twee keer per week (zoals momenteel in Roermond-Oost) ‘s avonds gegeven wordt. Seminaristen uit Cape Town zijn ons komen helpen met een straatmissie, terwijl we van alles hebben gedaan om zoveel mogelijk bekendheid te geven aan deze geloofsverkondiging die zo’n grote hulp kan betekenen voor mensen die willen groeien in hun geloof. Maar al onze inzet ten spijt, moeten we steeds opnieuw constateren dat ons werken ‘stukwerk’ is. Dat onze methoden ‘dwaas’ zijn en het – menselijk gezien – zo goed als niets oplevert wat we doen. Van al de mensen die we in huizen en op straat hebben aangesproken, komt bijna niemand naar de catechese. Het zijn vaak mensen die via een andere weg over de catechese hebben gehoord, die op een catechese-avond verschijnen. Straatmissie is niet gemakkelijk. Je verliest je gezicht; want wie stapt nu op een onbekend iemand af om hem over het geloof te spreken en voor catechese uit te nodigen! Als je bovendien op voorhand al weet dat ‘toch – bijna – niemand zal komen van degenen die je aanspreekt’, kun je je afvragen waarom je hiermee doorgaat. Maar misschien is het allereerst voor ons belangrijk om ons gezicht te verliezen, om mee te doen met deze ‘dwaasheid van de verkondiging’, zoals Paulus het noemt, opdat duidelijk mag zijn dat niet wij het zijn die hier iets bewerken, maar Hij die ons zendt.
Arme blanken
Maar er is niet alleen armoede onder de kleurlingen of zwarten. In het rijke deel van Mosselbay (waar heel wat rijken wonen) tref ik een vrouw aan die in een auto zit. Ze zit daar altijd: ’s morgens, ’s middags, ’s avonds. Als ik haar een keer aanspreek omdat ik de situatie niet begrijp, vertelt ze me haar verhaal: “Ik ben Bea en leef in deze auto”. Terwijl ze naar de spulletjes op de achterbank van de auto wijst, zegt ze: “Dit is alles wat ik heb. Twaalf jaar geleden leefde ik in Johannesburg, waar ik werk had. Iemand maakte me toen attent op de mogelijkheid om voor een ouder echtpaar hier in de buurt van Mosselbay te zorgen en zo besloot ik om hier naartoe te komen. Na een korte tijd, ontstond er echter ruzie en ik verloor mijn werk. Sindsdien leef ik op straat. Ik heb geen woning, geen uitkering en slaap en leef in mijn auto”. Als ik haar vraag of er voor haar geen uitkering bestaat, antwoordt ze me, dat je alleen voor een uitkering in aanmerking komt, als je kleine kinderen hebt, of als je ouder bent dan 65 jaar. Welnu, beiden situaties gelden niet voor haar. Als ik haar vraag of ze niet beter af is door naar een opvanghuis voor zwervers te gaan, antwoordt ze me dat het opvanghuis alleen voor meisjes en vrouwen is, die misbruikt zijn. En ook dat is ze niet…“Ik wil dood”, zegt ze me. “Ik denk vaak dat ik beter af ben, als ik suicide pleeg”. ’t Is een vreemd gesprek, zo aan het portier van een auto waar een blanke in leeft, die niets meer heeft. Maar tegelijkertijd is het ook hier een gesprek ‘waar de Heer spreekt’. Als ik aan het einde van ons gesprek vraag, of ik de Bijbel bij toeval mag openen om de Heer om een woord te vragen, komt het woord dat verhaalt over de schipbreuk van Paulus (Hand.27,20): Verscheidene dagen waren zon noch sterren te zien; er bleef een hevige stormwind staan en zo vervloog voor ons elke verdere hoop op redding.
Het is alsof we de geschiedenis van Bea lezen. Een schipbreuk, die – zoals in het geval van Paulus – mensen tot wanhoop bracht en zelfs tot de gedachte aan zelfmoord. Als ik haar lees hoe de Heer Paulus echter beloofde hem te redden, is het alsof ze op dit woord heeft gewacht. Ze bedankt me honderd keer en wilt zelfs met me op de foto (lachend nota bene!). Toch vraag ik mezelf af of ik niet meer kan doen. Zonder inkomen, is dat niet gemakkelijk, maar ik heb vrienden in Nederland, realiseer ik me. Wellicht dat die iets willen geven. Mochten er giften binnen komen met de vermelding ‘voor de armen’, dan zal ik Bea zeker niet vergeten en haar – alsook anderen die in uiterste armoede leven – graag jullie giften doorgeven.
‘ARME’ BLANKEN Maar er zijn ook superrijken in Mosselbay. Omdat we ervan overtuigd zijn dat het geloof niet alleen een Blijde Boodschap is die aan de armen verkondigd moet worden, maar dat ook de rijken recht hebben op deze verkondiging, is één van onze huis-aan-huis-missies in het rijkste deel van Mosselbay. We willen proberen ook de ‘rijke blanken’ uit te nodigen om naar de catechese te komen luisteren, die we immers ook in de kerk van de blanken zullen geven. Om ons als team te helpen bij deze straat- en huis-missie hebben we een aantal seminaristen uitgenodigd ons te komen helpen. ’t Zijn jongens uit verschillende landen (Honduras, VS, Polen, Tanzania en andere landen), zoals gebruikelijk bij de seminaries van de Neokatechumenale weg.
leden van ons missieteam, versterkt met enkel seminaristen…
De missie die we nu echter beginnen is, zoals te verwachten is, een ‘mission impossible’. Hier loop je niet zomaar een huis binnen. Dertig meter voor de feitelijke voordeur bel je aan. Binnen verschijnt je gezicht op een monitor en een stem vraagt, wat je wilt. Nog voordat je in twee zinnen hebt uitgelegd, waarvoor je op bezoek wilt komen, wordt de verbinding verbroken en sta je – nog altijd – voor een gesloten deur.
Onze paus Franciscus heeft ooit gezegd: “’t Lijkt erop dat we op onze deuren een poster hebben geplakt: ‘Don’t disturb me!’ (stoor me niet!)” Maar wie woont er achter deze voordeuren, in huizen waar de armen alleen van kunnen dromen? Zijn het ‘rijke mensen’? Ik vrees dat het vaak ‘arme’ rijken zijn. Opgesloten in een gevangenis waarin men alles heeft, en tegelijkertijd zoveel moet missen. ’t Is niet gemakkelijk om deze gevangenissen binnen te komen, maar heeft de Heer niet ook deze mensen lief? We gaan dus door, ook met het bezoeken van deze ‘arme blanken’. Vandaag zijn we de veertigdagentijd begonnen. Vanmorgen mocht ik zo’n 600 schoolkinderen het askruisje geven. Een teken dat we opgeroepen worden ons geloof te verdiepen en dat we ook werk willen maken van onze bekering. Bid voor mij, zoals ik het ook doe voor jullie, dat het een genadevolle tijd mag zijn! Alle goeds, fr.hans
P.S. Mochten jullie een gift willen overmaken, en je vermeldt daarbij ‘voor de armen’, dan zal ik zorgen dat dit geld bij de allerarmsten terecht komt. Namens hen: bedankt! (IBANnr. NL15 INGB 0001.45.24.22 t.n.v.J.L.J.Kreuwels) 23e NIEUWSBRIEF uit Zuid-Afrika, 9 april 2014 Beste vrienden, Ofschoon mijn ‘nieuwsbrieven’ geenszins als ‘bedelbrieven’ bedoeld zijn, wil ik toch graag degenen bedanken die naar aanleiding van mijn vorige nieuwsbrief ‘een gift voor de armen’, hebben overgemaakt. Meer dan 800,- euro kwamen bij mij binnen, die ik vervolgens heb omgezet in tegoedbonnen van 35,- euro, die men in de plaatselijke supermarkt in voedsel kon omzetten (alcohol uitgesloten). Namens alle ontvangers (mensen die het werkelijk konden gebruiken): hartelijk dank! Tegelijkertijd wil ik echter ook mijn excuses aanbieden, omdat ik – zonder er bij na te denken – hiermee wellicht een vastenactie in de één of andere parochie heb benadeeld. Ik hoop dat jullie het vastenactieproject van jullie eigen parochie niet terzijde hebben gelegd, omwille van mijn vorige nieuwsbrief! Het verdelen van deze geschenkbonnen was voor mij een bijzondere ervaring, die ik – wellicht klinkt het vreemd – hoop niet meer hoef mee te maken! In een shantitown (waar de mensen in barakken leven), gaf ik de tegoedbonnen aan vooral alleenstaande moeders. 35,- euro is voor hen een kolossaal bedrag (in Nederland heb ik 100,- euro nodig om dezelfde hoeveelheid voedsel te kopen als ik hier voor 35,- euro kan krijgen). Ofschoon ik hen op het hart droeg om anderen niet te laten weten, dat ze deze tegoedbon van mij hadden gekregen, ging dit nieuws echter als een lopend vuurtje door de buurt. Waar ik ook kwam, overal kwamen mensen op me af om ook een tegoedbon te krijgen. Na een tijdje was het bijna niet meer mogelijk om gewoon huis- of straatbezoek te doen, omdat men van mij een andere schat verwachtte dan die ik wil brengen. Noodgedwongen heb ik vervolgens mijn pastorale bezoeken naar andere wijken verlegd, en ben ik blij dat ik het niet mijn roeping is om aardse schatten uit te hoeven delen. Het is waar: in no time kun je met het geven van geld hele volksmenigten op de been brengen, die je ongetwijfeld ‘aanbidden’ om wat je hen geeft. Maar is het niet tegelijkertijd slechts brood dat ook weer verdwijnt? Jezus heeft mij niet zozeer geroepen om de magen van mensen te vullen, maar veeleer hun harten. Niet met ‘brood dat vergaat’, maar met ‘brood dat blijft en eeuwig leven schenkt’. ’t Is waar dat onze liefde ook tastbaar mag worden, en we er goed aan doen de armen ook materieel te helpen, maar – zoals gezegd -, er is een nog grotere schat die we met nog groter zorg moeten zien uit te delen, ook al zullen de mensen dáár niet voor te hoop lopen…
samen met Emmanuel (een seminarist afkomstig uit Tanzania) op straatmissie
STRAATMISSIE Het is niet gemakkelijk om mensen te bewegen om naar de katechese-avonden te komen luisteren. Daarvoor zijn aannemelijke redenen. Als het ‘s avonds donker is, blijf je beter thuis en waag je je leven niet, door de straat op te gaan. Als je bij een protestante kerkgemeenschap hoort – waar je vaak al twee keer per week aanwezig bent voor een viering en/of Bijbelstudie – is een extra avond in een andere kerk eveneens niet vanzelfsprekend. En, laten we eerlijk zijn, je moet al heel erg gemotiveerd zijn om na een dag hard werken ook nog eens deel te nemen aan een geloofsverdiepingsavond buitenshuis. Het overgrote deel van de mensen die we op straat of thuis aanspreken, om hen uit te nodigen om naar de katechese-avonden te komen, zegt weliswaar ‘ja, ja, we zullen zeker komen’, maar ‘ja, ja’ is – zoals bij nogal wat Limburgers- een vriendelijke manier om ‘nee’ te zeggen. Maar de boodschap van ons geloof is te groot om voor onszelf te houden. En wat doe je als de mensen niet naar de katechese komen? Ga naar de mensen! Sinds enige tijd geef ik katechese op straat. Als ik ergens een groepje mensen zie zitten (meestal mensen zonder werk), vraag ik of met hen mag spreken. Zonder lange inleidingen is het mogelijk om direct over het geloof te spreken. De katechesen die we als team ‘s avonds in een zaal geven, kun je zonder veel aanpassingen ook in een straatgesprek gebruiken. ‘t Grote voordeel is, dat er geen afspraken gemaakt hoeven te worden voor een bijeenkomst op een andere plaats: hier en nu is het mogelijk over het geloof te spreken. Iedereen is uiteraard vrij om te luisteren of niet, maar ik ben verbaasd, als ik merk dat voorbijgangers blijven staan om te luisteren naar deze straatmissie. Wordt de groep echter kleiner, dan weet ik dat ik de aandacht van mijn toehoorders verloren heb en is het vaak een teken om weer op te stappen en verder te gaan.
samen met Piotr (mijn socius) op huisbezoek
Het is een manier van straatevangelisatie die ik tot nu toe nog niet ben tegen gekomen. Ook de ‘plein-missie’ van het Neokatechumenaat – zoals die wereldwijd in de Paastijd gegeven wordt – is anders, omdat men daarbij met een grotere groep de straat op gaat en – in zekere zin – veel gestructureerder te werk gaat (met flyers, een podium, een geluidsinstallatie, gitaristen enzovoort). De straatmissie die ik hier mag meemaken, is nog laagdrempeliger en kan in principe zelfs door één persoon gegeven worden. Wat opvalt, is dat alleen de allerarmsten open staan voor deze vorm van evangelisatie. Ik zie me nog niet direct in Nederland op straat katechese geven aan groepjes mensen die toevallig bij elkaar zitten. Maar is het niet frappant dat de Katholieke Kerk zo ongeveer de enige Kerk is die niet de straat op gaat om het geloof te verkondigen? Onze paus Franciscus is wat dat betreft heel helder: “Ga naar de pleinen en verkondig er het evangelie!”, terwijl hij ons katholieken (en met name de priesters) waarschuwt geen ‘sacristie-priesters’ te worden, die in de kerk moeten wachten tot mensen naar hen toe komen. “We zijn een Kerk van armen voor de armen”, zegt hij en spoort ons aan naar de periferieen van de samenleving te gaan om daar de Blijde Boodschap te verkondigen. LANGE ADEM De afgelopen twee maanden hebben we in Mosselbay in twee parochies katechese gegeven. De opkomst was laag en de bekoring is dan altijd groot om te denken dat de katechese mislukt is. Tellen is in de Bijbel echter vaak een ernstige zonde. Als koning David het aantal inwoners van het land laat tellen, om te zien hoe machtig hij is, volgt daar prompt een straf van God op, waarbij het aantal inwoners wordt uitgedund! Als Gideon ten strijde moet trekken tegen de Filistijnen, brengt God het aantal strijders terug van 32.000 tot 300! Heel de geschiedenis van God met zijn volk lijkt er een te zijn, waarbij eerst alle menselijke succes wordt vernietigd, waarna vervolgens God op zíjn manier de overwinning schenkt. In Echternach wordt dit gegeven in het leven van de missionaris Willibrord wel heel letterlijk uitgebeeld, doordat men in een processie eerst drie stappen vooruit zet om daarna weer twee achteruit te gaan. Ook in onze missie zien we hoe de gemeenschappen vaak door een diep dal heen moeten gaan, voordat ze levensvatbaar zijn. Op onderstaande foto staan de gemeenschappen van Oudtshoorn. Dat lijkt misschien heel wat, maar ook zij zijn, als gemeenschap, door heel wat dalen moeten gaan voordat je kunt spreken van een ‘levende gemeenschap’.
op weg met God…
FLEXIBEL Twee weken voor Pasen hebben we de katechese-avonden in Mosselbay afgesloten met een conviventie (een soort retraite), waar zo’n tien mensen aan hebben deelgenomen, waarna de kleine gemeenschap in Mosselbay is verdubbeld. Er is echter geen ‘recept’ voor succes. Op een gegeven moment – toen er nog maar twee mensen kwamen luisteren naar een katechese-avond – dachten we dat we moesten stoppen met deze avonden. Wonderlijk genoeg kwamen vervolgens toch zo’n tien mensen naar het slotweekend en was dit werkelijk een weekend waarin de Heer voorbij kwam en de harten van de mensen aanraakte. Uiteraard is er de uitdaging om telkens weer naar nieuwe mogelijkheden om mensen te bereiken en hen te helpen om met een gemeenschap aan een geloofsweg te beginnen. Maar tegelijkertijd zien we dat het uiteindelijk niet ons werk is, maar dat God zo zijn eigen wegen heeft om zijn plan te vervullen. Blijkbaar hoort het bij Zijn pedagogie om eerst onze plannen te breken, om vervolgens Zijn plan te laten zien, dat altijd beter is dan wat wij konden bedenken!
De jeugd is vaak flexibel genoeg om nieuwe wegen te gaan!
Eén van de broeders van deze gemeenschap – een jongeman van ongeveer 24 jaar – vertelt, hoe hij in de gemeenschap is gekomen: “Ik heb geen gemakkelijke jeugd gehad. Mijn ouders heb ik niet gekend en ik groeide op bij andere mensen. Ik was nog erg jong, toen ik de school verliet en met verkeerde vrienden in aanraking kwam. We gebruikten drugs, stalen en waren gewelddadig. Door het drugsgebruik zijn mijn hersenen beschadigd en kan ik niet meer zo goed en snel reageren zoals de andere mensen. Toen ik ernstig ziek werd, werd ik in een ziekenhuis opgenomen, waar ik vijf maanden verbleef. Ik nam me voor met m’n oude leven te breken, maar zodra ik uit het ziekenhuis kwam, wachtte de bende waar ik deel van uitmaakte, al op mijn thuiskomst. Ik begon opnieuw met mijn oude leven, totdat het helemaal mis ging en ik door de politie werd opgepakt. Ik moest een half jaar de gevangenis in. Toen ik daar uitkwam, ontmoette ik Deroline – een zuster van deze gemeenschap – die mij uitnodigde om naar een bijeenkomst te komen. Vanaf dat ogenblik is mijn leven veranderd. Ik weet nu wat het zeggen wil om échte vrienden te hebben en ik weet dat God me dóór deze gemeenschap wilt redden. Ik ga hier nooit meer weg”. DE WERELD OP Z’N KOP Wellicht herinner je de poster die ik ooit in een nieuwbrief heb opgenomen, waarvan je er duizenden in Zuid-Afrika vindt. In sommige townships zie je ze om de tien meter: ‘Abortus. Veilig, zelfde dag, gratis’ met het telefoonnummer waar je terecht kunt voor het maken van een afspraak. Ofschoon Zuid-Afrika de meest liberale abortuswet ter wereld heeft (meisjes kunnen bijvoorbeeld zonder medeweten van hun ouders een abortus laten plegen), is hetgeen op deze posters wordt aangeboden illegaal. Gelukkig zijn er mensen die het hier echter niet bij laten zitten en een kleinere poster over deze – illegale – abortusposter heen plakken. Deze week was er echter een rechtzaak, waarbij degene die de – kleinere – pro life-poster op de illegale abortusposter plakte, veroordeeld werd! Niemand zal de ‘artsen’ die illegale abortussen verrichten, en daarvoor een overweldigende posteractie verrichten, arresteren. Maar nu iemand een kleinere poster over deze poster plakt en daarmee de abortuspraktijk van Zuid-Afrika aanklaagt, kan hij kiezen tussen een geldboete van 400,- euro of drie maanden gevangenisstraf!
wie is hier de boosdoener?
NA PASEN De laatste maanden van mijn verblijf in Zuid-Afrika mag ik met hetzelfde team, waarmee ik dit jaar mee heb opgetrokken, naar Dysselsdorp en Bridgton gaan, voor het geven van katecheses. In het bisdom Oudtshoorn liggen deze twee plaatsjes in de ‘Karoo’ een streek die lijkt op een woestijn/savanne, waar de temperaturen tamelijk kunnen oplopen. Behalve de ‘gewone’ katecheseavonden in een zaal, zullen we tegelijkertijd op zaterdagmorgen op één of ander plein katechese geven. Het afgelopen jaar mocht ik hier reeds enige tijd leven temidden van arme mensen, voor wie het leven vaak hard is, maar die voor mij als een venster zijn naar God. Heeft Christus zich niet heel bijzonder met de allerarmsten willen vereenzelvigen? Daarna weet ik, dat de bisshop me weer ‘thuis’ verwacht, ergens in Limburg. Ik zie daar enerzijds naar uit, omdat ik graag weer in de buurt ben van jullie, familie en vrienden die ik lang tijd niet meer gezien heb, met name mijn vader die dit jaar 87 wordt. Tegelijkertijd denk ik met huiver aan de pastoraal in Nederland, die me zoveel moeilijker voorkomt als die welke ik de laatste twee jaar hebben gekend. Maar is God niet overal? En als God mij roept om ‘missionaris’ te zijn, vraagt Hij me niet naar resultaten, maar of ik bereid ben de Blijde Boodschap te verkondigen, waar dat ook moge zijn. En zoals dat nu uitziet, zal dat over drie maanden weer in Nederland zijn. Van harte wens ik jullie een gezegende Goede Week toe en een Zalig Pasen. Alle goeds, fr.hans 24e NIEUWSBRIEF uit Zuid-Afrika, 5 mei 2014 Beste vrienden, Kort nadat ik mijn vorige nieuwsbrief schreef, beefde ook voor mij hier in Zuid-Afrika de grond onder mijn voeten van de ‘aardbeving’, die het schandaal rond Mgr.Gijsen in Limburg veroorzaakte. Het ongeloof, de verontwaardiging, pijn en verslagenheid bij velen, maar ook de gretigheid waarmee sommige media als aasgieren op hun prooi doken, maakten van de Goede Week voor veel katholieken ongetwijfeld tot een ware Passie-week. De vernedering van de zonde is als het wegvallen van een laatste façade van een ‘grootse Kerk’. Van een Kerk, die ooit zo groots en machtig was in ons land, is weinig meer over. Wie nog bij deze Kerk wilt horen, kiest voor een gekruisigde Kerk. En dan niet eens omdat buitenstaanders de Kerk aan het kruis slaan, maar omdat wijzelf het tegenovergestelde hebben gedaan, van wat we hadden moeten doen. Zoals onze bisschop het tijdens de boeteviering in de Sterre der Zee zei, zijn onze zonden vaak zodanig, dat wij niet eens het recht hebben om ‘zomaar’ om vergeving te vragen. Het enige wat blijft, is een afdaling, een ontlediging, waarin we alleen onze tekorten kunnen berouwen en ons als zondaars aan Gods barmhartigheid kunnen toevertrouwen. Als hoogmoed de ‘moeder van alle zonden’ is, is deze vernedering die de zonde bewerkt, tegelijkertijd de weg om uit de duisternis van het kwaad gered te worden. Ik hoop dat jullie dit ‘mysterie van het geloof’ in het Paastriduum hebben mogen vieren: de schande van Goede Vrijdag – veroorzaakt ook door mensen van de Kerk- , maar tegelijkertijd ook de vreugde van Gods Goedheid die onze zonden, ‘al waren ze scharlaken rood, wit wil wassen door het Bloed van het Lam’. Het lijkt alsof de Kerk, niet alleen in Limburg maar wereldwijd, een louteringsfase moet meemaken. Een louteringsfase die enerzijds buitengewoon pijnlijk is, maar tegelijkertijd het begin kan zijn van een nieuw begin. EEN FRISSE WIND De frisse wind die paus Franciscus door de Kerk laat waaien, is een teken van dit ‘nieuwe begin’, waar ik de Heilige Geest op een bijzondere manier aan het werk zie. Het is bijna ongelooflijk hoe deze paus mensen weet te raken met zijn eenvoud en vaak ontnuchterende boodschap. Hij roept mensen (bisschoppen, priesters, religieuzen, seminaristen, ja alle katholieken) op, meer te gaan leven volgens het evangelie. Met duidelijke bewoordingen verzet hij zich tegen onrecht, breekt hij zonder pardon heel wat ‘heilige huisjes’ af en roept hij ons op om een ‘arme Kerk voor de armen’ te zijn. Onze tijd lijkt daarmee op zoveel andere crisisperioden in de Kerk (zoals bijvoorbeeld de tijd van de Reformatie), waar na een Goede Vrijdag van dood en ondergang, een nieuw Pinksteren leven gaf aan de Kerk. Toch is het vreemd te moeten meemaken (niet alleen in Nederland, maar ook in Zuid-Afrika), dat we kunnen doen alsof ‘het allemaal nog wel meevalt’. Aan de ene kant beseffen we dat er (grote) problemen zijn: het gezinsleven bestaat nauwelijks meer; roepingen zijn ‘opgedroogd’; de jeugd verlaat de Kerk; de Kerk viert vooral een liturgie binnensdeurs, terwijl van een missionair elàn weinig te bespeuren is. Hier in Zuid-Afrika zijn velen bovendien verslaafd aan drugs, alcohol of het slachtoffer van allerhand soort misbruik. Maar wat doen we ermee? Eén van de oproepen van de paus is, om ons niet op te sluiten in onze kerkgebouwen, maar de straat op te gaan om het geloof te verkondigen. Maar wie dat doet dat concreet? Hij zegt dat we een ‘arme Kerk’ moeten worden, maar welke parochie verkoopt nu haar bezittingen en schenkt het geld aan de armen? Dat de paus het echter niet bij vrome woorden wilt laten, blijkt niet alleen uit zijn eigen sobere levenswijze, maar – onder andere – ook in de oproep aan de oversten van alle religieuzen om naar Rome te komen en te spreken over hun overtollige bezittingen (!). Vele gebouwen van religieuzen staan vaak leeg, terwijl er zovelen zijn (bijvoorbeeld vluchtelingen), die geen dak boven hun hoofd hebben. Stel je voor dat de Kerk, zoals de paus vraagt, haar leegstaande gebouwen aan deze armen ter beschikking zou stellen! Ik voorzie een storm van bezwaren, maar ik verheug me tegelijkertijd over het teken van liefde dat hiervan uit zou gaan. OPNIEUW IN DYSSELSDORP In de Goede Week mochten Piotr en ik te gast zijn bij een gezin in Cape Town, waar we de vieringen van het Paastriduüm mochten meemaken. Het is telkens weer een geweldige ervaring om te gast te mogen zijn bij een gezin dat de deur van hun huis voor je openstelt en met wie je het gezinsleven van delen
Te gast voor de ‘Goede Week’ bij een gezin in Cape Town
Na Pasen verhuisden we, voor de komende drie maanden, naar Dysselsdorp, een plaats van zo’n 8.000 inwoners, waar ik het vorig jaar ook reeds enkele maanden mocht werken. Het is ‘in the middle of no where’: een uitgestrekt gebied van woestijn en savanne waar je uren moet rijden voor je een volgend plaatsje tegen komt. Het is een dorp met enkel kleine winkeltjes, maar zonder bijvoorbeeld een benzinestation, daarvoor moet je 40 kilometer verder rijden. De mensen zijn er arm, terwijl sommige héél arm zijn. Als gezinnen in een ‘shack’ (een barak van één kamer) wonen, vindt het leven vooral ‘buitenshuis’ plaats. Voor de woning wordt op een vuurtjehet eten gekookt en de maaltijd genuttigd. De dagelijkse warme maaltijd: een pap van broodmeel, bonen en evt. tomaten. Voor speelgoed is geen geld, dus maakt men zelf het speelgoed, waar kinderen nu eenmaal altijd behoefte aan hebben. Van plastic zakken kun je een voetbal maken en van een plastic kratten en wat hout een ‘zeepkist’. Van ijzerdraad knutselt men autotootjes voor de jongens, terwijl een oude autoband altijd goed is om plezier mee te hebben.
Spelen met een voetbal, gemaakt van plastic zakken
VROUWEN De samenleving van Zuid-Afrika wordt geleid door mannen en gedragen voor vrouwen. ‘Vrouwenemancipatie’ is – zeker in de dorpen – nog nauwelijks door gedrongen. Officieel is iedereen gelijk, maar in de praktijk zijn het toch de mannen die ‘de dienst uitmaken’. Tegelijkertijd werken minstens zoveel vrouwen als mannen voor de kost, terwijl het bijna uitsluitend vrouwen zijn die voor de kinderen en het huishouden zorgen. Vaak is er geen vader in het gezin en staat de vrouw alleen voor de taak om voor het gezin te zorgen. Toen ik een jonge moeder (31 jaar jong) vroeg waarom ze niet getrouwd was, vertelde ze me: “Ik ben de jongste van vijf kinderen. Mijn ouders broers en zusters zijn getrouwd en wonen zelfstandig, maar als jongste van ons gezin, hebben mijn ouders mij laten beloven dat ik voor hen zal zorgen tot hun dood. Ik heb al elf jaar verkering met een vriend; samen hebben we zoontje van vier jaar, maar ik weet dat ik een belofte heb gemaakt die ik moet nakomen en voorlopig zullen we dus niet aan trouwen hoeven denken”. De bloedband zoals die hier bestaat, is iets waar we ons in Nederland geen voorstelling van kunnen maken. De verplichtingen jegens je familie gaan vaak voor al het andere, zelfs voor het eigen huwelijk!
Dezer dagen zijn er in Zuid-Afrika verkiezingen en het ANC, verreweg de grootste partij in dit land, lijkt ook nu weer een meerderheid te krijgen en daarmee als enige partij de regering te gaan vormen. Het gevaar van machtsmisbruik is in zo’n situatie levensgroot en corruptie en machtsmisbruik lijken hier (zoals in bijna alle Afrikaanse landen) een onuitroeibaar onkruid. In maart j.l. heeft een onafhankelijke onderzoekscommissie de malafide praktijken van president Zuma aan de kaak gesteld en een aantal concrete vragen aan de president voor gelegd. Alsof hij boven de wet staat, weigert de president hier echter antwoord op te geven; hij zegt daar ná de verkiezingen op in te gaan. Velen zijn bang om de president hierop aan te spreken, want zijn macht is groot. Velen vrezen hun baan (of meer) te verliezen als ze zich tegen de regering van deze president verzetten, en omdat er geen noemenswaardig alternatief is voor het ANC, lijkt alles te blijven zoals het is. Tegelijkertijd is er bij vele mensen een angst dat er ná de verkiezingen grote onrust zal zijn, omdat veel mensen het niet zullen accepteren als er feitelijk niets verandert aan allerlei mistoestanden. Daarenboven is er een volksmenner (Malema) opgestaan, die veel jeugd achter zich weet te verzamelen, die hij ophitst om alle oude (lees ‘blanke’) machthebbers ‘de zee in te jagen’. Kortom: de politieke situatie is allesbehalve rooskleurig. De Katholieke Kerk (die slechts 3 % van de bevolking vertegenwoordigt) is echter niet bang om haar stem te laten horen. In een ‘open brief’ van de Zuid-Afrikaanse bisschoppen stelt de aartsbisschop van Cape Town (Mgr.Brislin), in niet mis te verstane bewoordingen, het gedrag van de president aan de kaak. Hij schrijft: President Zuma’s beslissing om niet direct te reageren op het rapport dat Thuli Madonsela heeft uitgebracht, ondermijnt zowel het instituut van de onafhankelijke onderzoeker, alsook he parlement. Het is onaanvaardbaar dat de president het land laat wachten tot na juni, terwijl de bevindingen van de onafhankelijke onderzoeker glashelder zijn: er zijn excessieve uitgaven gedaan, zogenaamd voor de beveiliging van de president, en miljoenen Rands van belastingbetalers zijn gebruikt voor privé-doeleinden die door de president zelf betaald hadden moeten worden… Volgens de wet dient de president binnen veertien dagen een antwoord te geven aan het parlement. Mijnheer Zuma heeft er echter voor gekozen om deze wettelijke en etische verantwoordelijkheid jegens het parlement te negeren. Wij hadden van het hoofd van onze natie verwacht dat hij, op het moment dat hij met een dergelijk schandaal werd geconfronteerd, de eerste de beste gelegenheid aan zou grijpen om uitleg te geven over zijn betrokkenheid in deze. Wij herinneren aan het ‘Charter voor vrijheid’, waarin gezegd wordt ‘dat er huizen, veiligheid en welvaart zal zijn voor allen’. We herinneren de president eraan dat miljoenen mensen in dit land nog altijd leven in armoede, vaak zonder huis of onderkomen. Dit alles maakt het schandaal nog groter nu 250.000.000 Rand (ongeveer 25 miljoen euro) wordt uitgegeven voor de veiligheid en het comfort van één inwoner van dit land! Getekend, Aartsbisschop Stephen Brislin. 3 april 2014 Dat Mgr.Brislin zich nogal wat vijanden heeft gemaakt met deze brief, moge duidelijk zijn. Hij laat zich echter niet muilkorven en is blijkbaar niet bang voor de mogelijke consequenties die zijn uitspraken voor hem persoonlijk, en voor de Katholieke Kerk in dit land, kan hebben. De katholieke Kerk doet momenteel hetzelfde als ze – als één van de weinige kerken in Zuid-Afrika – tijdens de Apartheid deed: het kwaad aanklagen en de kant kiezen van de onderdrukten. Dat de onderdrukkers nu in een ‘zwarte regering’ zitten, maakt duidelijk dat ‘apartheid’ gemakkelijk van ‘kleur’ kan veranderen. Nu zijn het niet meer ‘blanken tegenover zwarten’, maar ‘nieuwe rijken (vaak zwarten) tegenover armen’ of ‘machthebbers tegenover onderdrukten’. Het is een ‘nieuwe Apartheid’, die blijkbaar steeds opnieuw de kop opsteekt, maar waar mensen zoals Mgr.Brislin hun stem tegen verheffen.
Waar we ook komen: mensen staan klaar om te luisteren.
MISSIE
Paus Franciscus heeft een fantastische brief geschreven, ‘De vreugde van het evangelie’, waarin hij spreekt over de missie van de Kerk. Enkele citaten wil ik jullie niet onthouden, die hopelijk aanleiding mogen zijn om deze brief zelf te gaan lezen. De paus schrijft: – Er mag geen beperking zijn van de opdracht om het evangelie te verkondigen, omdat het de eerste taak van de Kerk is; – We kunnen niet passief in onze kerkgebouwen wachten, maar zullen van een pastorale bediening die vooral behoudend is, moeten gaan naar een pastorale bediening die missionair is; – Met de woorden ‘Gaat en maakt alle volkeren tot mijn leerlingen en leert hen te onderhouden alles wat ik jullie gezegd heb’, zendt Jezus zijn volgelingen uit om het evangelie te verkondingen in elke tijd en op elke plaats, zodat het geloof zich kan verspreiden tot de verste uithoek van de aarde; – Een evangeliserende gemeenschap raakt in woord en daad betrokken bij het alledaagse leven van mensen; het overbrugt tegenstellingen, het omarmt het menselijke leven als het in anderen het lijdende lichaam van Christus aanraakt. Zij die evangeliseren moeten ‘de stank van de schapen’ hebben en de schapen zullen naar hun stem luisteren. – Méér administratieve werkzaamheden kunnen niet langer volstaan. Over de hele wereld zullen we permanent missionair actief moeten zijn; – Alle hernieuwing in de Kerk moet de missie als haar doel hebben, als ze niet wil vervallen tot een kerkelijke introversie. – Een pastoraal dienstwerk dat missionair wilt zijn, verwerpt de houding die zegt: “We hebben het altijd op deze manier gedaan”. Voor ons, in missie in Zuid-Afrika, is deze brief van de paus een geweldige bemoediging om niet bang te zijn om naar buiten te gaan en het evangelie te verkondigen. Tijdens de Paastijd verkondigen we – geholpen door enkele seminaristen uit Cape Town – het geloof op de pleinen, waarbij we voorbijgangers vragen om ook over hun eigen geloofservaring te getuigen. Een wonderlijk gebeuren, waarbij we de mensen tevens uitnodigden om naar de katechese te komen luisteren die we ’s avonds in de parochie geven.
Ons team, aangevuld met seminaristen, aan tafel kort voor een straatmissie.
Een grote bekoring is, om moedeloos te worden als resultaten tegenvallen. Onze paus kent deze bekoring maar al te goed en schrijft er over in zijn brief. Hij waarschuwt om niet uit te zijn op grote successen en roept op om met geduld het evangelie te verkondigen. Het is de weg geweest waarop de Kerk door de eeuwen heen het geloof heeft verkondigd. We planten geen bomen die snel opgroeien, maar eiken, die weliswaar een hele tijd nodig hebben om te groeien, maar die vervolgens stormen kunnen weerstaan en op hun tijd hun vruchten zullen geven.
pleinmissie
BENDES Ofschoon Dysselsdorp in vergelijking met grote steden zoals Cape Town, rustig en veilig is, betekent dat niet dat je er bijvoorbeeld na zonsondergang zomaar over straat kunt lopen. Verschillende bendes zorgen voor de nodige overlast, waarbij ook moord tot de mogelijkheden behoort. In de eerste vier maanden van dit jaar zijn hier vijf mensen vermoord. In de tweede gemeenschap van Dysselsdorp (een gemeenschap die is ontstaan na de katechese die we het afgelopen jaar mochten geven) zijn ook twee ex-leden van zo’n criminele bende. Beiden wilden niet langer meedoen met de activiteiten van deze bendes, die niet alleen anderen ongelukkig maken, maar ook voor de leden zelf blijkbaar geen ‘paradijs op aarde’ schenkt.
De ‘Americans’: één van de bendes die Dysseldorp onveilig maakt.
Kleurlingen zijn zeer tolerante mensen. Ze zullen niet snel op hun strepen gaan staan, en voor de koloniserende machthebbers (lees ‘Nederlanders’) was het dan ook heel gemakkelijk hun land over te nemen. De zwarten daarentegen hebben een heel ander temperament. Ze worden ‘strijders’ genoemd. Zij vechten voor hun rechten, hebben vaak ook meer de lichaamsgestalte van een sterke soldaat en ze treden vreemdelingen ook met een grotere terughoudendheid tegemoet dan kleurlingen, die je bijna ‘onderdanig’ kunt noemen. In het Westen van Zuid-Afrika waren er vanouds negen stammen met een lichtere kleur (‘kleurlingen’ zijn in feite afstammelingen van blanke en anderskleurige ouders); in het Oosten zijn de zwarte stammen actief, zoals de Zoeloes, de Sutu’s en dergelijke. In Dysselsdorp (waar ons team mag verblijven) wonen vooral kleurlingen. Ofschoon ze veel tollereren, zijn er ook grenzen. Op het moment dat de bendes het leven van de mensen werkelijk ondraaglijk begonnen te maken, zijn de familiehoofden gezamenlijk naar de politie gegaan en deze laten weten dat ze geen leden van de verschillende bendes in hun buurt meer zullen dulden. Samen met de politie (!) is dit tot beleid gemaakt. Zodra een crimineel opgepakt en veroordeeld werd, kreeg hij te horen niet meer in Dysselsdorp welkom te zijn. Vanuit de gevangenis begonnen deze boeven vervolgens brieven te schrijven, waarin ze om vergeving vroegen voor hun misdaden en smeekten terug te mogen komen naar Dysselsdorp. Vervolgens hebben de gemeenschappen deze voormalig-criminelen in een kerkdienst naar voren laten komen. Daar hebben ze, ten overstaan van de hele gemeenschap, om vergiffenis gevraagd, om daarna met een hartelijke vredesgroet weer in de gemeenschap te worden opgenomen. Dat dit niet het einde betekent van alle criminaliteit, is helaas een feit, maar het is wel een stap in de de goede richten, die ik in Nederland nog nergens heb meegemaakt. HOOP Afrika is door de heilige paus Johannes Paulus II ‘het continent van de Hoop’ genoemd. Ofschoon ik alleen een beetje van Zuid-Afrika heb gezien, kan ik zijn woorden goed begrijpen. Het is een continent dat weliswaar grote problemen kent, tot en met oorlogen toe, maar dat tegelijkertijd een jonge bevolking heeft en lijkt op een gezin met jonge kinderen die snel naar volwassenheid toegroeien. Op allerlei plekken zie ik deze tekens van hoop. Zo bezochten we gisteren een gezin, waar ik aan de muur van hun huis prachtige schilderijen zag hangen. Toen ik vroeg wie de schilder hiervan was, riep men een zoontje van 14 jaar (!). Chamill blijkt werkelijk een natuurtalent te zijn en is zelfs al op de televisie geweest met zijn schilderijen. Hij is één van die vele jonge mensen die met hun talenten de hoop van Afrika mag zijn. Maar niet alleen met hun talenten zullen deze mensen hun land dienen. Hun geloof is wellicht een nog groter teken van Hoop; een geloof dat zoveel natuurlijker lijkt als dat van ‘ons’, die ons vaak schamen om er voor uit te komen. Toen Chamill op de televisie gevraagd werd, waarom hij zo goed kon schilderen, was zijn antwoord: “God heeft mij dit talent gegeven en ik ben Hem er dankbaar voor!”.
Chamille (14 jaar) met één van zijn schilderijen.
‘Hoop’ is een geweldig geschenk dat God ons wilt geven. Bij alle problemen die we om ons heen zien (ook in onze Kerk), is er altijd wel een reden om te ‘somberen’. Maar er ís Hoop, niet omdat wij alle problemen kunnen oplossen, maar omdat er een God is die van ons houdt, zoals we zijn. Zijn goedheid en liefde is de diepste reden voor deze Hoop. Als priester van ons team ben ik géén pastoor in Dysselsdorp en kan ik dan ook weinig veranderen in een parochie, zoals ik dat als pastoor gewend was. Maar ik mag het Evangelie van de Hoop verkondigen en mensen bezoeken in hun alledaagse leven om hen te bemoedigen Gods liefde te ontvangen en aan elkaar door te geven. Het zijn de eenvoudige contachten met deze vaak arme mensen, die op een andere manier zo rijk zijn, van wie ik veel meer terug krijg dan ik kan geven. Het is voor mij met enige huiver dat ik vooruit kijk naar mijn terugkeer naar Nederland. Over twee maanden zal ik weer ergens in Limburg pastoraal werkzaam zijn. Maar zou de Heer, die mij geroepen en gezonden heeft, mij niet telkens opnieuw bij de hand nemen om mij de weg te wijzen waarop Hij me voor gaat? God is goed, op Hem mogen we vertrouwen! Ik bid voor jullie, bid ook voor mij, waarvoor dank! Alle goeds,
25e NIEUWSBRIEF uit Zuid-Afrika, 28 mei 2014 Beste vrienden, Onlangs zijn de bisschoppen van Zuid-Afrika terug gekomen van hun ‘ad limina-bezoek’ in Rome. Aan het einde heeft de paus hen toe gesproken en daarbij de problemen van Zuid-Afrika helder op een rijtje gezet: miljoenen AIDS-wezen; kleiner wordende katholieke families en daarmee ook een afname van het aantal roepingen; katholieken die de Kerk verlaten om naar andere kerkgemeenschappen over te gaan die méér beloven; corruptie; abortus, met de psychische en spirituele wonden die deze achterlaat; een stijgend aantal echtscheidingen; het geweld tegen vrouwen en kinderen. ‘En dit alles’ – zo schrijft paus Franciscus – ‘bedreigt de heiligheid van het huwelijk, de stabiliteit van het huiselijke leven en het leven van de gemeenschap als geheel.’ Toch spreekt de paus niet over ‘problemen’, maar over ‘pastorale uitdagingen’. Zijn brief is dan ook zeker niet somber van toon. Integendeel: de paus roept op, om temidden van deze zee van problemen het getuigenis van het Evangelie te geven. Hij herhaalt zijn oproep uit zijn brief ‘De vreugde van het Evangelie’, waarin hij hij alle Christenen oproept een nieuw hoofdstuk van evangelisatie te beginnen en de vreugde van het Evangelie uit te dragen. Hij zegt: “Zoekt naar nieuwe wegen voor de weg die de Kerk de komende jaren moet gaan!”
Ons huisje in Dysselsdorp
Een dezer dagen ontdekte Simon-Pietro en Annalise, vlak voordat ze naar bed wilde gaan, een schorpioen. Niet een zwarte met grote voorpoten en een kleine staart (van wie de beet pijnlijk is, maar ongevaarlijk), maar de dodelijke schorpioen met een lange staart. Hieronder een foto van dit beestje – na zijn dood – van zo’n tien centimeter. In een huis met kleine kinderen (Michelle is 1 ½ jaar en Sophia 3 jaar), houden we ons hart vast!
Een ongewenste gast…
Toch weten we dat mensen in Afrika wel ergere gevaren en ontberingen moeten doorstaan. Ook al leven we van de Voorzienigheid, zonder vaste bron van komsten, in vergelijking met de leefomstandigheden van de mensen met wie we mogen leven, zijn we – in materiële zin – nog altijd ‘de rijken’. Dagelijks bezoeken we mensen in hun huizen, of in hun krotwoningen. Hoe armer de mensen zijn, des te gemakkelijker is het echter om met hen in contact te komen en met hen over hun leven en geloof te spreken. Vaak sluiten kinderen zich bij onze tocht aan, zodat we na een tijdje met een hele stoet kinderen van huis-naar-huis trekken. In de allerarmste wijken is het meer dan eens, dat men ons bijna smeekt om ook weer terug te komen. Niet omdat we geld of goederen uitdelen – dat doen we niet -, maar omdat een bezoekje, waarin we ons leven met elkaar delen en getuigen over ons geloof, als een schat is, waar arme mensen blijkbaar blij mee zijn. Pastoraal gezien, zou je zeggen, een ideale werkplek! Maar we beseffen dat het ons niet mag gaan om succes of aantallen; daar waar de Heer ons zendt, zullen we naar de ‘nieuwe wegen’ moeten zoeken om mensen de rijkdom van Gods liefde te laten ontdekken.
huisbezoek in een shanti-town
GODS PLAN
Wie mij een beetje kent, weet dat ik een ‘man van de agenda’ ben: iemand die graag alles plant en regelt. Ook hier in Zuid-Afrika probeer ik de katechese zo goed mogelijk voor te bereiden en niets aan het toeval over te laten. Maar God spot met mijn plannen. In de parochies waar ik het meest aan huisbezoeken heb gedaan, waar we honderden flyers hebben uitgedeeld, getuigenis hebben gegeven tijdens de zondagse vieringen, komen nauwelijks mensen naar de katechese. ’t Lijkt alsof niets werkt. En terwijl we als team de moed in zo’n parochie bijna hebben opgegeven, komt er op een morgen een zuster naar ons toe en vraagt ons of we het groepje vrouwen, aan wie ze twee keer per week naailes geeft, aansluitend aan de naailessen geen katechese willen geven. Vrouwen van allerlei kerkgemeenschappen, die we nog nooit ontmoet hebben, waarvoor we niets georganiseerd hadden, kunnen we nu de katechese geven, waarvan we weten dat ze het leven van mensen kan veranderen. Het is alsof God mij telkens weer mijn plannen afneemt, maar er iets beters voor in de plaats geeft. Aan het einde van de katechese-bijeenkomsten nodigen we de mensen uit voor een ‘conviventie’ (een soort retraite van een weekend) in een mooie accomodatie, hetgeen echter 28,- euro per persoon (voor het hele weekend) kost. De meeste mensen kunnen slechts een kleine bijdrage betalen, zodat we aan het einde van het weekend met een schuld van 500,- euro achter blijven. Maar wie weet: het is niet de eerste keer dat vrienden uit Nederland de helpende hand hebben toe gestoken!
Dames die naailes volgen, maar ook naar Gods Woord willen luisteren.
De afgelopen twee jaar heb ik niet alleen als lid van ons missieteam, in heel wat parochies katechese mogen geven, maar was ik vaak ook assistent-priester in de parochie of plaatsvervangend pastoor. Nergens kon ik echter de parochie ‘organiseren’ zoals ik dat gewend ben geweest: ik ben immers maar een gast voor enkele maanden. Maar overal mocht ik zien dat er talloze mogelijkheden zijn om Gods Woord te verkondigen, ook als je niet ‘alles kunt organiseren’. Het is voor mij een teken van hoop, dat ik – waar ik ook werkzaam zal zijn in Limburg – mag weten dat de Heer voor me uitgaat: ik hoef zijn voetstappen maar te volgen!
Het meisje in het midden is vier maanden zwanger…
AIDS
Welke rol speelt het geloof (en de Kerk) in een gemeenschap waar geweld en armoede hand-in-hand gaan? In de vorige nieuwsbrief heb ik een foto van een brug met de naam van één van de bendes – ‘the Americans’ – laten zien. Hieronder een graffiti van een andere – meer beruchte – bende, de ‘26’, berucht vanwege de diefstallen die ze plegen. Op deze graffiti hebben ze de ‘U’ en’A’ tussen de 2 en de 6 geplaatst, hetgeen staat voor ‘Uggly Americans’. De ‘27’ is de bende die het niet schuwt om wapens te gebruiken, terwijl de ‘28’ het beruchtst is, omdat zij er niet voor terug schrikt om vrouwen en mannen (!) te verkrachten als teken van hun overmacht.
Tijdens één van mijn bezoekjes aan mensen die in shacks leven (of beter gezegd: ‘slapen’, want ‘leven’ doet men buiten deze kleine woningen), ontmoet ik vier bewoners die allen lid zijn van een Pinksterkerk. Op mijn vraag welke plaats God in hun leven inneemt, vertelt één van hen dat hij lid is geweest van de ‘26’. Twee keer is hij daardoor in de gevangenis terecht gekomen, en toen hij voor de tweede keer werd vrij gelaten kwam hij in aanraking met de kerkgemeenschap, waar hij zich nu thuis voelt. Hij heeft zich los gemaakt van de ‘26’ en leeft nu van een aanzienlijk geringer inkomen als dagloner, dan hij als crimineel ‘verdiende’. Tot
Overal kom je ze tegen: de ‘handtekening’ van bendes. De ‘2’ van ‘28’ staat aan de achterkant van deze meterkast. De jongens zijn overigens geen leden van deze bendes.
mijn verbazing bekent een andere bewoner dat hij nog altijd lid is van de ‘26’. Als ik hem vraag wat hij en zijn ‘clubgenoten’ zoal doen, vertelt hij dat hij vaak met zijn ‘vrienden’ samen komt, dat men praat, een biertje drinkt, zoals iedereen. Als ik hem vraag of de ‘26’ niet bekend staat vanwege criminele activiteiten, ontkent hij dat niet. Hij weet dat zijn leven niet ideaal is, maar wie heeft een leven dat ideaal is? Ik vraag hem of hij gelukkig is bij de ‘26’, en hij antwoordt: “Niet altijd”. “Wanneer niet?” vraag ik hem. “Als er slechte dingen gebeuren..”. Ik vertel hem dat God van hem houdt, wat hij ook doet, maar dat God méér voor hem kan doen, als hij zich ook tot Hem keert. ’t Wordt een getuigenis over ‘God die liefde is’ en deze ‘boef’ luistert met een open hart. Hij zegt dat hij naar de katechese wilt komen luisteren, net als twee andere ex-leden van de ‘26’ die momenteel komen luisteren. Blijkbaar is het gemakkelijker met een boef over God te spreken en deze uit te nodigen om naar de katechese te luisteren, dan zovele anderen bij wie ik de afgelopen 27 jaar als priester vaak zo moeilijk ‘kon binnen komen’. Dysselsdorp is aan het begin van de Apartheid als plek aangewezen voor de kleurlingen. Ze moesten Oudtshoorn (de grotere stad) verlaten en 40 kilometer verder in de woestijn gaan wonen. Hier was het alleen de Katholieke Kerk die het voor deze mensen opnam. Duitse paters en zusters bouwden er niet alleen een kerk, maar ook een school, een ‘Kolping huis’ (voor het leren van ambachten aan de mensen), een ‘Jeugdkamp’ (waar men groepen kon ontvangen en met de jeugd activiteiten kon ondernemen), een ziekenhuis en huisjes voor de mensen. Toen deze mensen letterlijk met niets de woestijn werden in gestuurd, was het de Kerk die zich over hun lot ontfermde. Iets dergelijks zie ik vandaag de dag nog altijd gebeuren, onder andere in Bridgton (de wijk van de arme kleurlingen en zwarten) in Oudtshoorn. Nog altijd wonen in Oudtshoorn ‘de witten’ in de mooiste, duurste wijk. Je zult er nauwelijks een kleurling aantreffen. Bridgton is
echter een township, waar je een hele andere wereld binnen wandelt. Net zoals in Dysselsdorp wonen hier in kleine huisjes vaak zes à tien mensen, is de werkeloos groot, evenals het alcoholgebruik, de criminaliteit en alles wat een mens laat lijden. Maar wie zijn de echte armen? Als mensen – die in materiële armoede leven – mij spreken over hun geloof, en ik hen – op mijn beurt – vertel over de ‘rijke mensen van Nederland’ die hun kerken sluiten, en hen vervolgens vraag wie het rijkste is, is hun antwoord altijd: “Wij!” Neemt niet weg dat hun lijden vaak groot is. Een uurtje geleden (op het moment dat ik dit schrijf), kom ik net terug uit ‘de Bokraal’ (de armste wijk van Dysselsdorp). In een één-kamer-huisje van vier bij vier meter, woont een echtpaar met vier kinderen. Ze slapen samen in twee bedden. Vader en moeder hebben beiden Aids. Hij is bang om dood te gaan, zo vertrouwt hij ons toe. Hij is alcoholist, evenals zijn vrouw. ’t Lijden heeft altijd een geschiedenis. Zijn stiefvader heeft zijn moeder dood geschoten, toen hij 28 jaar jong was. Nu is het zijn beurt – zo laat hij ons weten – om deze moordenaar te doden. Het is één van de talloze verhalen die ik dagelijks te horen krijg. Wat kun je doen? Wat kun je zeggen? Telkens weer geconfronteerd met een onoverzienbare hoeveelheid lijden, blijkt een Woord van geloof echter een wonderlijke balsem te zijn voor een ziel die al zoveel heeft moeten doorstaan. En terwijl Christus verkondigd wordt, ‘verschijnt’ Christus in ons midden, schenkt Hij ons zijn vrede en kunnen we – hoe vreemd het misschien ook klinkt – deze vrede werkelijk toelaten in onze harten. TWEE WERELDEN Het is alsof ik in twee werelden leef. Als ik het nieuws in Nederland via internet volg, lees ik: Nederlanders lopen van alle inwoners van de Europese Unie het minste gevaar op armoede of sociale uitsluiting. Dat meldde het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) maandag. Nederland staat daarmee bovenaan de Europese ranglijst. Armoede is hierbij gedefinieerd als een inkomen van minder dan 60 procent van het doorsnee inkomen in een land. Sociale uitsluiting ontstaat als mensen niet kunnen beschikken over duurzame goederen als een auto, kleurentelevisie, wasmachine of telefoon. Als ik dat vergelijk met de mensen die hier wonen, zie ik: – mensen die werkloos zijn en geen enkele uitkering ontvangen; – bijna niemand is hier in het bezit van een auto; – miljoenen mensen in dit land leven zonder aansluiting op het electriciteitsnet of op de watervoorziening, terwijl men het vaak met één toilet en kraan moet doen voor zes woningen…
Eén van de ontelbaar armen. Ze is 37 jaar oud, woont hier al 17 jaar, met vier kinderen, zonder aansluiting van water, zonder electriciteit.
Als ik vervolgens de brief van paus Franciscus (‘de vreugde van het Evangelie’) lees, waarschuwt deze voor een ‘globalisering van onverschilligheid ten opzichte van de armoede’. Hij schrijft: ‘Zonder dat we het wellicht in de gaten hebben, eindigen we ermee niet meer open te staan om medelijden te hebben met de kreet van de armen, om te huilen met andersmans leed, en de noodzaak te voelen de armen te helpen, alsof dit alles de verantwoordelijkheid van anderen is en niet van ons. De cultuur van welvaart doodt ons; we worden enthousiast als de markt ons iets nieuws aanbiedt om te kopen, en te zelfdertijd slagen al degenen die achterblijven er niet in, ons tot actie te bewegen.’ Eerlijk gezegd, vind ik het heel moeilijk om goed om te gaan met de armoede, waarmee ik hier dagelijks wordt geconfronteerd. Als ik aalmoezen geef, ben ik als een Sinterklaas die geen stap meer buiten de deur kan zetten, zonder omringd te worden door mensen die bedelen om geld. Maar hoe geloofwaardig is het verkondigen van het Evangelie, als je de arme met een lege maag achterlaat? Nog belangrijker dan het al dan niet geven van aalmoezen (iets wat aan de ‘buitenkant’ kan blijven), is mijn ‘binnenkant’. Wat dat betreft ben ik blij met de e-mail die ik van mijn klasgenoot Bert van Megen ontving, kort na zijn bisschopswijding. Schrijvend over zijn taak als nuntius in Soudan, zegt hij: ‘Het werk vraagt vaak veel geduld, begrip en liefde. Recht doen aan mensen is niet altijd makkelijk, omdat het vaak betekent dat ikzelf een stapje terug moet doen, opdat die ander er ook mag zijn.’ Dagelijks besef ik hoe moeilijk het is dit ‘stapje terug’ te zetten. Graag wil ik ‘vooruit’, maar het is maar de vraag of mijn ‘vooruit-gaan’ ook een ‘vooruitgang’ is. Het is en blijft een hele klus om – zoals Bert het zei aan het eind van de bisschopswijding – onze opdracht waar te maken en weer een dienende Kerk te worden; een Kerk die de voeten van de mensen wast. Mijn verleiding is het vaak om mensen de ‘oren te wassen’ in plaats van hun voeten. Een ‘aalmoes van liefde’ (ongeacht of die nu financieel of immaterieel is) daarentegen zal niet alleen de ontvanger, maar ook de gever tot zegen zijn. De armen hier in Zuid-Afrika zijn dat voor mij een heel bijzondere manier. Terwijl ik niet weet hoe ik hen in hun armoede werkelijk nabij kan zijn – mijn liefde is nog altijd verziekt met zoveel eigenliefde -, laten zij mij in hun eenvoud zien wat het wil zeggen, ‘een stapje terug’ te moeten doen. Hun armoede laat mij vaak beschaamd staan, terwijl hun Godsvertrouwen voor mij een aanmoediging is om iedere dag weer Hem te volgen, die voor mij ‘een stapje terug’ heeft gezet. Morgen vieren we het feest van Christus’ Hemelvaart, als Jezus zijn leerlingen uitstuurt om zijn getuigen te zijn tot aan het uiteinde van de wereld. Mag ik jullie om gebed vragen? Dat ik hier, ‘aan het einde van de wereld’, in alle eenvoud zo’n getuige mag zijn. Ik bid ook voor jullie: om de vreugde van het Evangelie. Alle goeds, p.s. Wie ons wil helpen om het bezinningsweekend te betalen, dat we met de mensen van Dysselsdorp komend weekend willen houden: een bijdrage kan worden overgemaakt op Ibannummer NL15 INGB 0001.45.24.22 t.n.v. J.Kreuwels o.v.v. ‘missie Zuid-Afrika’, waarvoor onze hartelijke dank!
26e NIEUWSBRIEF uit Zuid-Afrika, 1 juli 2014
Beste vrienden,
Bij deze een laatste ‘nieuwsbrief’ uit Zuid-Afrika. Mijn tijd van ‘itineranatie’ (missie) zit er bijna op. De mail die ik van Mgr.Schnackers ontving, liet daar geen twijfel over bestaan: “Nadat je was toegestaan om één jaar in Zuid-Afrika te verblijven, is er op jouw verzoek nog een tweede aan toegevoegd. Maar nu gaan we ervan uit, dat je terugkeert.” Ik zal ‘terugkeren’en afscheid moeten nemen van Afrika, waar ik een wonderlijke tijd mocht doorbrengen. Ik hoop dat de ervaringen die ik hier heb mogen opdoen, mij helpen om ook in eigen land als priester dienstbaar te zijn.
Bye, bye, Africa…
OP WEG
Begin juni lezen we dagelijks in de H.Mis over de reizen van Paulus. ’t Is als een reisgids, waar we ons goed in herkennen. Op de dag dat ons missiegezin voor enige tijd terug moet gaan naar Rome, spreekt de lezing over het afscheid dat de mensen van Efese moeten nemen van Paulus, die ze uitgeleide doen naar zijn schip. Ook hij is op weg naar Rome. Piotr – mijn socius – gaat half juni terug naar Europa. Zijn tijd van itinerantie zit erop en hij is geroepen door de bisschop van Brussel om diaken gewijd te worden. Op het laatste moment blijkt er echter een ander bestemming voor hem te wachten: hij wordt naar Luxemburg gestuurd, waar de gemeenschappen van de Neokatechumenale Weg een priester hard nodig hebben. Ook Piotr blijft zo een ‘itinerant’, een man ‘op weg’. Zelf blijf ik nog een maand in het bisdom van Oudtshoorn.
Met ons zevenen (én de kleine in de buik van Annaliza) op weg, in de auto geschonken door vrienden uit Nederland.
Voordat Piotr echter terugkeert naar Europa, worden we gevraagd om voor twee weken naar Durban (aan de andere kant van Zuid-Afrika) te gaan, waar de seminaristen momenteel zonder priester zijn. Zo’n honderd kilometer ten noorden van Durban, wonen de seminaristen aan de rand van de jungle, waar de apen hen komen bezoeken, vanwege de vruchten die ze hier in de tuin vinden. Maar zelfs in de metropool Durban kom je deze apen tegen, die hun natuurlijke schuwheid hebben afgelegd in hun zoektocht naar voedsel.Durban is, met bijna 4 miljoen inwoners, één van de grotere steden in Zuid-Afrika. Momenteel wonen er – buiten India – de meeste Indiërs ter wereld. In het verleden is Zuid-Afrika verschillende keren van ‘eigenaar’ gewisseld. De Portugezen, de Nederlanders (de voorlopers van de ‘Afrikaner Boeren’) en de Engelsen hebben met geweld dit land in bezit genomen en elkaar bestreden. In de tijd van de Anglo-Boeren-oorlog (1899-1902) waren het de Engelsen die de concentratiekampen hebben ‘uitgevonden’. Hitler heeft hier zijn duivelse plannen afgekeken.
Verspreid over Zuid-Afrika waren er tijdens deze oorlog tientallen concentratiekampen. Hieronder een foto van een monument in een kleinere plaats (Howick), waar alleen al een paar honderd kinderen om het leven zijn gekomen…
Concentratiekampen, lang vóór de Tweede Wereldoorlog…
In hetzelfde plaatsje Howick werd Nelson Mandela in 1962 gevangen genomen, om vervolgens 28 jaar lang in gevangenschap te moeten doorbrengen. Apartheid lijkt het laatste slotaccoord te zijn geweest van eeuwenlange onderdrukking van zwarten en kleurlingen door de blanken. Zuid-Afrika is echter ook één van de weinige landen waar het einde van slavernij en onderdrukking niet gepaard is gegaan met een bloedbad, ook al zal er best nog een hele tijd overheen gaan voordat alle scheidsmuren zijn afgebroken.
Waarschuwingsborden, ten tijden van de Apartheid, voor’oerbewoners’…
JACOB
Terug in Dysselsdorp ontmoet ik bij één van m’n huisbezoeken Jacob. Hij vertelt me hoe God hem op een wonderlijke manier ‘tot de orde’ heeft geroepen. “Ik leefde voor mijn werk. Dat was mijn afgod. Op een boerderij, midden in de woestijn van de Karoo, werkte ik het grootste deel van tijd als dagloner. Mijn vrouw woonde met de kinderen in Oudtshoorn en zag me nauwelijks. Omdat ik me voor de volle honderd procent voor mijn werk gaf, klom ik al snel op tot opzichter, waardoor ik de andere dagloners niet alleen hun werk moest geven, maar ook hun loon moest uitbetalen. Onder hen waren er die jaloers waren op mijn positie, hetgeen op zekere dag bijna mijn dood betekende. Op een vrijdagnamiddag, toen iedereen zijn loon had gekregen, en sommigen – zoals gebruikelijk op de betaaldag – al door de alcohol beneveld waren, liep ik langs hen, omdat ik naar huis wilde gaan. Plotseling omsingelden ze me en kwamen met messen op me af. Ze staken me, waar ze maar konden, sloegen en trapten op me, en lieten me vervolgens voor dood achter. Toen na een tijdje de politie kwam, constateerde deze dat ik dood was, en met een lijkenwagen werd ik naar de lijkkamer van het ziekenhuis in George gebracht. Toen daar iemand me wilde klaar maken voor de koelcel, vond hij het vreemd dat mijn lichaam nog altijd warm was. Ik leefde nog altijd… Omdat men niet kon geloven dat ik al mijn verwondingen zou overleven, deed men niets, maar wachtte zeven dagen om te zien wat mijn lichaam zou doen. Ik overleefde. Men wilde een arm afzetten omdat de botten op meerdere plaatsen gebroken waren, maar ik protesteerde en vroeg of ze me niet toch wilde opereren. Twee jaar lang moest ik revalideren: weer leren lopen, spreken en mijn armen en handen gebruiken. Ik begreep dat God mij ‘uit de dood’ had terug geroepen en me zo een kans heeft willen geven mij te bekeren. Nu ben ik diaken bij de Apostolische gemeente en zie ik het als mijn roeping over de goedheid van God te getuigen. Ik ben weliswaar als gehandicapte afgekeurd, maar ik heb genoeg krachten om hout te kunnen verzamelen dat ik hier bij mijn huis klein hak en als brandhout verkoop, waardoor ik in mijn levensonderhoud kan voorzien. God is goed. Mijn leven behoort nu helemaal aan Hem!”
Jacob
WINTER
Terwijl Nederland zich mag verheugen over de zomer, begint het hier in Zuid-Afrika winter te worden. In het woestijngebied waar ik verblijf, is het overdag ‘aangenaam herfstweer’, maar zodra de zon ondergaat (rond half zes in de avond) daalt de temperatuur tot het nulpunt. In Dysselsdorp heeft bijna niemand verwarming in z’n huis, laat staan in de ‘hokken’, zoals de mensen hier hun krotwoningen noemen. Voor velen is het dan ook letterlijk kou lijden,waarbij ziektes zoals tuberculose nog meer kans krijgen dan gewoonlijk. Zojuist (zaterdag 21 juni) kom ik terug van de begrafenis van Ronelda, een meisje van vijf jaar. De laatste maanden heeft dit meisje tuberculose gekregen. Daar haar gezondheid al zwak was, heeft ze ’t niet overleefd. In Dysselsdorp leven zo’n 3000 kinderen onder de twaalf jaar, en ook al zijn het er zoveel: als een kind sterft komt de gemeenschap bij elkaar. Men bezoekt de familie thuis, heeft avonddiensten en bij de uitvaart – vanmorgen – waren zeker zo’n 150 aanwezigen, onder wie ook al de klasgenootjes van Ronelda. Hier houdt men de dood niet verborgen voor de kinderen. Samen gaat men na de Uitvaartmis naar het kerkhof, waar aan het einde van de dienst het graf door de mannen wordt dicht gemaakt. ’t Is ijskoud in de kerk en op het kerkhof, zoals het ook in de huizen ijskoud is, maar de warmte van mensen die elkaars leed dragen maakt veel goed. Wat zou ik graag iets van dit ‘met-elkaar-meeleven’ meenemen naar Nederland, waar mensen in hun verdriet en tegenslag zo vaak alleen staan.
In de Bokraal (de armste wijk van Dysselsdorp) kookt men ook in de winter buiten op een vuurtje van hout. Een gasfles (14,- euro) is voor deze mensen ‘onbetaalbaar’. Tachtig procent van de bevolking is werkloos, terwijl voor de meesten de enige uitkering bestaat uit 21,- euro per kind, per maand. Als men geluk heeft, vindt men nog werk bij een boer, maar ook daar ontvangt men voor het werk van zes uur in de ochtend, tot zes uur in de avond, welgeteld 7,- euro. Eerlijk gezegd blijf ik me, bij het zien van deze armoede, uiterst ongemakkelijk voelen, ook al mag ik me – wat het verdragen van de kou betreft – een beetje als ‘één van hen’ beschouwen. ’t Laat me de luxe zien, die ik altijd in Nederland mocht ervaren, waar de verwarming automatisch aanspringt als de temperatuur onder de 15 graden komt. ’t Heeft iets primitiefs, maar ’t is wel effectief, om het voorbeeld van de mensen hier te volgen: ’s avonds maak je een vuurtje voor je huis (waar je je bij warmt) en vervolgens neem je de warme houtskool op een plaat mee naar binnen, waar de gloeiende kolen de kou van de nacht breken.
Maar ik blijf ‘de rijke witte’ en ’t verschil is dan ook ongelooflijk. Als ik zie hoe zes mensen leven in een ‘hok’ van 4 x 5 meter, zonder electriciteit, gas of stromend water, besef ik hoe ik nog altijd bij die ‘andere wereld’ hoor, waar er zoveel overvloed is. Een overvloed die echter ook oproept tot barmhartigheid. Met de giften die ik van jullie mocht ontvangen, tekens van jullie barmhartigheid, kan ik mensen die in de grootste nood leven helpen. Ik koop er voedselbonnen mee en geef deze aan hen, die het meest in nood zijn, zodat men in de
plaatselijke levensmiddelenwinkel kan kopen waar men het meest behoefte aan heeft. Tegelijkertijd besef ik dat dit niet mijn primaire taak is. Temidden van alle materiële armoede mag ik hen, en zij mij, versterken in het geloof dat een Blijde Boodschap is, en waarvan ik zie dat dit de harten van mensen kan verwarmen, ook als men uiterlijk kou lijdt en de lichamen van velen vaak uitgemergeld zijn.
HIV EN TUBERCULOSE…
Voor veel mensen is het een taboe om te zeggen dat je HIV of Aids hebt. Het roept immers vragen op ‘hoe’ je dit hebt gekregen. En in plaats van meeleven, ontvang je het stigma van ‘eigen schuld’ door een al te vrije levenswandel. Mensen geven dan ook eerder een andere ziekte op dan de feitelijke ziekte die ze hebben. Vaak hoor je dat iemand gestorven is aan tuberculose. Soms is dit ook waar, maar wat niet gezegd wordt, is dat er een andere ziekte aan vooraf is gegaan… Sommigen willen niet behandeld worden, bang dat hun ziekte bekend zal worden bij familie en vrienden. Zo zijn er ook tieners die Aids hebben, en die in het geheim naar de dokter gaan voor medicijnen, terwijl hun ouders menen dat het om een meer onschuldige ziekte gaat, of helemaal nergens van weten.
Een sociaal werker vertelt:“Zelf begeleid ik in Dysselsdorp zo’n 500 patienten met HIV. Hoeveel mensen in Dysselsdorp deze ziekte hebben, weet ik niet, maar ik schat tussen de 1000 en 2000 (van de ongeveer 14.000 inwoners hk). Eén van hen is een meisje van 14 jaar. Haar moeder en oma voeden haar op, maar ze hebben mij nooit willen vertellen wat er gebeurd is. Ik begeleid dit meisje nu al een lange tijd en uiteindelijk kwam het hoge woord eruit: ze is tussen haar zevende en tiende levensjaar misbruikt door haar stiefvader. Haar moeder wilt hier niet over spreken en er is dan ook nooit een aanklacht tegen deze stiefvader ingediend. Het meisje leeft bij haar oma en ze wilt – begrijpelijk – niet haar eigenlijke huis… Nu op school bekend is dat ze HIV heeft, wordt ze gemeden door haar klasgenootjes en is haar situatie nog hopelozer geworden. Toen ze lichamelijk snel achteruit ging, vroeg ik haar oma of ze er ook op toezag dat haar kleindochter de medicijnen slikte, hetgeen niet het geval bleek te zijn. Onder de matras van haar bed, vonden we de medicijnen van de afgelopen maanden terug… Ze wilt niet meer leven en het niet slikken van haar medicijnen staat gelijk met zelfmoord. Het is maar één van de gevallen, waarvan de buitenwereld vaak niets weet, en waar zo gemakkelijk een oordeel over geveld wordt: ‘ze hebben ’t aan zichzelf te danken’. ”
TERUG NAAR NEDERLAND
Als er niets tussen komt, land ik 15 juli op Schiphol, om vervolgens in de stadscluster van Kerkrade aan de slag te gaan. Ik ben gevraagd om als pastoor in Chevremont en Haanrade en assistent in Kerkrade-centrum te gaan werken, samen met de deken van Kerkrade, in een federatie-in-oprichting, die uiteindelijk zes kerken moet gaan omvatten. Vier kerken zijn in dit gebied al gesloten, zoals op zoveel plaatsen in Nederland, waar de Kerk kleiner wordt en we naar nieuwe wegen moet zoeken. De afgelopen twee jaar zijn voor mij een tijd geweest om de oude vertrouwde paden voor een tijdje te verlaten en te zien hoe de Kerk wereldwijd wegen gaat, die ook voor ons, in Nederland, misschien een hulp kunnen zijn. Bij de priesterwijding van Alejandro zei onze bisschop: “Nederland is zelf een missieland geworden, afhankelijk van de wereldkerk. We willen niet langer in zelfgenoegzaamheid de ramen gesloten houden. Maar onze ramen zijn nu open gezet, opdat de bezieling uit vele delen van het Zuidelijk halfrond nu in onze richting kan komen. Juist in onze tijd ligt het voor de hand dat we de vitaliteit en de universaliteit van de wereldkerk tot ons toelaten”.
Ik heb het de afgelopen twee jaar als een bijzonder geschenk ervaren om iets van die Wereldkerk te mogen zien en de vitaliteit ervan te mogen proeven. Voor mij is Afrika inderdaad een continent van Hoop geworden. Ik heb er mogen zien hoe de Heer zijn Kerk leidt, ongeacht de moeilijkheden die er ook hier in dit land zijn; een land waar geloven enerzijds zoveel natuurlijker is als in Nederland, maar waar men anderzijds ook moet zoeken hoe dat kostbare geschenk van ons geloof te midden van allerlei moeilijkheden te laten groeien. ‘Terug naar Nederland’ is dan ook een een nieuwe uitdaging. Missionaris-in-eigen- land zijn, is een uitdaging, maar gelukkig wel vanuit het vertrouwen dat het uiteindelijk Christus zelf is die Zijn Kerk leidt en ons beloofd heeft bij ons te zijn ‘tot het uiteinde der aarde’. Voor mij is dat ‘uiteinde der aarde’ momenteel Nederland, waar ik jullie hoop weer snel, gezond en wel, te mogen begroeten. Voor allen die de missie in Zuid-Afrika de afgelopen twee jaar financiël hebben ondersteund: hartelijk dank! Dank vooral voor jullie gebed, waar ik op mocht rekenen, en waarin we – ondanks de grote afstand – steeds één mochten zijn. Moge de Heer ons zijn rijke zegen blijven schenken.
fr.hans
Goede God,
Aangekomen op een nieuw kruispunt in mijn leven
kijk ik terug op de weg die achter mij ligt
en ik zie ik hoe U er altijd voor mij hebt willen zijn.
Ja ook toen ik bijna verdronk,
was U er die mij iemand zond om mij te redden.
U bent het die mij niet in de golven van mijn zonden
ten onder hebt willen laten gaan,
maar mij hebt gered en op weg gezet om van U te getuigen.
Toen ik in het ziekenhuis lag en niet meer kon lopen,
begreep ik dat U het bent – en U alleen –
die mij op weg stuurt en laat leven.
Op de kruispunten van mijn leven,
als een kruis mij soms de moed benam,
liet U me zien dat U er bent.
U hebt mij deze wonderlijke tijd in Afrika geschonken.
Een tijd waarin ik vrij van de zorgen van het ‘gewone parochiewerk’,
Uw Blijde Boodschap aan de mensen mocht verkondigen;
in alle eenvoud, zonder grootse resultaten,
soms ogenschijnlijk zelfs zonder zin.
Maar ik ben blij,
omdat ik juist met de mensen die ik hier mocht ontmoeten,
het geloof mocht delen,
dat zin en richting geeft, ook aan mijn eigen leven.
Ik dank U vooral voor de allerarmsten die ik mocht ontmoeten
en die in al hun gebrokenheid, zo dicht bij U staan.
Zij zijn voor mij een aansporing om ook mijn eigen gebrokenheid te accepteren
en me daarmee meer aan U toe te vertrouwen.
Hoe vaak bleef ik niet staan aan de buitenkant van het leven,
bezig met zoveel dingen, die ogenschijnlijk zo belangrijk zijn?
Hier in Zuid-Afrika mocht ik zien
hoe er een weg naar binnen is,
juist als alle ‘buitenkant’ wegvalt.
Ik dank U God voor de mensen die mij hebben genomen, zoals ik ben:
en dat is al een wonder op zich…
Ik dank U voor de mogelijkheden die U mij schonk
om over u te spreken en van Uw Liefde te getuigen.
Ik dank U dat ik U dichtbij me mocht weten als U tot mij sprak
door Uw Woord, in de sacramenten en in de mensen om mij heen.
Goede God, nu ik terug moet keren naar Nederland,
is er angst voor het onbekende,
twijfel of ik er wel mijn roeping kan vervullen.
Ik breng ’t bij U, want ik geloof:
U bent een God die van mij houdt zoals ik ben.
Ik vraag U: help me om vanuit dit geloof m’n weg te vervolgen.
Waarheen die me ook leidt.
U zult er zijn.
Dat is genoeg. hans