Geliefde broeders en zusters, dierbare medegelovigen,
Het is heel gebruikelijk dat scholen, overheden en bedrijven van tijd tot tijd hun activiteiten willen opwaarderen. Er wordt gestreefd naar verbeteringen, naar een grotere intensiteit. Ook wij als gemeenschap van mensen die in Jezus geloven, willen onszelf onderzoeken om ons geloof in Hem bewuster en met meer vrucht te beleven.
Daarom willen we de band met Jezus aanhalen. We kunnen toch moeilijk zeggen dat we geïnspireerd zijn door iemand die we nauwelijks kennen? In deze voorbereidingstijd op Pasen willen we stilstaan bij de vraag: wie is deze Jezus, naar wie ik me christen noem? Wat betekent Hij voor mij? Hoe kan Hij mij tot voorbeeld zijn?
Wie denkt dat de veertigdaagse vasten een sombere tijd moet zijn, wordt vandaag uitgenodigd om zijn mening bij te stellen. Want eigenlijk zijn we vanaf Aswoensdag op weg naar een groot feest: het feest van Pasen. Pasen is het perspectief, ons reisdoel.
Daarom wordt op deze tweede zondag van de vasten het verhaal voorgelezen van de verheerlijking van Jezus op de Berg Tabor, als een aankondiging van dat grote feest. Jezus, Mozes en Elia laten zich in al hun heerlijkheid aan de leerlingen zien.
Het is een overweldigende gebeurtenis. “Laten wij hier drie tenten bouwen,” roept Petrus uit. “Dit moet altijd zo blijven. Deze gelukervaring mag niet meer ophouden!”
Jezus laat zijn beste vrienden dit moment beleven, zodat hun geloof niet door twijfel of teleurstelling wordt neergeslagen, maar ze altijd hoopvol de weg naar Pasen mogen gaan. Verlangen we er niet allemaal naar om – al is het maar even – in onze geloofsbeleving zo’n geluksmoment door te maken?
De veertigdagentijd staat ook symbool voor onze eigen levensreis. Het perspectief waarheen ons leven onderweg is, kan ons snel ontgaan. Omdat we bij het ogenblik leven, met alles wat ons in beslag neemt en wat onze aandacht opzuigt.
Zelfs Jezus kent die bekoring van het alledaagse leven. Daarmee ondergaat Hij dezelfde spanning die wij dagelijks ervaren: het gevoel dat we naar twee kanten getrokken worden. Wij dreigen dan snel over te gaan tot goedkope compromissen of het goedpraten van af te keuren gedrag.
De eerste vastenzondag stond in het teken van die bekoringen. “Je kunt van stenen brood maken,” hield de verleider Jezus voor. Dat wil zeggen: “Wij kunnen voor onszelf gaan leven, voor eigen gewin en voordeel.” Of: “Ik heb jou niet nodig. Ik wil niet afhankelijk zijn.” We praten het ook goed: “Ieder voor zich en God voor ons allen.” Maar de apostel Paulus leert ons: “Niemand leeft voor zichzelf alleen.”
“Waarom een God boven je dulden?” is vervolgens de ingeving van de verleider. “Maak jezelf toch tot je eigen God.” Het is een vaak gehoord gezegde in een wereld die van God los is. Daarom plaatste de verleider Jezus bovenop de tempel. Worden wij niet allemaal dagelijks beïnvloed door de bekoring om onze eigen god te zijn?
Tenslotte adviseerde de duivel aan Jezus: “Kies toch een weg die succesvol is.” Alle rijken van de wereld worden Jezus in het vooruitzicht gesteld als Hij de waarden van de duivel overneemt.
“Je kunt je levensdoel bereiken door de christelijke waarden van integriteit en oprechtheid voorop te stellen. Maar het gaat sneller via corruptie, met leugens of bedrog,” zo wil de satan ons leren.
Ondanks deze aantrekkelijke perspectieven heeft Jezus aan geen van deze bekoringen toegegeven. Daarmee heeft Hij het kwaad ontmaskerd, dat in de wereld de macht wil grijpen. Daarom wil het kwaad niet anders dan dat Jezus moet sterven.
Dit vooruitzicht van zijn lijden en dood heeft Jezus, voorafgaand aan het beklimmen van de Berg, aan zijn leerlingen verteld. Dat heeft hen onzeker, ja zelfs moedeloos gemaakt. Petrus leest Jezus daarom de les. “Zo niet, Heer.” Maar Jezus weerstaat ook Petrus door naar de bekoringen van de satan te verwijzen, die vaak aan zoveel menselijke overwegingen ten grondslag liggen.
Jezus wil niet dat de apostelen door de aankondiging van Zijn lijden in totale verwarring raken. Hij wil bewerken dat de apostelen na die pijnlijke gebeurtenissen van lijden en dood de verheerlijking voor ogen houden. Daarom voert Hij hen de Berg op, zodat ze Hem daar als de verheerlijkte Zoon van de hemelse Vader leren kennen. Zo wil Jezus bewerken dat in het uur van de grote beproeving de leerlingen toch hoopvol blijven, omdat na Zijn dood die nieuwe werkelijkheid aanbreekt.
Na Goede Vrijdag volgt dus Pasen, maar geen Pasen zonder Goede Vrijdag. Het woord ‘kruis’ van Goede Vrijdag kan in onze oren negatief en ontmoedigend klinken. Maar het woord ‘kruis’ staat voor trouw aan de waarheid en voor de volgehouden liefde, waaraan wij allemaal behoefte hebben.
Bovendien is het hoopvol dat, daar waar deze liefde van Jezus onze mensenharten bereikt, wij veranderen tot in het diepst van ons wezen en we ophouden om voor onszelf te leven, om ons als een eigen god te gedragen of om toe te geven aan bedrog of ander kwaad. Dat is wat wij nodig hebben voor ons dagelijks leven. Zó mogen wij nu al een Pasen ervaren.
Vandaag laat Jezus in een oogwenk oplichten dat zijn kruisweg zegen brengt: “God gaat niet in zee met het kwaad, want dat brengt alleen onheil. God kiest voor de waarheid en verzet zich tegen de leugen. Gods liefde voor de mens brengt leven, eeuwig leven. Daarom liet God Zijn Zoon mens worden en wekte Hem na Zijn kruisdood op Paasdag weer tot leven.”
In deze veertigdagentijd willen wij stilstaan bij het hoogste gebaar van Gods liefde. Gods Zoon heeft zijn leven voor ons gegeven. Al lijkt de liefde in zoveel harten soms te doven, zij dooft niet uit in Gods hart. Daarom moeten we er iets tegenover plaatsen: onze eigen trouwe liefde in gebed, in sacramentenontvangst en in een grotere liefde voor de naaste.
Daartoe roept elke vastentijd ons weer op. Zo kunnen we ons christen-zijn intensiveren. Dan helpt Pasen ons vooruit en worden wij er betere mensen van.
Roermond, februari 2018
Mgr. Hub Schnackers,
diocesaan administrator